Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 462]
[p. 462]

CLXXVIII Brvylofts-dicht, Ter Eeren
Adriaen vanden Heeden, Ende Christyna Gerrits Westerhofs

I: 563-567

Stichtelijk gelegenheidsgedicht, geschreven in het voorjaar van 1618. Het bruids-paar Vanden Heeden-Westerhof was ondertrouwd op 10 april 1618 en huwde op 1 mei. Zie Van Eeghen 1968b en Memoriaal, blz. 163. Een privé-druk voor de bruiloft is niet bewaard gebleven.

Beginregel: O ongeboren GOD! drievuldigh onverscheyden,

Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622 III: 28-32; Kalff 1890: 534-537; Knuttel 1929: 370-373; Van Rijnbach 1944: 305-309.

Omvang: 122 vzn. Meer dan de helft van dit gedicht ontleent z'n stof aan het Genesis, het laatste deel houdt zich bezig met het bruidspaar.

Versvorm: gepaard rijmende alexandrijnen, om en om slepend en staand.

Rijmschema: a a b b c c d d enz. Alleen in de vzn. 91-94 zijn er twee paar staaande rijmen achter elkaar.

 

3 voor eeuwigh, en voor Tijt: vóor er sprake was van eeuwigheid en tijd.

12 De boven sangh: Er wordt dus gedacht aan een tweestemmig lied, waarvan de dichter de lage, aardse stem ‘zingt’ en de engelen de hoge, hemelse stem.

15 al doen 't sommige lien: Kritische uitval tegen bepaalde theologen, die zich gedragen alsof ze in Gods geheimenissen zijn ingewijd.

16 Ick heb op Iacobs Leer: Toespeling op Gen. 28: 12: Ende hem droomde, ende siet, een leeder stondt op der aerden, die met den oppersten aen den Hemel raeckte, ende siet, de Engelen Gods clommen daer aen op ende neder.

24 Nae dat de groote GOD: Toespeling op Gen. 1: 2: Ende de Aerde was woest ende ledich, ende het was duyster op den afgront, ende de Gheest Godts sweuede opt water.

26 in ses verscheyde dagen: In Genesis 1 worden achtereenvolgens vijf scheppingsdagen genoemd, maar de dag dat God de mens schiep is de zesde dag; Gen. 1: 26-31. Bredero's woorden: Soo schiep hy voor het laetst (vs. 27) kunnen dus niet betekenen, dat dit nog na die zes dagen plaats vond; hij bedoelt alleen dat de mens als laatste geschapen werd.

29 Hy nam een klomp of kluyt: Toespeling op Gen. 2: 7: Ende God de Heere maeckte den mensche wt den klompe der Aerden: ende hy blies hem in, den leuendigen adem, in zijnen neuse, ende also wert de mensche een leuendighe ziele. Vgl. vs. 32.

38 Die tot een Coningh selfs van GOD was uytverkoren: Toespeling op Gen. 1: 28: Ende God segendese, ende sprack tot hen: Zijt vruchtbaer, ende vermeerdert v, ende vervullet de Aerde, ende maecktse v lieden u onderdaen: ende regeert ouer de visschen in de Zee, ende ouer de voghelen onder den Hemel, ende ouer alle ghedierte dat op Aerden kruypt.

[pagina 463]
[p. 463]

55 Hy vandse alle goed: Zie Gen. 1: 4, 10, 12, 18, 21, 25 en 31.

56 de Gade-Loose mensch: Toespeling op Gen. 2: 18: Ende Godt de Heere sprack: Het en is niet goet dat de mensche alleen zy: Ick wil hem een hulpe maken, die by hem zy.

57 De Schepper deed een slaep: Toespeling op Gen. 2: 21: Doe liet God de Heere eenen diepen slaep vallen op den mensche, ende hy ontsliep: ende nam een zijner ribben, ende sloot de stede toe met vleesche.

62 Dit 's been van mynen beenen: Toespeling op Gen. 2: 23: Doe sprack de mensche: Dat is een been van mynen beenen, ende vleesch van mijnen vleesche; men salse Manninne heeten, daeromme dat sy van den Manne ghenomen is.

68 Den Heyl'gen Echten-Standt: Toespeling op Gen. 2: 24: Daerom sal een man zijnen vader ende zijne moeder verlaten, ende aen zijnen wijue hanghen, ende sy sullen zijn een vleesch.

70 mocht wassen en vermeeren: Toespeling op Gen. 1: 28, zie bij vs. 38; ook Gen. 9: 1: Ende Godt seghende Noah ende zijne sonen, ende sprack: Weest vruchtbaer, ende vermeeret v, ende vervult de aerde.

74 Ghy set hem tegen 't Oost: Toespeling op Gen. 2: 8: Ende Godt de Heere plantede eenen Lusthof in Eden, tegent Oosten, ende settede den mensche daerin, die hy gemaeckt hadde.

75 Toch met een peen des doodts: Toespeling op Gen. 2: 17: Doch vanden boome der kennisse des Goets ende Quaets, en sult ghy niet eten: want in welcken daghe ghy daer van etet, sult ghy des doots steruen.

77 Maer List en Licht-geloof: Toespeling op Gen. 3: 1-6: Ende de Slanghe was listiger dan alle dieren op den velde, die Godt de Heere ghemaeckt hadde, en sprack tot der vrouwen: Ja, soude Godt gheseydt hebben: Ghy en sult niet eten van allerley boomen inden Lusthoue? Doe sprack het Wijf totter Slangen: Wy eten van de vruchten der boomen inden Lusthoue. Doch van den vruchten des booms midden inden Lusthoue, heeft Godt geseyt: Etet daer niet van, roert hem ooc niet aen, dat ghy niet en steruet. Doe sprack de Slange totten Wijue: Ghy en sult gheenderley wijse des doodts steruen: Maer Godt weet het, dat in welcken dage ghy daer van etet, so worden uwe ooghen geopent, ende sult zijn als Godt, ende weten wat goet ende quaet is. Ende dat Wijf sach aen, dat van dien boome goet te eten ware, ende lieflijck aen te sien, dat het eenen lustighen boom was, dewijle hy cloeck maeckte: ende nam van der vrucht, ende att: ende gaf haren manne oock daer van, ende hy att.

79 En dat was Adams val: Toespeling op Gen. 3: 6-24, speciaal 19: Int sweet ws aensichts sult ghy v broodt eten, tot dat ghy weder tot Aerde wort, daer ghy van genomen zijt: want ghy zijt Aerde, ende sult tot Aerde worden.

86 Beweeghlijck uyt syn borst om steets by haer te woonen: Gezien de renaissancis-

[pagina 464]
[p. 464]

tische opvattingen over de liefde is mogelijk een letterlijke betekenis bedoeld: zich uit zijn borst bewegende. (+)

94 In 't oosten niet gezaeyt: De woordspeling oosten/Westerhof vindt Gen. 2: 17; zie de aantekening bij vs. 74.

99 u disch mogen besluyten: Toespeling op psalm 128: 3: V wijf sal zijn als een vruchtbaer wijnstock, rontom in uwen huyse: uwe kinderen als de olyfspruyten, rondtom uwer tafelen henen.

107 't Is tegen mijn beroep: namelijk tegen mijn taak als voordragende dichter.

111 Geen moeden soo verlaen: Toespeling op Matt. 11: 28: Coemt tot my alle die vermoeyt ende beladen zijt, ende ick sal v verquicken.

122 En plant u eerste vrucht: De openhartige seksuele aansporing aan het slot van dit door de dichter voorgedragen bruiloftsgedicht wordt herhaald aan het slot van het feestlied. De vergelijking tussen het gedrag van de bruidegom tijdens de bruidsnacht en het planten van de meiboom lag des te meer voor de hand daar de bruiloft plaats vond op 1 mei.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken