Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historische grammatica van het Nederlands (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands
Afbeelding van Historische grammatica van het NederlandsToon afbeelding van titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.69 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

monografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historische grammatica van het Nederlands

(1987)–Cor van Bree–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

29 Rekking, verkorting en samensmelting van vocalen

In dit hoofdstuk noemen we nog enkele verschijnselen die te vangen zijn onder het hoofd rekking, verkorting en samensmelting van vocalen.

29.1. Ersatzdehnungen

Rekking van de vocalen bij verdwijnen van een volgende nasaal vóór stemloze fricatief.

Er zijn een aantal ontwikkelingen, in verschillende perioden te plaatsen, waarop de bovenstaande beschrijving toepasbaar is.

1.Zgn. Ersatzdehnung, alleen vóór stemloze velaire fricatief, in het Ggm.: ăηχ > ãχ; ĭηχ > ĩχ en ŭηχ > ũχ, met telkens lange genasaleerde vocaal. De lange genasaleerde vocaal blijft lange tijd bestaan, maar verliest tenslotte in de afzonderlijke talen, ook in in het Got., zijn nasalatie.
Voorbeelden uit het Got. zijn þāhta praet. bij þagkjan, brāhta praet. bij briggan en þūhta praet. bij þugkjan; in de infinitiefvorm is de korte vocaal met de nasaal vóór andere consonant dan stemloze velaire fricatief bewaard gebleven. De alternantie van vormen zonder nasaal met vormen met een nasaal is een indicatie dat de lange vocaal in þāhta, brāhta en þūhta inderdaad uit korte vocaal + nasaal is ontstaan, hetgeen door taalvergelijking wordt bevestigd: zo is þagkjan verwant met lat. tongēre. Uit dit voorbeeld blijkt ook dat de in het Ogm. geplaatste overgang van ŏ in ă (zie 14.4) inderdaad ouder is dan de in het Ggm. geplaatste Ersatzdehnung.
Andere got. voorbeelden zijn fāhan (lat. pangere), hāhan en þreihan, verwant met resp. ndl. vangen, hangen en dringen met nog de nasaal. In þreihan gaat de ī via ĭηχ op oeride. ĕnk terug, vgl. lit. trenkiù ‘met kracht stoten’. In het Ggm. vindt de overgang van ĕ in ĭ vóór nas. + cons. (zie 15.5) dus vóór de Ersatzdehnung plaats. Got. brāhta en þāhta corresponderen met ndl. bracht en dacht, waarin verkorting is opgetreden evenals in het mnl. docht (got. þūhta), got. fāhan en hāhan met mnl. vaen en haen met syncope van de oude χ. Naast bracht en dacht staan de ingweoons aandoende vormen brocht en docht, waarin de genasaleerde ã eerst tot ɔ̃ is geworden.
OPM. 1. De term Ersatzdehnung die voor deze ontwikkeling gebruikt
[pagina 144]
[p. 144]
wordt, is niet gelukkig. Hij suggereert dat eerst de nasaal verdwenen is en dat daarna als het ware ter compensatie de vocaal is gerekt. In werkelijkheid is er sprake geweest van één proces, waarbij tegelijkertijd door een assimilatieproces de vocaal verlengd is en de nasaal is omgezet in nasaliteit.
OPM. 2. Voor de vocaalalternantie in briggan - brāhta en de consonantafwisseling in dezelfde vormen en in þagkjan - þāhta en þugkjan - þūhta zie resp. 37.2.3 en 31.10.2.
2.Ersatzdehnung vóór stemloze labiale fricatief (reeds in 10.3 vermeld) in een latere (owgm.) periode in het ingweoonse noordwesten van het wgm. gebied: owgm. *fĭnf > *fīf > ndl. vijf, eng. five. Het Du. heeft die nasaal bewaard: fünf, evenzo het Noordgermaans: zweeds fem, en het Oostgermaans: got. fimf (beide met assimilatie van de n aan de wellicht nog bilabiale f).
3.Ersatzdehnung vóór stemloze dentale fricatief (þ, s) op een over het algemeen beperkter ingweoons gebied: owgm. *mŭnþ- gt; onl. *mūþ > ndl. muid(en) (in plaatsnamen), eng. mouth; owgm. *ŭns > onl. *ȳs > ndl. (dialectisch, o.a. zeeuws) uus, eng. us. De nasaal is bewaard in standaardndl. mond en ons, zo ook in du. Mund en uns. Deze ingweoonse ontwikkeling treffen we, zoals te verwachten was, ook aan in het Osa., het Ofri. en het Ags. (vgl. de eng. voorbeelden). Een mogelijk voorbeeld is ook diesdag voor dinsdag (zie krt. 14).
4.Recent en daardoor niet ingweoons lijkt de ontwikkeling van bijv. mens tot mẽs, met lange genasaleerde vocaal; een dergelijk genasaleerd tussenstadium moet ook voor de onder 2 en 3 besproken gevallen worden aangenomen.

29.2. Verkorting van vocalen

Verkorting van vocalen treedt op in het Onl. of Mnl.:

1.vóór χt (uit ouder χt of ft); vgl. bracht, dacht, dochte (zie hierboven onder 29.1), kocht (met χt uit ft bij kopen, een leenwoord uit het Lat.);
2.vóór andere consonantverbindingen en geminaten: vgl. elf (got. áinlif), vrint, vrunt naast vriend, vet(s) uit owgm. *fêttǝs (gen. sg.);
3.vóór m: vgl. blom naast bloem (got. bloma), verdommen naast verdoemen (got. domjan), jammer (mnl. jamer), immer (uit *iemēr), kommen naast komen.
[pagina 145]
[p. 145]

29.3. Samensmeltingen

Samensmelting van vocalen vindt plaats tengevolge van syncope van een χ (zie 31.3.3 en 31.3.4); bij gelijkheid van vocalen ontstaat een lange vocaal, anders een diftong die in het Mnl. ie oplevert: vgl. ndl. A, o.a. in Pekel-a (varianten E-dam, Krommen-ie), met got. ahva of mnl. vaen, haen met got. fāhan, hāhan; zien met got. saíhvan, Viestraat (in Utrecht) met got. faíhu, mnl. tien (monosyllabisch) met got. tiuhan. Naast vie komt vee voor, dat uit de verbogen naamvallen moet worden verklaard, bijv. de owgm. gen. sg. *fĕhĕs. Samensmelting vindt in ieder geval niet plaats wanneer de eerste vocaal ggm. ī (ndl. ei <ij>) of ăĭ (ndl. ei <ei>) is: gedijen (got. gaþeihan), mnl. tiën (bisyllabisch) (got. -teihan); vleien (got. þláihan).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken