Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historische grammatica van het Nederlands (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands
Afbeelding van Historische grammatica van het NederlandsToon afbeelding van titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.69 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

monografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historische grammatica van het Nederlands

(1987)–Cor van Bree–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 140]
[p. 140]

28 Invloed van de w op het vocalisme

28.1. Inleiding

De hieronder besproken ontwikkelingen zijn het beste in het Onl. te plaatsen. We onderscheiden vier gevallen:

1a.auslautende w na vocaal (zie 28.2)
1b.inlautende w na vocaal (zie 28.2)
2a.auslautende w na consonant (zie 28.6)
2b.inlautende w na consonant (zie 28.6)

De w moet voor de genoemde periode nog als bilabiaal worden opgevat. (Voor de rondende invloed van de w zie 25.1, voor de overgang van wĕ of wĭ na cons. tot œ̆ zie 25.1. OPM.)

28.2. w na vocaal

1a.auslautende w na vocaal: in dit geval wordt de w gevocaliseerd tot ŏ, welke ŏ na lange vocaal eerst ǝ wordt en daarna verdwijnt of met korte vocaal samensmelt.
1b.inlautende w na vocaal: in dit geval ontstaan uit de combinatie vocaal + w een diftong + w of een combinatie van lange vocaal + w.

Voorbeelden:

1a. *blâw > mnl. blâ
  *străw > strō
  (*săĭw >) *sêw > zee

1b. *blâw- > blauw
  *străw- > mnl. strouw ‘stro’
  (*săĭw- > *sêw- >
      17e eeuws seeuw ‘zee’
  *ǥêw- > geeuwen
  *spīw- > spuwen

OPM. Voor zee/seeuw vergelijk got. sáiws en in het Mnl. de verbogen vormen seewes, seewen, verder Zeeuwen, oorspronkelijk ‘bewoners van de zeekust’. In spuwen (vgl. got. speiwan) is de vocaal onder invloed van de w gerond (zie 25.1). Voor de geografische verhouding van sneeuw (westelijk) en snee (oostelijk) (got. snáiws) zie krt. 4.

[pagina 141]
[p. 141]

Uit de voorbeelden wordt duidelijk dat binnen één paradigma verschillende vormen konden ontstaan, uit de verbogen vormen (rechts) andere dan uit de onverbogen (links). Soms vinden we in het Mnl. (vgl. see/seewes nom. gen.) de afwisseling van de verschillende vormen terug; soms zijn er doubletten ontstaan: vgl. bla/blauw; stro/strouw. Op den duur behaalde één vorm de overwinning: vgl. blauw. stro, zee, maar vergelijk nog in plaatsnamen (Heiliger)lee naast (Dender)leeuw (got. hláiw ‘graf’, oorspr. bet. ‘heuvel’) en vgl. ook ree(weg) ‘lijkweg’ naast wvla. reeuw(roof) (got. hráiwa(dubo) ‘tortelduif’, letterlijk ‘lijkduif’, mnl. ree en reeuw ‘lijk’).

28.3. ȳ/ou-afwisseling

Naast spuwen komt spouwen voor. Deze ȳ/ou-afwisseling komt ook in andere gevallen voor, ook zoals we al gezien hebben (zie 23.1) wanneer de vocaal op ogm. ū teruggaat: duwen/douwen; verder wanneer we moeten uitgaan van ggm. -ĭŭw: mnl. bluwen/blouwen ‘slaan’ (got. bliggwan met oostgermaanse ontwikkeling van -ŭw- tot -gw-). Vgl. verder nog nuw/nouw naast met nog een andere ontwikkeling nieuw (got. niujis). Naast ou uit ŏlD (zie 26) komt echter geen ȳ voor, bijv. niet naast mnl. spouwen ‘splijten’ (vgl. spouw(muur)), met d-syncope uit owgm. *spăldăn, hgd. spalten. De verhouding tussen de vormen met ȳ en die met ou is etymologisch en regionaal nog niet opgehelderd. De vormen met ȳ staan stilistisch hoger voorzover er nog vormen met ou voorkomen. De verklaring kan zijn dat ze in het Standaardndl. uit de vlaams geöriënteerde schrijftaal opgenomen zijn.

OPM. Naast spuwen komt in het Mnl. spiën voor (hgd. speien). Dergelijke vormen met vooral oostelijke syncope van de w komen wel meer voor: vgl. nog mnl. hiën naast huwen en vgl. ook nij(e) naast nieuw(e) (Nijkerk). Zie kaart 4.

28.4. ou/ooi-afwisseling

Aparte bespreking verdienen de ggm. verbindingen -ăwĭ- en -ăŭj-. -ăwĭ, in de onverbogen vorm voorkomend, ontwikkelt zich via reductie en wegval van de --ĭ tot -ouw; -ăŭj-, later -ôj-, in de verbogen vormen, ontwikkelt zich conform 18.1 tot -ooi. Ook hier ontstaan in het Mnl. doubletten; in het moderne Ndl. vinden we één van beide vormen of krijgen we betekenisspecialisatie.

Voorbeelden:

*hăwi > mnl. houwe ‘hooi’ *hăŭj- > mnl., nnl. hooi
*găwi > mnl., nnl. gouw *ǥăŭj- > Gooi

Voor houw/hooi vgl. got. hawi, gen. háujis; voor gouw/gooi vgl. got. gawi, gen. gáujis. Vgl. verder got. táujan - tawida met ndl. tooien/getouw.

[pagina 142]
[p. 142]

28.5. Oorsprong en samenval van au en ou

De moderne ndl. diftong ou wordt nog op twee manieren geschreven: <au> en <ou>. Oorspronkelijk was er verschil in uitspraak, resp. ongeveer [au] en [ɔu] (of [αu]), zoals nu nog wel te horen valt in Zeeland en op de zuidhollandse eilanden.

De met <au> aangeduide diftong, bijv. blauw, is ontstaan uit owgm. āw in de Inlaut (zie hierboven onder 28.2).

De met <ou> aangeduide diftong heeft de volgende reeds besproken oorsprongen:

1.owgm. ăw in de Inlaut (zie hierboven onder 28.2 en 28.4): strouw, gouw;
2.owgm. ū vóór w en in de Auslaut (zie 23.1): nou, douwen;
3.owgm. ī vóór w (zie 28.3): spouwen ‘spuwen’;
4.ggm. owgm. ĭŭ vóór w (zie 28.3): blouwen;
5.owgm. ăl, ŏl en ŭl vóór dentaal (zie 26): zout, goud, mnl. schout;
6.ggm. ăŭ, owgm. ou vóór w (zie 18.1): schouwen.

28.6. w na consonant

2a.auslautende w na consonant: in deze positie wordt de w via ŏ tot ǝ, die tenslotte geapocopeerd kan worden;
2b.inlautende w na consonant: tussen consonant (l of r) en w ontwikkelt zich een svarabhaktivocaal met (op den duur) y-timbre. Soms echter ontwikkelt die vocaal zich niet en gaat w, vooral na r, in v, door Auslautsverscherping f, over. De laatste ontwikkeling is vooral hollands, brabants en limburgs.

Voorbeelden:

2a. *gĕlw > geel
  *skădw > (nacht)schade

2b. *gĕlw- > mnl. geluw
  *skădw- > schaduw

Vgl. verder gaar uit *ǥărw naast mnl. gerwen, geruwen ‘tooien, looien’ uit owgm. *ǥărwjăn; daarnaast gerf in bijv. gerfkamer ‘consistorie, kamer waar de priester zich gereed maakt voor de dienst’. Vgl. in het Duits en het Engels: gehl naast gelb, verder Schatten; yellow en shade naast shadow. Ook in dit geval komen er in het Mnl. doubletten (oorspronkelijk vormen van één paradigma) voor; vgl. gele naast geluw. In het mod. Ndl. heeft één van de beide vormen het gewonnen; schade is door semantische isolering in een samenstelling bewaard gebleven: nachtschade.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken