Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De tweede vijftigh lustige historien ofte nieuwigheden Johannis Boccatii (1644)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.51 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
vertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De tweede vijftigh lustige historien ofte nieuwigheden Johannis Boccatii

(1644)–Gerrit Hendricksz. van Breughel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Den Jode Abraham...]

Den Jode Abraham door eenen zijnen goeden Vriendt Jan de Hevigni gheheeten, vele vermaent zijnde, ginck van Parijs naar Roomen, ende siende aldaer de overgroote boosheydt vant geestelijcke ghesinde, is hy wederom na Parijs gekeert, daer hy dies niet tegenstaende, noch een Christen geworden is: daer men Godts mildicheydt ende goedertierenheydt totten Christelijcken geloove aenmercken mach.

 

[Folio C1v]
[fol. C1v]

ALsoo ick wel ghehoort hebbe, isser tot Parijs een machtich rijck Coopman gheweest den handel van sijden Lakenen drijvende, Jan van Hevegni gheheeten, een trou, goedt ende oprecht man, die seer sonderlinge vrientschap hadde met eenen rijcken Jode, Abraham ghenoemt, die insghelijcks een Coopman was, ende een Man van groote ghetrouwicheydt. Dese Jan de vromicheyt ende trouwherticheydt van desen Jode aenmerckende, begonste groot medelijden metten selven te hebben, dat de Ziele van eenen soo vroomen man, so wijs ende so goet door ghebreck van een recht gheloove verlooren soude gaen. Waer door hy hem vriendelijcken heeft beginnen te bidden, dat hy hem, de dwalinghe van 't Jootsche gheloove verlatende, totte Christelijcke waerheyt bekeeren wilde, de welcke hy (als heylich ende goet) doorgaens conde sien toenemen ende spoedighen, daer hy daer-en-teghens bekennen mochte, dat het zijne afginck ende te niete quam. De Jode antwoorde dat hy gheen soo Heylighen noch soo goeden als het Joodtse geloofde, ende dat hy int selve gebooren was, ende int selve leven ende sterven wilde, ende datter gheen dinck en was, dat hem van't selve conde doen waggelen. Dan Jan en liet deshalven niet af van hem 'tselve wederom nae eenighe daghen te verhalen, hem so ten grofsten, als Coopluyden wel connen, vertoonende, uyt welcke redenen ons Gheloove beter als het Jootsche was. In sulcker voegen dat de Jode, hoewel hy in zijn Wet wel geleert was, 't zy mogelijck door de groote vrientschappe die hy met Jan hadde, oft wel door de woorden die den Heyligen Gheest op de Tonge van dese ongeleerden mensche leyde, soo beweecht wert, dat het vertooch van Jan deu Jode seer begonde te behagen, de welcke nochtans krijghel in zijn opinie seyde, hem niet heel bekeeren en liet: Dan Jan insghelijcx naer dat hy hertneckich bleef, en liet oock niet af van aen te houden, alsoo dat de Jode van een soo langdurich ende groot vervolch overwonnen eens op een dach aen Jan geseyt heeft, aldus: Jan 'tis u begeren dat ick soude een Christen worden, ic bender mede te vreden met sulcken conditie, dat ick eerst te Romen gaen wil, ende sien den ghenen die ghy seght dat hier op Aerden Gods stathouder generael is, om zijn manieren van leven ende doen te aenmercken, als oock insghelijcx die van zijn medbroeders de Cardinalen: Ende soo my die sulcx duncken sullen, dat ick door uwe woorden ende door hun doen gevoelen can dat u luyde geloof beter sy als het mijne, soo sal ick doen het ghene ick gheseyt hebbe, so niet, so sal ick een Jode blijven als ick ben. Als Jan dit verstont, wert hy boven maten treurich, in hem selven seggende: nu heb ic mijn arbeyt verlooren, die ick soo wel docht aengheleyt te hebben, meynende dese man bekeert te hebben: want gaet hy int Hof van Roomen, soo dat hy daer de boosheyt ende vuyl leven vande Papen siet, ten is niet ghelooffelijck dat hy oyt Christen worden sal: ja hy soude veel eer, so hy een Christen waer (sonder twijfel) van daer comende een Jode worden. Daer over heeft hem Jan tot Abraham ghekeert, hem segghende: vrient hoe dus, waerom wilt ghy u selven in dese moeyten u groote kosten steken, om van hier na Roomen te trecken? Boven de groote perijckelen die een rijc man als ghy zijt, op de zee ende op het Landt onderworpen is. Meynt ghy hier niemandt te connen

[Folio C2r]
[fol. C2r]

vinden die u het doopsel gheve? ende by aldien ghy moghelijck noch eenigh twijfel hebt aent gheloove dat ick u voorhoude, waer ist, daer soo groote Doctoren ende gheleerden int selve zijn, als hier, om u te moghen verclaren 'tgene ghy begeert ofte versoeckt? Deshalven dunckt my dat dese uwe reyse buyten reden sy: Ghy meucht wel dencken dat de Prelaten aldaer soodanich zijn als ghy die hier ghesien hebt. Jae sy zijnder soo veel beter tot Roomen, als sy naerder den principalen Herder zijn, deshalen soo ghy mijnen raet volghen wilt, sult ghy sulcken reyse tot op en ander uyt stellen tot teghens eenich groot Pardoen, dan sal ick u moghelijck gheselschap houden. Waer op de Jode gheantwoort heeft: Ick gheloove wel Jan dattet soo sy als ghy seght: Dan ten cortsten geseyt, Ick ben gantschelijck gesint (wilt ghy dat ick doe het ghene daer ghy my om ghebeden hebt) aldaer te trecken, anders en doen icker niet af. Jan siende zijnen wille, heeft tot hem gheseyt. Nu gaet dan in Gods naem, ende docht in hem selven, dat hy noyt gheen Christen en soude worden, so hy maer eens het hof van Roomen gesien hadde. De Jode sat op te Peerde ende is soo haest hem mogelijck was, tot Roomen ghecomen, daer zijnde, wert hy eerlijcken van d'andere Joden die tot Roomen woonden ontfanghen, ende ghedurende den tijdt dat hy aldaer vertoefde, sonder yemanden te ontdecken weshalven hy daer gecomen was, begonde hy behendichlijcken de manieren van leven vanden Paus, vande Cardinalen, vanden Prelaten, ende soo voorts van't gantsche Hofghesinde te overmercken: Soo dat hy soo by hem selven (als een wel bedacht man) als oock door naluysteren van andere gespeurt, ende bevonden heeft datse al t'samen vanden meesten totten minsten, sonder eenich ghareel noch ghewissens clagen, oft schaemte, in vuyle oncuyscheden schandelijcken overghegheven waren. Niet alleenlijck inde natuerlijcke, maer ooc inde Sodomitissche: In sulcker voeghen dat het behulp der Hoeren ende Jongers geen cleyntgen en was, den genen, die wat groots meynden te vercrijghen oft ywers na stonden, ende boven dit altsamen, heeft hy die opentlicken voor gulsich ende dronckaerts bekent, ende meer slaven van haren buyck (gelijck het stom ghedierte van zijn wellusten) als van andere saecken: ende noch voorder insiende merckte hy die al t'samen soo gierich ende gretich nae 'tgelt te wesen, datse met ghereden gelde niet alleenlijck het menschelijc bloet, maer op plat duyts oock dat vande Christenen cochten ende vercochten, als oock insgelijcks de Goddelijcke dinghen van alderleye hoedanicheyt datse waren, ende wie die oock toebehooren mochten, het waer dan tot Sacrificien oft tot beneficien, ende daer van waren daer meer makelaers, alsser tot Parijs vande Lakenkooperije, oft van wat andere waren, soo dat de openbaer simonie herdoopt was met den naem van onderhandelinge, ende de gulsicheyt met dien van onderhout, even of God niet alleenlijc de beduydinge der woorden, maer oock het voornemen der booser herte niet bekent en waer gheweest, ende dat hy hem mette verdraeyinghe der woorden de andere dingen, als de menschen oock soude hebben laten bedrieghen. Welcke dingen met meer andere die te verswijgen zijn, den Jode soo teghen stonden (als eener die een matich sedich Man was) dat hem dochte, dat hijs ghenoegh ghesien

[Folio C2v]
[fol. C2v]

hadde, ende nam voor hem wederom tot Parijs te keeren, als hy oock dede. Nu so haest als Jan wiste dat hy weder ghekomen was, denckende eerst alle andere saecken mogelijck, dan dat hy hem noch Christen sien soude, is hy hem comen besoecken, doende d'een d'ander groote feesten aen. Als hy nu eenighe daghen gherust hadde, soo vraeghde hem Jan, wat hem dochte van onsen heyligen Vader den Paus, vande Cardinalen ende soo voort.

Int ghaerael van alle het ander Hofgesin, den welcken de Jode eensgancks gheantwoort heeft. God wilse straffen so veel als daer zijn, want ic wil u wel segghen, soo ick anders wel heb connen mercken, 'tgene ick gesien ende verstaen hebbe, dat ick niet en dencke aldaer een Paep alleen ghesien te hebben met eenige heylicheydt, devotie, goede wercken, wellevens voorbeelt oft eenighe andere goede saken verciert: maer my heeft gedacht dat ick daer gesien hebbe de onkuyscheyt, de giericheyt, de gulsicheydt ende dierghelijcke, jae oock erghere dinghen, sooder andersins erghere in yemandt zijn connen, also in weerden ende verheven van hun al tsamen, dat ic achte dat het selve Hof van Roomen veel eer een schansse sy van alle Duyvelsse als eere van eenighe Godlijcke werckinghen. Ende na dat ick begrijpen kan soo dunckt my dat uwen Herder, ende volghens dien alle d'andere, soo veele hun mogelijck is, trachten ende hun beste doen, om de Christelijcke Religie uyt de Werelt te drijven, ende tot niet te brenghen, daer sy de grondtvestinghe ende het steunsel van hoorden te wesen: dan om dieswille dat ick sie dat het ghene daerse nae staen niet en gheschiet, maer dat [tot] contrarie, u gheloof vermeerdert, ende daghelijcx doorluchtiger ende claerder wordt, soo bekenne ick opentlijc dat den H. Geest het rechte steunsel ende de grondtstellinghe vant selve is. Ghelijck als waerachtigher, ende Heyligher als eenich ander zijnde: uyt welcke redenen, Ick nu met een open herte segghe, in stede daer ick te vooren tot alle vermaningen hertneckich ende wederspannich my gheensins Christen en wilde laten maecken, dat ick om gheen saecke ter Werelt laten en wil Christen te worden. Laet ons dan totte Kerck gaen, ende doet my daer nae de ghewoonte van u Heylich gheloove doopen. Jan die voor seker wat anders als dit verwachtende was, als hy hem hadde hooren spreken, was hy de blijtste man vande Werelt: Soo datse tsamen tot onser vrouwen Kercke van Parijs ghegaen zijn, daer sy de Priesters baden Abraham te willen doopen: de welcke hoorende dat hijt begheerde, 'tselve even haest ghedaen hebben, ende Jan wert zijnen Peter, die hem oock Jan dede heeten. Ende daer na dede hy hem door Gheleerde luyden in onsen geloove volcomelijck onderrichten, het welck hy in corten tijdt gheleert heeft, ende naderhant is hy een man van weerden ende goedt leven gheweest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken