Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen (1770)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen
Afbeelding van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingenToon afbeelding van titelpagina van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.03 MB)

ebook (6.20 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen

(1770)–Johan Pieter Broeckhoff–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Lydzaamheid.



illustratie

Bezittet uwe Zielen in uwe Lydzaamheid.
Luk. XXI. 19.
 
De Lydzaamheid, die 't Juk in stilheid tracht te draagen,
 
Zit op een' harden Steen, getroost in 't droevig Lot:
 
En, daar zy de oogen naar den Hemel houdt geslaagen,
 
Heft zy haar handen op, en wacht haar hulp van God.
 
Al moet ze blootvoets, op de scherpe doornen treeden,
 
Zy draagt zig Lydzaam, in de zwaarste Tegenheden.
Men moet gehoorzaam zyn, om dat het ongeoorloft is te wederstaan; Men moet het Kruis met Lydzaamheid draagen, om dat de Onlydzaamheid wederspannigheid tegen God is.
Calvinus.
[pagina 18]
[p. 18]
 
Wie is zy, die zo geduldig
 
Onder 't lastig Kruishout bukt,
 
Die wel smartlyk, maar onschuldig,
 
Van de Boosheid wordt verdrukt?
 
Zyt gy 't niet, ô Roem der Vroomen!
 
Lydzaamheid die wys en stil,
 
Wat u ook mag overkomen,
 
U gerust stelt in Gods wil?
 
Wie uwe Ootmoed mag verachten,
 
'k Offer u myn Dichtgedachten.
 
 
 
Heillooze Ongevoeligheid!
 
Die in wreede folteringen
 
't Menschlyk van de Menschen scheidt:
 
Schoon ge Zenoos Leerelingen
 
Eer verleid hebt, door uw' waan
 
Denk niet, dat we uw trotsheid roemen.
 
Wie recht kent uw stout bestaan,
 
Moet veeleer uw dwaasheid doemen:
 
Wyl uw Beeld (hoe grootsch het prykt)
 
De Ondeugd meer, dan Deugd gelykt.
[pagina 19]
[p. 19]
 
Lydzaamheid, der Kristen Wapen,
 
Vrugt, geteeld door 's Heeren Geest,
 
Eigenschap van Jezus Schaapen,
 
Die het Onheil zoekt nog vreest;
 
Gy alleen, gy kunt de slagen
 
Van de wrange Tegenspoed
 
Met gewilligheid verdraagen;
 
En in 't stil bedaard gemoed,
 
Zonder morrend ongenoegen,
 
U naar 's Hemels Schikking voegen.
 
 
 
Gy, een dappre Kruisheldin,
 
Ziet uw Vyand onder de oogen,
 
Stapt het bloedig Strydperk in,
 
In de Kracht van 't Alvermogen,
 
Met het Heilgeloof gepaard,
 
Zyn het zwygen, bidden, waaken
 
U ten Schild, en Spiets, en Zwaard
 
Door een heilig vuur aan't blaaken,
 
Strydt ge (schoon 't gevaar vergroot)
 
Dan standvastig tot den dood.
[pagina 20]
[p. 20]
 
Echter poogt ge u nooit te wreeken,
 
Wat u ook voor leed geschied;
 
Voor uw' Vyand kunt ge smeeken,
 
Haat of Afgunst kent ge niet.
 
Liefde vergezelt uw' schreeden,
 
En de schoone Nedrigeid
 
Leert u, onder Tegenheden,
 
Bukken voor 't Alwys Beleid:
 
Dat der Menschen Lot bepaalde,
 
Van wien heil en onheil daalde.
 
 
 
Zoudt ge, als een gehoorzaam Kind,
 
Dan het Vaderlyk Kastyden,
 
Als 't Gods Wysheid nuttig vindt,
 
Niet met onderwerping lyden?
 
't Is een Leeraar, die u leert.
 
't Is een Arts, hy heelt uw' smarten.
 
't Is een God, die niet begeert,
 
Dat de neêrgebogen Harten
 
Meer verdrukking ondergaan,
 
Dan hun zwakheid uit kan staan.
 
 
[pagina 21]
[p. 21]
 
Immers weet ge, dat ge als vreemden
 
Wandelt door dit jammerdal,
 
Daar men langs geen groene beemden
 
Van Vermaak u leiden zal,
 
Want uw weg loopt hier door doornen
 
En door distlen van verdriet,
 
En voor Jezus Uitverkoornen
 
Is deze aard' de rustplaats niet.
 
't Schip heeft hier geen rust te hoopen
 
Voor het mag ter haven loopen.
 
 
 
Zoudt ge twisten met uw' God?
 
Zoudt ge met uw' Maaker stryden?
 
Neen! ge omhelst het drukkend Lot,
 
En durft ongeveinsd belyden:
 
‘'k Heb meer leed, meer ramp verdiend,
 
'k Ben uw' slagen dubbel waardig
 
Maar gy, groote Menschenvriend!
 
Zyt zo gunstryk als rechtvaardig,
 
Zagt is 't juk van uw gebied,
 
En uw last verdrukt ons niet.
[pagina 22]
[p. 22]
 
Zou my ook het leed verschrikken,
 
Leed, dat in één duistren nacht,
 
In één uur, in oogenblikken
 
Wordt gelukkig doorgebragt?
 
Neen! (zo spreekt ge wel te moede)
 
'k Weet myn Lyden is beperkt,
 
En het Kruis, dat zelfs ten goede
 
Van Gods gunstling medewerkt,
 
Heb ik hier zolang te draagen
 
Als 't de Algoedheid zal behaagen.’
 
 
 
Zulk en taal, die Helden past,
 
Doet ge vaak Gods Kindren spreeken,
 
Lydzaamheid! als ze uit den last,
 
Door uw Kracht, het hoofd opsteeken.
 
Zo sprak David, steeds getroost,
 
't Zy hem Simei dorst vloeken,
 
't Zy hy vlugtte voor zyn Kroost,
 
En een vryverblyf moest zoeken:
 
Toen hy Leven, Kroon en Staf
 
Aan Gods schikking overgaf.
[pagina 23]
[p. 23]
 
Hebt ge ô Steun der Godgezinden!
 
Niet d'Uziter onderchraagd?
 
Die, verlaaten van zyn' vrinden,
 
Wierd door ramp op ramp geplaagd.
 
Riep hy niet, door u gedreven,
 
Neêrgebogen voor zyn' Heer:
 
‘Uwe hand heeft my 't gegeeven
 
En uw hand ontneemt my 't weêr?
 
Mogt ik eer uw gunst genieten,
 
Zou my dan uw tugt verdrieten?’
 
 
 
Was uw Deugd in 't martelperk
 
Wonderkracht der Bloedgetuigen!
 
Niet de Dwinglandy te sterk,
 
Toen haar vuur nog staal kon buigen?
 
Ja! wanneer 't bloeddorstig Rot
 
Zelfs uw bloed heeft ingezwolgen,
 
Zogt ge, lydzaam in uw lot,
 
Nogtans 't Godlyk Lam te volgen,
 
't Grootste voorbeeld van geduld,
 
Toen het stierf voor 's Werelds schuld.
[pagina 24]
[p. 24]
 
Schoon dan zwaare rampen drukken,
 
Gy leert aan Gods gunstgenoot
 
Druiven van de Doornen plukken
 
't Leven vinden in den dood;
 
Gy ontdekt hem zyn' gebreken,
 
Leert hem zyne dwaasheid zien,
 
God' met meerdere aandacht smeeken,
 
Met meer ernst de Zonden vliên,
 
En, door dit kortsondig leven
 
Met meer lust ten hemel streeven.
 
 
 
't Goud wordt door een Meesters hand,
 
Van zyn schuim in't vuur ontbonden
 
Vaak wordt in een bittre plant
 
Heilzaame Artzeny gevonden.
 
Als de Weelde en Welvaart lacht
 
Zal de glans der Deugd verdwynen.
 
In een' duistren Winternacht
 
Ziet men 't klaarst de Starren schynen.
 
't Licht van waare Godvrugt straalt
 
Schoon de Zon van voorspoed daalt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken