Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen (1770)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen
Afbeelding van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingenToon afbeelding van titelpagina van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.03 MB)

ebook (6.20 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen

(1770)–Johan Pieter Broeckhoff–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

Maatigheid.



illustratie

Voegt — by de Kennisse Maatigheid.
2. Petr. I. 5, 6.
 
De schoone Maatigheid, die in haar linke hand
 
Den Breidel draagt, toont dat ze, door den Toom der Reden,
 
De Driften van den Wil en 't dartele verstand
 
Bedwingt, en leert den Voet het juiste spoor betreeden.
 
Terwyl de Palmtak, die de rechte hand versiert
 
Ontdekt, dat ze eindlyk op de Hartstocht zegeviert.
De Maatigheid is de Voogdesse van het Verstand, de Zinnen en alle Leden, de Borstweering der Kuisheid en Eerbaarheid, de Bewaarster van den Vrede en de trouwe Gezellinne der Heiligheid.
Augustinus.
[pagina 26]
[p. 26]
 
Laat een Dartle zig vermaaken,
 
Als zyn zang de Kuischheid kwetst,
 
En in 't vuur der Wellust blaaken,
 
Als hy 't beeld der Ontucht schetst.
 
Laat een ander, losberaaden,
 
Zingen by het druivenzap,
 
Dat zyn kunst met wyngaardbladen
 
Sier' de ontmenschte Dronkenschap:
 
'k Heb de Deugd myn' Zang geheiligd,
 
Die ons voor onszelf' beveiligt.
 
 
 
Maatigheid, die 's Levens Kiel
 
Veilig stiert en hoedt voor 't stranden,
 
Steun des Lichaams, Rust der Ziel,
 
Nut der Huizen, Heil der Landen,
 
Wysheids trouwe Hartvriendin,
 
Dappre Temster onzer Lusten,
 
Breidel der verboden' Min,
 
Deugd door lief nog leed te ontrusten,
 
Daar ge een effenbaar gemoed
 
Houdt, in Voor-en-tegenspoed.
[pagina 27]
[p. 27]
 
Hoe voorzigtig zet ge uw' stappen
 
Op het juiste redenspoor!
 
Wat verhevene eigenschappen
 
Blinken in uw' wandel door!
 
Wyslyk stiert gy onze zinnen,
 
Als we, 't geen ons drukt of vleit,
 
Driftig haaten, vuurig minnen,
 
Dan leert ge ons, met ryp beleid,
 
D'aart der dingen recht bevatten,
 
En die naar hun waarde schatten.
 
 
 
't Brood, dat u de Aartsgoedheid schenkt,
 
Eet ge met een vrolyk harte.
 
De Overdaad, die 't Lichaam krenkt,
 
En veroorzaakt Zielesmarte,
 
Wraakt ge; wyl ge u nimmer tracht
 
In den overvloed te baaden:
 
Daar ge uw' staat gelukkig acht,
 
Als ge uw' honger meugt verzaaden,
 
En naar eisch, uw leemen hut,
 
Met het nodig voedsel stut.
[pagina 28]
[p. 28]
 
Schoon ge ook door Gods milde gaaven
 
U verkwikt, en stil vermaakt:
 
Nooit zult ge u aan spys verslaaven,
 
Of aan drank, die 't keurlykst smaakt.
 
Vullen andren hunne buiken
 
Met het puik der Lekkerny',
 
Als zy 't schepsel stout misbruiken,
 
En des Scheppers Heerschappy
 
Door hun woest gedrag versaaken:
 
't Minste kan u dankbaar maaken.
 
 
 
Laat een Vrek om 't Zielloos goud
 
God en Ziel en alles waagen,
 
Wyl hy dwaas zyn' welstand bouwt
 
Op een goed van weinig' dagen;
 
Op een' Schat, door vloed, en gloed,
 
Lugt en aarde ligt te rooven:
 
Als hy, arm in overvloed,
 
Zig geen kalmte kan belooven,
 
Maar om meerdren Rykdom zwoegt:
 
Leeft ge in 't minder vergenoegd.
[pagina 29]
[p. 29]
 
Gy erkent des Heeren zegen,
 
En van 't eerelyk gewin,
 
Door uw vlyt of kunst verkregen,
 
Voedt ge u en uw Huisgezin
 
Naarstigheid bezielt uw' andel,
 
Rustig geeft gy u aan 't werk:
 
Op dat nooit uw vroome wandel
 
Strekk' tot last van Staat of Kerk.
 
Dog geen schat, geen gouden keten
 
Boeit uw hart en vry geweten.
 
 
 
Laat de trotze Hovaardy
 
Zig in 't vorstlyk purper kleeden.
 
Gy, van zulk een dwaasheid vry,
 
Draagt het Kleed, om uwe leden
 
Voor de koude en lugt te hoên,
 
En het naakte lyf te dekken:
 
't Zal ligt aan uw keur voldoen,
 
Als 't u kan tot nut verstrekken.
 
Dog, schoon ge alle pracht versmaadt,
 
Kleet ge u echter naar uw' staat.
[pagina 30]
[p. 30]
 
Gy aanbidt de alwyze schikking,
 
Waarin 's Heeren goedheid straalt,
 
Die de Nachtrust ter verkwikking'
 
Van den Sterfling heeft bepaald.
 
Daar ge de afgeloofde krachten
 
Door een' nutten Slaap herstelt:
 
Zult ge u dog voor Traagheid wachten
 
Die, van 't sluimren vergezéld,
 
's Lichaams welstand ligt zou rooven,
 
En het vuur der Ziel verdooven.
 
 
 
Gy, gelyk een reine Maagd,
 
Sluit voor de ydelheid uwe oogen.
 
Als de Wellust u belaagt,
 
En u lokt, door haar vermogen,
 
Vliedt gy haar betovrend aas,
 
Listig voor u opgehangen.
 
Laatze een' ligtverleider Dwaas
 
In haar looze strikken vangen:
 
Gy, hoe schoon zy speelt en vleit,
 
Schuwt den val dien ze u bereidt.
[pagina 31]
[p. 31]
 
‘Zou ik zulk een snoodheid waagen
 
(Zegt gy dan met Jakobs Zoon)
 
En het alziende Oog mishaagen?
 
Zou ik dwaas 't verganklyk schoon
 
Voor 't bestendig heil verkiezen?
 
Zou ik om een vuilen lust
 
Reine Hemelmin verliezen?
 
Neen! geen vreugd die 't hart ontrust,
 
Als ze 't Lichaam kan bekooren
 
Zal myn stil genoegen stooren.’
 
 
 
Schoon ge vriendlyk zyt van aart,
 
En de stugheid mydt in 't spreeken:
 
Nogthans wordt uw Mond bewaard,
 
Om geen wellust aan te kweeken.
 
Gy die nooit de Onkuisheid streelt,
 
Stopt uw Oor voor dartle reden,
 
Die, in 't onrein hart geteeld,
 
Strekt een pest der beste Zeden,
 
Daar ge, aan Eerbaarheid gehuwd,
 
't Wuft gebaar der wulpsheid schuwt.
[pagina 32]
[p. 32]
 
Heersch, doorluchte Zielsvoogdese!
 
Heersch voortaan in ons gemoed;
 
Leer ons, wyze Leermeestresse!
 
Stil zyn als de Boosheid woedt.
 
Laat geen Gramschap 't hart ontsteeken:
 
Om, als de Afgunst raast en tiert,
 
Dan doldriftig zig te wreeken.
 
Dat we, door uw hand betierd,
 
Ons, in droeve of blyde dagen,
 
Maatig en bedaard gedraagen.
 
 
 
Kom, ô Maatigheid! en woon,
 
Woon op Neêrlands vrye gronden!
 
Eertyds steegt gy hier ten troon,
 
Maar nu wordt gy schaars gevonden.
 
Kom herleef in Kerk en Staat,
 
Ban de Monsters die u hoonen,
 
Wellust, Hoogmoed, Overdaad.
 
Vorm het hart van onze Zoonen:
 
Zo wordt by ons Nageslacht,
 
Weêr de gouden tyd verwacht.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken