Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen (1770)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen
Afbeelding van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingenToon afbeelding van titelpagina van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.03 MB)

ebook (6.20 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen

(1770)–Johan Pieter Broeckhoff–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 41]
[p. 41]

Milddaadigheid.



illustratie

Ende en vergeet de Weldaadigheid ende Mededeelzaamheid niet: want aan zodaanige offerhanden heeft God een Welbehagen. Hebr. XIII. 16.
 
Zie hier Milddaadigheid, wier hoofd een Ga naar voetnoot*Vogel dekt,
 
Die 't vroegverlaaten Jong van andren op durft kweeken.
 
Zy draagt twee Hoornen, die vol vrugt-en Schatten steeken,
 
En leert ons, dat ze ziel en lyf tot voordeel strekt.
 
Haar wit gewaad verbeeldt haar blank gemoed naar 't leven,
 
de Passer toont, dat zy ook maat houdt in het geeven.
Het geeven der Aalmoezen is geen deugd, dan wanneer gy 't gereed, blymoedig en milddaadig doet: wanneer gy verzekerd zyt, dat gy het in het geven niet zyt, die geeft, maar die ontfangt; naardien gy, in plaats van iets in deze gifte te verliezen, eene genade daarin ontfangt en 'er eene groote winst in doet.
Chrysostomus.
[pagina 42]
[p. 42]
 
'k Wy' Milddaadigheid myn' Zang;
 
Deugd van Gode en Mensch geprezen,
 
Aangenaame Liefdedwang,
 
Heil der Armen, troost der Weezen,
 
Zuil die Nêerlands welvaard schraagt,
 
Kroon van Sions Burgerschaaren,
 
Telg des Hemels, eedle Maagd,
 
Die ons Schatten leert vergaaren,
 
Als gy, met Geloof vereend,
 
God van uwe goedren leent.
 
 
 
Laat een Vrek zyn blydschap stellen,
 
In 't vermeerdren van zyn goed:
 
Trotsaart mag van hoogmoed zwellen,
 
Als zyn goud zyn eerzugt voedt:
 
Wulpsaart mag zyn' lust verzaaden,
 
Als hy, om zyn geld gevleid,
 
Zig in dartle vreugd kan baaden:
 
Vrolyke Milddaadigheid!
 
Zal aan Jezus arme leden,
 
Met meer vreugd haar schat besteeden.
[pagina 43]
[p. 43]
 
't Liefdevuur ontvonkt haar borst,
 
Zy, met 's naasten leed bewogen,
 
Spyst den honger, laaft den dorst,
 
Droogt de natbekreetene oogen,
 
Kleedt de naakten, heelt de smart,
 
Troost hen die geen trooster vonden,
 
Giet het neergeslagen hart
 
Wyn en oly in de wonden,
 
Leidt den vreemdling in haar huis,
 
En verlicht het lastig kruis.
 
 
 
Zy, die dankbaar poogt te leeven,
 
Slaat Gods Menschenliefde gâ
 
Geeft van 't geen haar wierdt gegeeven,
 
Volgt het Godlyk voorbeeld na.
 
Voor de Aartsgoedheid neêrgebogen,
 
Hoort ze, als schamele Armôe schreit,
 
Straks de stem van 't Alvermogen:
 
Dat de Mededeelzaamheid
 
Eischt van alle Stervelingen,
 
Die zyn' weldaân ooit ontfingen.
[pagina 44]
[p. 44]
 
Zoudt gy niet, ô wyze Deugd!
 
Luistren naar 't geklag der Armen,
 
En, daar 't weldoen u verheugt,
 
Over Menschen u ontfermen?
 
Ja! gy weet dezelfde God
 
Die hen schiep gaf u het leven,
 
Heeft hy u een beter lot
 
Dan uw' Medemensch gegeeven?
 
't Noopt u, om dien goed te doen,
 
En zyn vleesch, als 't uw, te voên.
 
 
 
Weenen Jezus lieve vrinden,
 
Vaak met minder goed bedeeld
 
Dan het huis der aardsgezinden,
 
Dat de voorspoed vleit en streelt;
 
Ziet gy hen in drukkend lyden,
 
Als hun nood uw hulp begeert,
 
Zoudt gy hen dan niet verblyden,
 
Daar gy faam één' Vader eert,
 
Eénen eerstgebooren Broeder,
 
En erkent dezelfde Moeder?
[pagina 45]
[p. 45]
 
't Juk, waaronder de Armôe treurt,
 
Deed haar zwakheid ras bezwyken,
 
Zo ze niet wierd opgebeurd,
 
Door uw teedre liefdeblyken.
 
De Armôe pynigt lyf en ziel,
 
't Lichaam kwynde, ontbloot van krachten,
 
En de ontruste geest verviel
 
Ligt tot zondige gedachten.
 
Hadt gy haar niet ondersteund:
 
Staf waarop haar onmagt leunt!
 
 
 
Zou 't geloof uw hart bewoonen,
 
Zou het daarin zyn geplant?
 
't Moet dan ook zyn vrugten toonen,
 
Zoudt gy niet zo mild van hand,
 
Als oprecht zyn van geweeten?
 
Ja! men mag u, welk eene eer!
 
Voedster der verdrukten heeten,
 
Rentmeestres van d'Opperheer;
 
Die van de u vertrouwde goedren,
 
Deelt noodlydende gemoederen.
[pagina 46]
[p. 46]
 
Bragt u de Alvoorzienigheid,
 
Onverdiend, tot meer vermogen?
 
Ziet ge uw' Rykdom uitgebreid?
 
Dies te minder sluit ge uwe oogen
 
Voor den Armen; kan zyn staat
 
D'ydlen Hoogmoed haast verveelen:
 
Gy, die alle trotsheid haat,
 
Tracht hem ryklyk mee te deelen,
 
Niet alleen het tydlyk goed,
 
Maar ook troost, voor 't bang gemoed.
 
 
 
Ja! schoon ge, onder zorg en zweeten,
 
't Brood, dat God uw' arbeid geeft,
 
Met uw talryk kroost moet eeten,
 
En van mindren voorraad leeft:
 
Echter toont gy u genegen,
 
Om verdrukten by te staan.
 
Arme Weduw, welk een zegen!
 
Jezus pryst uw' Liefdedâen:
 
Schoon ge, door 't geloof gedreven,
 
Maar twee penningen kunt geeven.
[pagina 47]
[p. 47]
 
Gy, door Nedrigheid geleid,
 
Geeft met een bescheiden oordeel,
 
Haat de stuursche onvriendlykheid,
 
En bedoelt geen eigen voordeel.
 
's Naastens smart strekt u tot smart,
 
Nimmer leeft gy onverschillig,
 
Want uw medelydend hart
 
Is volwaardig en gewillig,
 
Om, zo lang hy hulp verwacht,
 
Hem te helpen naar uw magt.
 
 
 
Laat de Schyndeugd zig vermaaken,
 
Als 't gemeen haar' weldaad pryst:
 
Zulk een dwaasheid kunt ge wraaken,
 
Daar ge uw Liefde 't liefst bewyst
 
In 't verborgen, voor den Heere,
 
Dien 't ootmoedig hart behaagt.
 
Alle Lofspraak ydele eere,
 
Daar de Waereld roem op draagt,
 
Moet by 's levens kroon verdooven,
 
Die uw deugd zig kan belooven.
[pagina 48]
[p. 48]
 
Als Gods Zoon in heerlykheid
 
Zal verschijnen op de wolken,
 
Zal hy 't loon, voor u bereid,
 
U voor 't oog van alle volken,
 
Schenken; maar het boos geslacht,
 
Dat hem liefdeloos dorst hoonen,
 
Zyne alomgevreesde magt
 
En zyne eeuwige ongunst toonen.
 
Wel hem! die zig wyslyk draagt,
 
Als de Elende kermt en klaagt.
 
 
 
Kon het, onder 't zwaarste lyden,
 
Schoon beroofd van goed en kroost,
 
't Vroom gemoed van Job verblyden,
 
Dat hy de Armôe had getroost?
 
Zullen Dorkas liefdegaven
 
Eeuwig leeven, na haar dood?
 
Volg dan 't heilig spoor dier braaven,
 
Gy, die zoveel heils genoot,
 
Uit Gods liefderyke handen,
 
In den schoot der vrye Landen.
voetnoot*
Ossifraga genaamd, welke Vogels van sommigen, voor zeker soort van Arenden gehouden worden. Zie het groot Waereldtoneel van Cezar Ripa enz. II. Deel, Bl. 153. vergel. met I Deel Bl. 37.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken