Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen (1770)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen
Afbeelding van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingenToon afbeelding van titelpagina van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.03 MB)

ebook (6.20 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen

(1770)–Johan Pieter Broeckhoff–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 81]
[p. 81]

Lastering.



illustratie

Indien gy gesmadigd wordt om den naame Christi, zo zyt gy zalig: want de Geest der heerlykheid, ende (de Geest) Gods rust op u: wat haar aangaat hy wordt wel gelasterd, maar wat u aangaat hy wordt verheerlykt.
I Peter: IV. 14.
 
Hoe schynt de Lastering op de Onnozelheid gebeten!
 
Zy grypt een schreiend Kind by 't hair, ontdekt haar' aart,
 
En toont door haar gezigt wat drift haar heeft bezeten.
 
Haar Toorts ontsteekt een vuur, dat ramp en tweedragt baart
 
Ga naar voetnoot*Het dier, dat, naar men zegt, den mensch doodt door zyne oogen,
 
Kan ons haar eigenschap en bittre vrugt betoogen.
Wat vierige Slangen heeten Izraël zo fel in de woestyne, als de Boosheid van die venynige tongen Gods volk nog weet te steeken in de verdrietige woestyne dezer Waereld? elke Lastertong strekt een zwaard of moordpyl om het bloed der onnozelsten — geen lichaams bloed, maar het bloed hunner eere te vergieten.
Vollenhove.
[pagina 82]
[p. 82]
 
'K Schets een Ondier woest van aart,
 
Schoon het dreigt met klaauw-en-tanden,
 
En nog God' nog Menschen spaart
 
Daar het woedt in Kerk en Landen
 
'k Durf in myn Bespiegeling,
 
Zyn gevloekt bestaan ontdekken:
 
't Monster brull', terwyl ik zing,
 
't Zal te meer myn' Zanglust wekken.
 
Dat het op myn Dichtvermaak,
 
Vry zyn gal uit wraakzugt braak!
 
 
 
Lastering in de Hel geboren,
 
Gy, door Haat en Nyd gevoed,
 
Poogt der Menschen rust te stooren,
 
Daar gy eeuwig onheil broedt.
 
Vyandin van 't Alvermogen,
 
Snoode Schendster van zyn Wet
 
Naaste Bloedvriendin der Logen,
 
Die de blanke Deugd besmet:
 
En verblind voor 't licht der Reden,
 
Tracht d'Aartslastraar na te treeden.
[pagina 83]
[p. 83]
 
Zult gy 't ongenaakbaar Licht,
 
ô Rampzalige! genaaken;
 
En de Godheid, in 't gezigt
 
Lastren, en haar deugden wraaken?
 
Mag een heillooze Onderdaan
 
Aan zyn' Vorst zyn' moedwil toonen?
 
Of, zal 't nietig Stof bestaan
 
De Oppermajesteit te hoonen,
 
Als het, trots op eigen magt,
 
Zelfs als God wil zyn geacht?
 
 
 
Durft gy zulk een gruwel waagen?
 
Vrees dien Wreeker van zyn eer!
 
De Aarde, môe van u te draagen,
 
Wacht op 't wenken van haar' Heer,
 
Om ter straffe u in te zwelgen:
 
Of de ontroerde Hemel zal
 
Door zyn' donder u verdelgen.
 
Faroos dood, Herodes val,
 
Sanheribs verslagen' benden
 
Dreigen u de zwaarste elenden.
[pagina 84]
[p. 84]
 
Lochent uw misleid verstand,
 
't Aanzyn van een Opperezen,
 
Wiens alom ontdekte hand
 
Engelen en Menschen vreezen?
 
Zou door 't blind geval alleen
 
Aarde, Lugt, en Vuur, en Stroomen,
 
Zo veel duizend Wonderheên,
 
Met den Mensch zyn voortgeomen?
 
En zou alles, naar uw waan,
 
Zonder Gods beleid bestaan?
 
 
 
Zult gy zo de Magt onteeren
 
Die 't Heeläl geschapen heeft?
 
Kan het Schepsel u niet leeren,
 
Dat de ontkende Godheid leeft?
 
Poogt gy haar 't gebied te ontwringen?
 
Lastert gy 't Alwys Bestuur?
 
Schrikt, ontmenschte Stervelingen!
 
God is een verteerend vuur!
 
Nooit heeft vyand, ongewroken,
 
Roekloos naar zyn Kroon gestoken.
[pagina 85]
[p. 85]
 
Gy die stout d'Aartsheiland hoont,
 
Wraakt zyn Leer en wonderdaaden,
 
Of zyn Godheid niet verschoont,
 
En zyn' Zoenprys durft versmaaden:
 
Gy zult, meer dan 't Joodsch geslacht,
 
Dat de onkunde kon verblinden,
 
Toen 't hem lastrend heeft veracht:
 
Zyne gramschap ondervinden,
 
Als die Rechter van 't Heeläl
 
U ter vierschaar daagen zal.
 
 
 
Snoode! die door lasteringen
 
De onbevlekte Deugd besmet,
 
En op 's hemels Gunstelingen
 
Zelfs uw tygerklaauwen zet:
 
Als gy durft hun Godvrugt wraaken,
 
En hunn' vroomen wandel schendt.
 
God zal voor zyn Kindren waaken,
 
Die hun blanke oprechtheid kent:
 
En hun licht zal helder schynen,
 
Als uw nevel moet verdwynen.
[pagina 86]
[p. 86]
 
Waagt gy 't om de Onnozelheid
 
Door uw aadertong te schaaden:
 
Als gy uw vergift verspreidt
 
Op haar schuldelooze daaden,
 
Of haar woorden loos verkeert,
 
En, van liefde en trouw verwilderd,
 
Haaren goeden Naam onteert,
 
En haar beeltnis haatlyk schildert?
 
De Almagt die u hoort en ziet,
 
Duldt die vuile lastring niet
 
 
 
Durft gy ook uw pen gebruiken,
 
En door uw begaafde hand,
 
De eer van uwen Naasten fnuiken?
 
Maakt ge (ô onuitwischbre Schand,)
 
In uw snoode lasterschriften,
 
Zelfs de schoone Poëzy
 
Dienstbaar aan uw booze driften?
 
Doet gy haar in slaaverny
 
Van de schandlykste ondeugd treeden?
 
Schent gy haar bekoorlykheden?
[pagina 87]
[p. 87]
 
Gy, onwaardig deze Kunst,
 
Zult, al leeft gy door uw zangen,
 
Op uw werk des Hoogsten gunst
 
Nog der Braaven roem erlangen.
 
Neen! dus schendt ge uw Dichtlauwrier.
 
En uw arbeid, hoe verheven,
 
(Daar gy door geen heilig vier
 
Maar door 't helsche wordt gedreven)
 
Strekt en Boozen tot vermaak,
 
En verdient des Hemels wraak.
 
 
 
Gy die uw gehoor voelt streelen,
 
Als men 's Naasten eer bevlekt,
 
Gy zult in de straffen deelen,
 
Die de Lastraar naar zig trekt;
 
Vond hy minder luistrende ooren,
 
Wierd zyn lastren meer gehaat,
 
Hy zou eer zyn smaadzugt smooren,
 
En zyn tong deed minder kwaad.
 
Die geen lastren durft beletten
 
Zal zig zelf 'er mêe besmetten.
[pagina 88]
[p. 88]
 
Godgezinden! die den hoon
 
Vaak verdraagt van Lastermonden,
 
Nooit wordt uwe gloriekroon
 
Door hun vuil geklap geschonden
 
Laat hun lastren, uw gemoed
 
Zal geen smaad met smaad vergelden,
 
Neen! wanneer hun boosheid woedt,
 
Kunt ge, onder 't hevig schelden,
 
Voor hun, als 't een Kristen past,
 
Bidden naar uw Meesters last.
 
 
 
Zo uw hart u niet beschuldigt,
 
Smaakt ge een ongestoorde vreugd,
 
Schoon de hoon vermenigvuldigt.
 
Jozefs kuisheid, Davids deugd
 
Ja! vorst Jezus heilig leven,
 
Wierd veracht, beschimpt, bespot.
 
Zoek die leidzaam naar te streeven,
 
Zalig zyt gy in uw lot!
 
Als de Lastraar, by zyn sterven,
 
't Ryk der heerlykheid moet derven.
voetnoot*
De Baziliskus.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken