Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1
Afbeelding van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

(1946)–Johan Brouwer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

Vijfde les
De regelmatige werkwoorden op -ar

Er zijn in het Spaans drie hoofdgroepen van werkwoorden. Men onderscheidt ze naar de uitgang van de onbepaalde wijs (infinitivo), comprar, vender, vivir. Elk van deze groepen heeft zijn eigenaardigheden in de vervoeging, bepaald door de a, e, of i. In het gebruik van de werkwoordsvormen maakt de Spaanse taal een fijner onderscheid in tijden (tiempos) en wijzen (modos) dan het Nederlands. Een toelichting op de namen is daarom wel nodig.

Een werkwoord vermeldt een handeling of een feit met betrekking tot het heden (presente), verleden (pretérito) of de toekomst (futuro). Elk van deze tijden kan enkelvoudig (simple) of samengesteld (compuesto) naar vorm zijn. Verder maakt het Spaans een subtiel verschil in de verleden tijd, zodat de pretérito in drie phasen is te verdelen, de pretérito imperfecto, de pretérito definido, en de pretérito indefinido, welke wij zullen noemen presente perfecto. De pretérito imperfecto duidt een toestand, een gewoonte, een herhaling aan, de pretérito definido geeft een zakelijke mededeling omtrent een voltooide handeling uit een afgesloten verleden, of het begin van een handeling. De pretérito indefinido vermeldt een feit, een resultaat van een handeling die binnen de sfeer van het heden wordt betrokken. De handeling en de gevolgen ervan worden als nog heden doorwerkende voorgesteld en gevoeld. Vandaar ook de naam presente perfecto voor het pretérito indefinido. Het gebruik van deze tijden zal nader besproken worden

Ook in het gebruik van de wijzen, modos, is het Spaans subtieler en fijner geschakeerd dan het Nederlands. Werkelijke feiten en handelingen, of die welke zo worden voorgesteld, worden uitgedrukt door de aantonende wijs (indicativo). Iedere door een werkwoord uitgedrukte denkbeeldige toestand of handeling wordt door de aanvoegende wijs (subjuntivo) aangegeven. Een werkwoord, dat afhankelijk is van een ander werkwoord of een voegwoord dat een wenselijkheid, noodzakelijkheid, mogelijkheid, onzekerheid, of ontroering uitdrukt, staat in het Spaans doorgaans in de subjuntivo. Het gebruik van de subjuntivo, in de verschillende tijden, zal nader worden behandeld.

De vervoeging van de regelmatige werkwoorden op -ar luidt in de enkelvoudige tijden van het actief aldus:

[pagina 20]
[p. 20]

Infinitivo

comprar kopen

Presente

INDICATIVO SUBJUNTIVO
 
compro ik koopGa naar voetnoot1) que compre dat ik kope
compras jij koopt que compres dat jij enz.
compra hij, zij, u koopt que compre
compramos wij kopen que compremos
compráis jullie, gijlieden koopt que compréis
compran zij, ulieden kopen que compren

Preterito imperfecto

compraba ik kocht enz. que comprara of comprase dat ik kocht enz.
comprabas que compraras of comprases
compraba que comprara of comprase
comprába mos que compráramos of comprásemos
comprabais que comprarais of compraseis
compraban que compraran of comprasen

Preterito definido

compré ik kocht (ik heb gekocht) enz.
compraste  
compró  
compramos  
comprasteis  
compraron  

Futuro

compraré ik zal kopen enz, si comprare indien ik zal (mocht) kopen enz.
comprarás si comprares
comprará si comprare
compraremos si compráremos
compraréis si comprareis
comprarán si compraren

[pagina 21]
[p. 21]

Condicional

(Soms als een derde vorm van de subjuntivo van het imperfecto te beschouwen).

compraría ik zou kopen enz.
comprarías  
compraría  
compraríamos  
compraríais  
comprarían  

Imperativo

compra (tú) koop (jij)
compre (usted) koop (u)
comprad (vosotros) koopt (gijlieden)
compren (ustedes)
 
no compres koop niet enz.
no compre  
no compréis  
no compren  

Gerundio

Comprando kopend, door te kopen. Deze vorm wordt hoofdzakelijk bijwoordelijk gebruikt, is dus onveranderlijk. Hij treedt ook vaak in de plaats van het in onbruik geraakte tegenwoordig deelwoord. Zie les X. Het verleden deelwoord is comprado, gekocht.

Het lijdend voorwerp, of het onmiddellijk voorwerp van de handeling uitgedrukt door het werkwoord wordt in het Spaans vaak aangeduid door het voorzetsel a ter nadere, persoonlijke bepaling. Dit taalverschijnsel zal nader behandeld worden. Juan pega a Pedro, Jan slaat Piet.

Het onderwerp staat in het Spaans zeer dikwijls achter het werkwoord, voornamelijk als de nadruk op het werkwoord valt.

Van een aantal werkwoorden die op -iar, en -uar eindigen, zoals confiar toevertrouwen, enviar zenden, resfriarse verkouden worden, fluctuar schommelen (van koersen en prijzen), exceptuar een uitzondering maken, worden resp. de i en u geaccentueerd in de drie personen enkelv. en de derde pers. meerv. van de tegenw. tijd, indic. en subj. en de imper., bijv.: confío, fluctúan, envíe.

Werkwoorden op -ar

dar geven
hablar spreken
aquietar tot rust brengen, geruststellen

[pagina 22]
[p. 22]

bajar naar beneden gaan, afstappen, uitstappen
evacuar ontruimen
doblar verdubbelen
doblar la esquina de hoek (v.e. straat) omslaan
descorchar ontkurken
cortar snijden
tomar nemen
tomar asiento plaatsnemen
tomar parte en deel nemen aan
publicar publiceren
estallar ontploffen, losbarsten
fundar stichten
llegar (aan)komen
engañar bedriegen
escuchar luisteren naar
callar zwijgen
pisar met de voet drukken op, betreden
anunciar aankondigen
bailar dansen
cantar zingen
alabar prijzen
armonizar overeenstemmen
estudiar studeren, bestuderen
pintar schilderen
trabajar werken
viajar reizen
limpiar schoonmaken
hallar vinden
contestar antwoorden
llevar dragen, wegbrengen, meenemen
representar (iets) voorstellen
ganar verdienen
gastar verteren, uitgeven
marchar gaan, lopen
notar optekenen, opmerken
cobrar innen
formar vormen
peinar kammen
consagrar a wijden aan
estrechar la mano de hand drukken
mandar gelasten, zenden
enseñar onderrichten, aanwijzen
arreglar in orde brengen, regelen
pasar doorkomen, voorbijkomen
llamar roepen, noemen
lavar wassen
planchar strijken
almidonar stijven
llenar vullen
dejar laten, achterlaten, verlaten
regalar ten geschenke geven
telegrafiar telegraferen

Woordenlijst

pasar de una mano a otra van hand tot hand gaan
la entrada de toegang, het toegangsbewijs
el concierto het concert
el orador de redenaar
en volandas vliegensvlug
el anillo de ring
la muchedumbre de menigte
cargado de belast met
la piedra tallada de gehouwen steen
fuerte sterk, krachtig
rudo ruw, hard
la seguridad de zekerheid, de veiligheid
la casa de socorro wijkgebouw voor eerste hulp bij ongelukken
el carro de kar

[pagina 23]
[p. 23]

debajo de onder
el aparato het apparaat
el aparato de radio het radiotoestel
el puente de brug
la lavandera de wasvrouw
el vaso het glas
la canción het lied
la cofia de (boeren)muts
el delantal het schort
la ventanilla het raampje
rayado gestreept
rayado de negro met zwarte strepen
los zuecas de klompen
el pañuelo de (zak)doek
el zapato de schoen
el maletín het koffertje
la ruta de weg, route
la suma de som
la rodilla de knie
luego vervolgens, daarna
la pista de (dans)vloer
mientras terwijl
el brazo de arm
el duro geldstuk ter waarde van vijf pesetas
el abuelo de grootvader
el gusto de smaak
la edad de leeftijd
parar stoppen (bijv.voertuig)
delante de voor (v. plaats)
olvidar vergeten
mi mijn (bezitt. voornaamw.)
ordenar gelasten
el pariente het familielid
el banquero de bankier
un rato een ogenblik, een poosje
el relato het verhaal
el héroe de held
el cuello de hals, de boord
la camisa het (over)hemd
en honor de ter ere van
la botella de fles
la champaña de champagne
el juego het spel
la noticia het bericht
la dimisión het ontslag
la resignación de berusting
la estancia het vertrek, verblijf
el portal het portaal
el acelerador de gaspedaal
el diario het dagblad
la bailarina de danseres
la gorra de pet, de muts
el paño het laken
un traje de paño een lakens pak
el promedio het gemiddelde
la velocidad de snelheid
el nombre de (voor)naam
el apellido de familienaam
el extranjero de buitenlander
precioso kostbaar
atravesar oversteken
el palco de loge
el comerciante de koopman
el cuadro het schilderij
precioso kostbaar

Oefening 5 A

El músico regalaba entradas para los conciertos. El orador hahlaba con voz fuerte y ruda. Bajó del coche una mujer elegante, con varios anillos preciosos en los dedos. Los transeúntes llevaron al enfermo en volandas a la casa de socorro. Los estudiantes descorcharon una botella de champaña en honor de su (= hun) amigo. Los niños tomaban parte en el juego. Un día (= op zekere dag) estalló una bomba debajo de un puente. El empleado escuchó la noticia de su dimisión con resignación, luego atravesó la estancia y bajó al portal. Pise usted el acelerador. Los diarios anuncian en grandes letras a una bailarina negra. Los jóvenes tomaron asiento en un palco mientras sus amigos bailaban en la pista. El mendigo cantaba una canción melancólica, su mujer llevaba un niño en brazos. En algunas provincias holandesas muchas

[pagina 24]
[p. 24]

mujeres llevan cofias blancas, delantales rayados de azul y zuecos, y muchos hombres llevan un pañuelo al (= om de) cuello, zapatos finos y una gorra de paño. El automóvil marchaba a cincuenta (= vijftig) kilómetros por hora, promedio máximo de velocidad por (hier = op) la ruta. El portero del hotel notó el nombre, el apellido, la edad, la naturaleza (hier = geboorteplaats) y la profesión de los viajeros. Los diez (= tien) duros que cobraba cada (= iedere) sábado formaron en pocos meses una suma respetable. Juan consagraba sus ratos libres a visitar a sus parientes. El niño estaba sentado (= zat) sobre las rodillas del abuelo y escuchaba muchas veces el relato de la hazaña (= grootse daad) del héroe nacional. El padre estrechó a su hijo contra (= tegen, aan) su corazón. La madre ordenó a la criada que (= dat) lavara y peinara a los niños. La joven arreglaba el cuarto con gusto. Los caracteres de Pedro y de Juan no armonizan.

Oefening 5 B

De Engelsen reizen veel (= mucho). Roep het dienstmeisje. Ik vind het boek niet. De wasvrouw wast, stijft en strijkt de boorden en de overhemden. De auto stopte voor het huis. Zij vulden hun (= sus) glazen. Hij verdient veel geld en geeft veel geld uit. De onderwijzers onderrichten de kinderen en werken met hen (= con ellos). De meisjes zullen de kamers in orde brengen en de jongens zullen hout hakken (= cortar leña). De kinderen zongen Spaanse liederen. De ouders prezen het kind. Hij antwoordt. Hij zal antwoorden. Vergeet niet. Zij vonden. Enige kooplieden van deze (= esta) stad verzenden radio-toestellen naar Spanje. Hij zal van mening (= opinión) veranderen. Zij kwamen een kar beladen met gehouwen steen voorbij. Mijn vader zal het vraagstuk bestuderen. De studenten kochten hun mondvoorraad (= provisiones) in de dorpen welke (= que) zij doorkwamen. Het schilderij stelt een landschap (= el paisaje) voor. Praat niet. De boeken van deze (= este) schrijver (= autor) gaan van hand tot hand. Ik zal zwijgen en zal gelasten dat de bedienden zwijgen. De auto verdubbelde de snelheid. Hij zong. Zij zullen veel geld verteren. Indien zij mochten komen. Zij zouden aankondigen. Hij gelast dat zijn kinderen studeren. Het dienstmeisje maakt de kamer schoon. De bevolking ontruimt de stad. Ik vertrouw het geld aan mijn bankier toe.

voetnoot1)
In het Spaans gebruikt men het pers. vrnmw. slechts als de nadruk er op valt of om misverstand te voorkomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken