Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1
Afbeelding van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

(1946)–Johan Brouwer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

Zesde les
Het hulpwerkwoord haber

Een der belangrijkste hulpwerkwoorden (verbos auxiliares) in het Spaans is het hulpwerkwoord haber. Hiermede worden ook de samengestelde tijden van de onovergankelijke werkwoorden gevormd he llegado ik ben gekomen, zodat in het Nederlands haber afwisselend door hebben en zijn moet worden vertaald. Behoudens enkele gevallen komt haber niet als een zelfstandig werkwoord voor. Ons werkwoord hebben, in de betekenis van bezitten wordt in het Spaans weergegeven met het werkwoord tener. Zie elfde les.

De vervoeging van het hulpwerkwoord haber is als volgt:

Presente perfecto

INDICATIVO SUBJUNTIVO
 
he comprado ik heb gekocht que haya comprado dat ik gekocht heb(be) enz.
has comprado jij hebt gekocht " hayas "
ha comprado hij, zij, u heeft gekocht " haya "
hemos comprado wij hebben gekocht " hayamos "
habéis comprado gijlieden, jullie hebt gekocht " hayáis "
han comprado zij, ulieden hebben gekocht " hayan "

Pluscuamperfecto

había comprado ik had gekocht enz. que hubiera of hubiese comprado dat ik gekocht had(de) enz.
habías comprado ik had gekocht enz. " hubieras of hubieses "
había comprado ik had gekocht enz. " hubiera of hubiese "
habíamos comprado ik had gekocht enz. " hubiéramos of hubiésemos "
habíais comprado ik had gekocht enz. " hubierais of hubieseis "
habían comprado ik had gekocht enz. " hubieran of hubiesen "

Preterito perfecto

INDICATIVO
 
hube comprado ik had gekocht enz.
hubiste "
hubo "
hubimos "
hubisteis "
hubieron "

[pagina 26]
[p. 26]

Futuro perfecto

habré comprado ik zal gekocht hebben enz. si hubiere comprado indien ik gekocht mocht (zal) hebben enz.
habrás " si hubieres "
habrá " si hubiere "
habremos " si hubiéremos "
habréis " si hubiereis "
habrán " si hubieren "

Condicional perfecto

habría comprado ik zou gekocht hebben enz.
habrías "
habría "
habríamos "
habríais "
habrían "

Gerundio

habiendo comprado door te hebben gekocht.

Het gebruik van de vormen he comprado, había comprado, hube comprado zal later uitvoeriger behandeld worden. Wij volstaan hier met deze essentiële opmerking:

Juan había comprado nueces Jan had noten gekocht

Evenals ha comprado legt había comprado de nadruk op het gevolg, het resultaat van een handeling: hij had de noten dus. Indien de nadruk moet vallen op de handeling zelf wordt of het pretérito definido gebruikt: Juan compró, hetwelk dus in het Nederlands dikwijls door had gekocht en dgl. moet worden vertaald, of hubo comprado. Deze laatste vorm komt slechts na bepaalde voegwoorden voor zoals así que, luego que, después que zodra, onmiddelijk nadat, apenas que nauwelijks, e.a. Het werkwoord van het tweede lid van de zin staat dan in de pretérito definido, bijv.:

Luego que Juan hubo comprado los billetes los entregó a sus amigos onmiddellijk nadat Jan de kaartjes had gekocht gaf hij ze aan zijn vrienden

Het verleden deelwoord comprado is in het actief steeds onveranderlijk. Bijv.:

Juan ha comprado libros Jan heeft boeken gekocht
Los libros que Juan ha comprado de boeken welke Jan heeft gekocht

[pagina 27]
[p. 27]

De samengestelde tijden vormen een eenheid. De ontkenning gaat aan het hulpwerkwoord vooraf. Het voorwerp volgt op het deelwoord. Het onderwerp staat geheel voorop of achteraan, al naar gelang van de nadruk. Bijv.:

Juan no ha comprado libros Jan heeft niet (geen)boeken gekocht

In vraagzinnen volgt het pers. vrnw. op het deelwoord, daarop volgt het voorwerp. Bijv.:

¿Ha comprado usted libros? heeft u boeken gekocht?

De subjuntivo hubiera of hubiese comprado wordt behalve in de vermelde gevallen waarin het Spaans een aanvoegende wijs vereist, ook gebruikt bij onvervulbare of onwerkelijke voorwaarden of veronderstellingen. Het werkwoord uit het tweede lid van de zin staat dan insgelijks in de aanvoegende wijs, of in de condicional, welke doorgaans de waarde van een aanvoegende wijs heeft.

Voorbeeld

Si Juan hubiera (hubiese) llegado me habría (hubiera) avisado als Jan gekomen was (hij is niet gekomen) zou hij me gewaarschuwd hebben

De aanvoegende wijs van het futuro perfecto (zeer weinig gebruikelijk) vermeldt een vaag waarschijnlijk maar mogelijk feit.

Voorbeeld

Si Juan hubiere llegado als Jan gekomen is (mocht zijn)
habrá hallado mi carta zal hij mijn brief hebben gevonden

Woordenlijst

tranquilizar tot rust, bedaren brengen
la tardanza sacar (zie les XII) de vertraging trekken uit, te voorschijn halen
sacar fotografías fotograferen
la ventaja het voordeel
sacar ventaja de voordeel trekken van
lloviznar motregenen
cesar de, dejar de ophouden met
presentar aanbieden, voorstellen, laten zien
mirar aankijken, beschouwen
aceptar aannemen
saludar groeten
afirmar bevestigen, verklaren
tratar (hier) behandelen
resultar blijken
preparar voorbereiden

[pagina 28]
[p. 28]

calcular berekenen
enterar op de hoogte stellen
recaudar innen, ontvangen
la coartada het alibi
esperar hopen, verwachten
explicar uitleggen
caminar wandelen, lopen
bien (bijw.) goed, wel
el acreedor de schuldeiser
el huelguista de staker
los ingresos de inkomsten
la cuota de persoonlijke bijdrage
el turismo het vreemdelingenverkeer
la tarjeta het visitekaartje, de briefkaart
la sala de espera de wachtkamer
despacio (bijw.) langzaam
de prisa (bijw. uitdrukking) haastig
el obrero de arbeider
la grosería de grofheid
con grosería (bijw. uitdrukking) grof
el inventor de uitvinder
el proyecto het plan
juntos gezamenlijk
la frase de zin
la ropa het wasgoed
el paso de pas (schrede)
la llegada de aankomst
el tren de trein
la fortuna het vermogen, de fortuin
el cheque de cheque
la ventanilla het raampje
el punto de vista het gezichtspunt
desde van.... af, uit
el interventor de bemiddelaar, opzichter
proporcionar verschaffen
fomentar bevorderen
el puesto de plaats, de betrekking
tirar werpen
saltar a la comba touwtje springen
otro een ander (als adj. altijd zonder onb. lidw.)
casi bijna
el partido de partij
acelerar versnellen
olvidar vergeten
el principio het beginsel
el alumno de leerling
ayer gisteren
los negocios de zaken
ahora nu
la abundancia de overvloed
el ladrón de dief
la huída de vlucht

Oefening 6 A

El maestro había enseñado a los niños los principios de la gramática. Algunos hombres habían tranquilizado a la muchedumbre. Hemos hablado con el jefe de la oficina y hemos explicado la razón de la tardanza. El alumno ha sacado grandes ventajas de la enseñanza del maestro. Había cesado de lloviznar. El poeta había aceptado un puesto en la redacción de un periódico. Ayer afirmaron los directores de esta casa (hier: zaak) que los negocios marchaban bien, y ahora resulta que han engañado a sus acreedores. Los huelguistas calcularon los ingresos que habían recaudado por cuotas. El estado ha proporcionado dinero para fomentar la propaganda del turismo. Luego que hubo presentado su tarjeta entró en la sala de espera. Los transeúntes habían caminado despacio y no habían dejado de mirar al gran hombre. Había saludado de prisa a los empleados. Los obreros han tratado con grosería al interventor. Si le (= hem) hubieran enterado de la situación habría aceptado con gusto la proposición. Ya habrá hallado

[pagina 29]
[p. 29]

el libro que le (= hem) he mandado. Los estudiantes han formado el proyecto de viajar juntos por España. ¿Ha mandado usted a la criada que arregle los cuartos? El maestro ha alabado a los niños porque han trabajado bien. Su hermano ha fundado un banco y el dinero llega en abundancia. La frase ‘si Pedro mandara dinero yo lo (= het) gastaría’ significa que Pedro no ha mandado dinero ni (= en ook niet) yo espero que lo mande. El pretérito de esta frase es la forma compuesta (= samengesteld) ‘si Pedro hubiera mandado dinero yo lo habría gastado.’ Así que hubieron entrado en la casa cerraron (= sloten zij) las puertas y las ventanas. Los ladrones habían preparado la huída y la coartada.

Oefening 6 B

Zij hadden hun (hier = de) pas versneld. De kinderen zullen de woorden van deze les vergeten hebben. De voorbijgangers hebben het kind de richting gewezen. Enige jongelui hadden de aankomst van de trein afgewacht (= esperar). Aan het eind van deze (= este) maand zal hij zijn (= su) vermogen verdubbeld hebben. Heb je de cheque geïnd? Het kind heeft zijn zakdoek uit het raampje van de trein geworpen. Het zal spoedig (= pronto) ophouden met motregenen. Hebben de meisjes touwtje gesprongen? De studenten hadden plaats genomen op de eerste rij (= la primera fila) van de engelenbak (= el paraíso). De ouders zullen de dingen van een ander gezichtspunt hebben beschouwd dan (= que) de kinderen. Bijna allen (= todos) zouden zijn partij (= su partido) hebben gekozen (hier = nemen) als zij naar zijn woorden hadden geluisterd. In je (= tu) laatste brief heb je de komst (hier: la venida) van je (= tu) broer aangekondigd, maar tot nu (= hasta ahora) is hij niet gekomen. Zou (vert. zal) hij aangekomen zijn in de trein van deze avond (= esta noche)? Jullie hebt ijverig (= con aplicación) gewerkt. Heb je opgemerkt dat Jan niet aangekomen is? Hij had gelast dat zij hun (= su) kamer in orde zouden brengen (subj. imperf.). Het meisje zou het wasgoed hebben gewassen en gestreken maar zij is te laat (= tarde) gekomen. De kruier heeft de koffers naar het station gebracht. Zij zouden gezwegen hebben. Hadden jullie geroepen? Hebben zij de cheque geïnd? Wij zullen gereisd hebben. Hij had geprezen. Kinderen, drukt niet op de gaspedaal. Zij zouden de kinderen gewassen en gekamd hebben, maar hebben het (= lo, vóór het hulpwerkwoord plaatsen) vergeten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken