Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1
Afbeelding van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

(1946)–Johan Brouwer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Zevende les
De regelmatige werkwoorden op - er

Als voorbeeld van de vervoeging van de regelmatige werkwoorden op - er nemen wij vender verkopen.

Presente

INDICATIVO SUBJUNTIVO
 
vendo ik verkoop que venda dat ik verkope enz.
vendes jij verkoopt que vendas
vende hij, zij, u verkoopt que venda
vendemos wij verkopen que vendamos
vendéis jullie, gij lieden verkoopt que vendáis
venden zij, ulieden verkopen que vendan

Preterito imperfecto

vendía ik verkocht enz. que vendiera of vendiese dat ik verkocht enz.
vendías que vendieras of vendieses
vendía que vendiera of vendiese
vendíamos que vendiéramos of vendiésemos
vendíais que vendierais of vendieseis
vendían que vendieran of vendiesen

Preterito definido

vendí ik verkocht, ik heb verkocht, enz.
vendiste
vendió
vendimos
vendisteis
vendieron

Imperativo

vende (tú) verkoop (jij) no vendas verkoop niet (jij)
venda (usted) verkoop (u) no venda verkoop niet (u)
vended (vosotros) verkoopt (gijl.) no vendáis verkoopt niet (gijl.)
vendan (ustedes) verkoopt (ulieden) no vendan verkoopt niet(ulieden)

[pagina 31]
[p. 31]

Futuro

venderé ik zal verkopen enz. si vendiere indien ik zal (mocht) verkopen enz.
venderás si vendieres
venderá si vendiere
venderemos si vendiéremos
venderéis si vendiereis
venderán si vendieren

Condicional

vendería ik zou verkopen enz.
venderías
vendería
venderíamos
venderíais
venderían

GERUNDIO PARTICIPIO PASADO
vendiendo verkopend, door te verkopen vendido verkocht

Presente perfecto

he vendido ik heb verkocht enz. que haya vendido dat ik verkocht heb(be) enz.

Pluscuamperfecto

había vendido ik had verkocht enz. que hubiera of hubiese vendido dat ik verkocht had(de) enz.

Preterito perfecto

hube vendido ik had verkocht enz.

Futuro perfecto

habré vendido ik zal verkocht hebben enz. si hubiere vendido indien ik verkocht zal (mocht) hebben enz.

Condicional perfecto

habría vendido ik zou verkocht hebben enz.

Werkwoorden op - er

beber drinken
barrer vegen
ceder wijken, afstaan
conceder toestaan
coser naaien
comer eten
correr (hard) lopen
recorrer doorreizen, doortrekken
prometer beloven

[pagina 32]
[p. 32]

deber moeten
depender de afhangen van
esconder verbergen
ofender beledigen
temer vrezen, bang zijn voor
meter plaatsen in, stoppen in
acometer aanvallen
someter onderwerpen
prender vastpakken, gevangen nemen
comprender begrijpen
emprender ondernemen
aprender (voor inf. met a) leren
reprender berispen
sorprender verrassen

Woordenlijst

en casa de ten huize van
la falta de fout
cometer faltas fouten begaan
el suelo de grond
la escoba de bezem
la circunstancia de omstandigheid
tocarGa naar voetnoot1) la flauta fluitspelen
próximo a dicht bij
el estudio de studie, het atelier
el desastre de ramp
el zócalo de sokkel, de plint
la facilidad het gemak, de gemakkelijkheid
maravilloso wonder(baar)lijk
la soltura de losheid, de vlotheid
según volgens
la proposición het voorstel
honrado eerlijk, fatsoenlijk
el vecino de buur
el interés het belang
el cuidado de zorg (voor iets)
la preocupación de bezorgdheid
la conducta het gedrag
la gente de mensen
la dirección de richting, het adres
la desgracia het ongeluk,
el accidente het ongeval
el puesto de plaats, de betrekking
la guardilla de zolderkamer
acceder a inwilligen
proceder handelen, te werk gaan
la costumbre de gewoonte
así zoo, aldus
hoy heden, vandaag
el débil de zwakke
sentimental gevoels -, sentimenteel
comercial commercieel
la súplica het verzoekschrift
la esperanza de hoop, de verwachting
los montes de oro de gouden bergen
el prójimo de naaste
el dialecto het dialect, de tongval
la provincia de provincie
meter ruido lawaai maken
el derecho het recht
el explorador de ontdekkings-reiziger
corre, corre haast je; vlug, vlug
el bolsillo de zak (van een) jas of broek), tasje
suceder volgen, gebeuren
el detalle de bijzonderheid
responder a antwoorden op
responder por instaan voor
por descuido uit nalatigheid
la mala fe de kwade trouw
el extranjero het buitenland
corresponder a beantwoorden aan
conocer (leren) kennen
socorrer } te hulp komen
acudir en socorro } te hulp komen
toda clase de allerlei

[pagina 33]
[p. 33]

In het Spaans vervangt men dikwijls een bijwoord door een zelfstandig naamwoord (zonder lidwoord) met voorzetsel. Bijv.:

hablar con soltura vlot spreken

Oefening 7 A

Esta noche comeremos en casa del médico. Mañana emprenderé un viaje. La noticia de la muerte de este señor ha sorprendido mucho a sus amigos. Muchos venden caro lo que (= hetgeen) han comprado barato. ¿Habéis comprendido lo que dice (= zegt) este señor? Un refrán español dice ‘no digas (= zeg niet) de esta agua no beberé.’ Significa este refrán que todos cometen faltas. Habría sometido este proyecto a mi maestro pero él había emprendido un viaje a España. Muchas criadas españolas barren el suelo con una escoba. La llegada del ministro dependerá de varias circunstancias. En una guardilla próxima al estudio del pintor, un niño aprendía a tocar la flauta. A los primeros triunfos habían sucedido los desastres. Un zócalo de madera corría alrededor del cuarto. Este joven ha aprendido el español con una facilidad maravillosa y lo habla (= spreekt het) con soltura. Habría accedido a su proposición si me hubiera enseñado los detalles. No cederemos, suceda lo que sucediere. Temo que no haya terminado el libro. Ellos temían que sucediera así. Si hubiese respondido a la carta habría procedido como hombre honrado, pero no respondió y comprendo que es su costumbre tratar a la gente con grosería. Te mando (= ik zend je) mi dirección en Madrid por si me (= voor het geval dat mij) sucediese alguna desgracia. Este accidente sucedió por descuido. Hemos sorprendido a la criada al (= bij het) escuchar a la puerta. ¿Teméis vosotros que así suceda? Yo no. Responda pronto, porque según comprendo, todo dependerá de usted. Cederían una parte de su (= hun) derecho si no temiesen la mala fe de sus adversarios. Luego que hubo prometido un puesto al joven comprendió que su decisión había dependido de razones sentimentales, no (= niet) comerciales. Juan metió el libro en el (vertaal = zijn) bolsillo.

Oefening 7 B

Hebt jullie je (vertaal: de) les geleerd? Wij hebben niet de les van vandaag geleerd maar (hier: sino) de les van gisteren. Drinkt geen (vertaal: niet) koud water. De vader heeft zijn zoon berispt. Zijn komst hing van allerlei omstandigheden af. Deze staat zal zijn buren onder-

[pagina 34]
[p. 34]

werpen en de andere staten zullen de zwakken niet te hulp komen. Als je een reis naar het buitenland mocht ondernemen moet je de talen leren van de landen die (= que) je zult doortrekken. Zij stonden voor hem in, want hij had beloofd dat hij de belangen van de zaak (= la casa) zou behartigen. De nacht had den reiziger overvallen. De ouders zouden de kinderen wel (onvertaald laten) begrepen hebben als dezen (= éstos) hun zorgen niet hadden verborgen. Heeft u geantwoord op zijn verzoekschrift? Zij hadden niet aan mijn verwachtingen beantwoord. Hij zal gouden bergen beloven. Jullie hebt een deel van je (= vuestros) rechten afgestaan. Wij zullen eten en drinken. Het meisje liep hard door (= por) het huis en maakte veel lawaai. Draagt zorg voor de belangen van de naasten. Wij hadden Spanje doorreisd en de dialecten van de verschillende provincies geleerd. Berispt de kinderen niet. Zij moeten hun (= su) les leren. Maak geen (vertaal: niet) lawaai. Antwoord spoedig. Zijn gedrag heeft niet aan de verwachting beantwoord. Zij zouden niet gevreesd hebben. Hadt gijlieden geleerd? Hij zou verrast hebben. Wijkt niet. Zij hadden Spanje moeten doortrekken, dan (= en este caso) zouden zij land en volk (vertaal beide woorden met lidw.) hebben leren kennen. De ouders gelastten dat de kinderen op hun belangen zouden letten (subj. imperf.). Indien hij gouden bergen mocht beloven zou mij (= me, vóór het werkwoord, na ontkenning) dat (onvertaald laten) niet verrassen. Onmiddellijk nadat de ontdekkingsreiziger het land had doorgetrokken zond hij bericht (hier: noticias) aan zijn vrienden. Vreest niet. Zij hadden hard gelopen. Vlug, vlug.

voetnoot1)
Zie les XII.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken