Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1
Afbeelding van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

(1946)–Johan Brouwer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 62]
[p. 62]

Dertiende les
Het persoonlijk voornaamwoord

In het Spaans wordt het persoonlijk voornaamwoord (el pronombre personal) als onderwerp slechts gebruikt als er bijzondere nadruk aan wordt gegeven.

Yo hablo y tú escucharás ik spreek en jij zult luisteren

In andere gevallen wordt het weggelaten tenzij er verwarring zou kunnen ontstaan betreffende de vormen waarin de eerste en de derde persoon overstemmen (hablaba, vendía) of als er duidelijk moet uitkomen of het onderwerp él, ella of usted is.

Voor de gevallen waarin het pers. vrnw. meewerkend, belanghebbend of lijdend voorwerp is, objecto indirecto of directo, wordt er ook verschil gemaakt tussen meerdere of mindere nadruk. Bijv.:

Mi amigo me habló de España mijn vriend sprak me over S.

In geval van grote nadruk op mij, in tegenstelling tot iemand anders, zegt men:

Mi amigo me habló a mí de sus estudios mijn vriend sprak mij over zijn studies

Deze schakering bestaat voor alle persoonlijke voornaamwoorden in de betrokken gevallen, m.a.w. er zijn voor het pers. vrnw. zwakke en sterke vormen. Zij zijn als volgt:

Eerste persoon

Enkelvoud Meervoud
zwak nadrukkelijk zwak nadrukkelijk
  yo ik   nosotros, vr. nosotras wij
me a mí me, aan mij nos a nosotros, vr. a nosotras aan ons
me a mí me, mij nos a nosotros, vr. a nosotras ons

[pagina 63]
[p. 63]

Tweede persoon

  tú je, jij   vosotros, vr. vosotras jullie, gijlieden enz.
te a ti je, aan jou os a vosotros, vr. a vosotras
te a ti je, jou os a vosotros, vr. a vosotras

Derde persoon

(manlijk)

  él hij   ellos zij
le a él hem, aan hem les a ellos hun, aan hen
le, lo a él hem les, los a ellos hen

(vrouwelijk)

  ella zij   ellas zij enz.
le, la a ella haar, aan haar les, las a ellas
la a ella haar, aan haar las a ellas

Het onzijdig is ello het, dat (zeer weinig gebruikelijk), lijdend voorwerp (objecto directo) lo.

 

In de gevallen waar het pers. vrnw. afhankelijk is van andere voorzetsels dan a, dus de, sobre, para, por, e.a. worden insgelijks de sterke vormen gebruikt, resp. de mí, de ti, de él, de nosotros (-as), de vosotros (-as), de ellos, de ellas. De dativo heeft voor het vrouwelijk twee vormen, resp. le, la, les, las. De vormen le, les zijn de oorspronkelijkeGa naar voetnoot1), maar ter voorkoming van misverstand zijn de vormen la, las (van de acusativo) ook in de dativo gebruikelijk geworden. Hetzelfde geldt voor de dubbele vormen in de acusativo van het manlijk.Ga naar voetnoot1) De oorspronkelijke vorm was lo, los, maar deels ter onderscheiding van het neutrale lo, deels door assimilatie zijn de datiefvormen le, les in veelvuldig gebruik gekomen als acusativo.

Verbonden met het voorzetsel con met, hebben de pers. vrnw. van de eerste en tweede persoon enkelvoud een bijzondere vorm, conmigo met mij, contigo met jou.

Het wederkerende en wederkerige voornaamwoord van de derde persoon, ml. en vr., enkelv. en meerv., is met een voorzetsel sí, zonder voorzetsel se. Verbonden met con is het consigo.

[pagina 64]
[p. 64]

Het woord entre tussen, een voorzetsel dus, wordt in het Spaans meer als bijwoord gebruikt als het verbonden wordt met een pers. vrnw. Het moet dan vertaald worden met gezamenlijk, samen.

Entre él y su hijo levantaron la mesa hij en zijn zoon tezamen tilden de tafel op
Entre tú y yo tenemos mucha suerte jij en ik hebben samen veel geluk

Plaats van de persoonlijke voornaamwoorden

Juan me entrega un libro Jan overhandigt me een boek
Juan te entrega una carta Jan overhandigt je een brief
Juan le entrega una carta Jan overhandigt hem (haar, u) een brief
Juan te la entrega Jan overhandigt je hem (in het Sp. ‘haar’ omdat carta vr. is)

Op gelijke wijze nos lo, nos la, os lo, os la, dus bij de opvolging gaan de eerste en tweede aan de derde vooraf.

In de volgende les, bij de behandeling van de wederkerende en wederkerige werkwoorden, wordt de plaats van het persoonlijk voornaamwoord daarbij nader aangegeven. Wij volstaan hier met deze voorlopige opmerking:

Yo me entrego ik geef mij over
tú te entregas jij geeft je over
él (usted) se entrega hij geeft zich over, u geeft u over
nosotros nos entregamos wij geven ons over
vosotros os entregáis jullie (gij lieden) geeft je over
ellos (ustedes) se entregan zij geven zich over, ulieden geeft u over.

In de verbinding van de eerste en tweede persoon gaat de tweede aan de eerste vooraf.

te me entrego ik geef me aan je over
te nos entregamos wij geven ons aan je over

De versterkte vorm wordt achter het werkwoord gevoegd of staat, tot bijzondere nadruk, aan het hoofd van de zin. De zwakke vorm wordt in verbinding met het ww. tevens vermeld:

Juan te lo entrega a ti Jan geeft het aan jou
A ti te lo entrega pero no a mí hij geeft het aan jou maar niet aan mij

De verbinding van de dativo en acusativo van het persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon (men bedenke dat usted derde

[pagina 65]
[p. 65]

persoon is) heeft in het Spaans tot een merkwaardige phonetische ontwikkeling geleid. In zinnen als: hij geeft het hem, hij geeft het u. hij levert hem aan hen over, is de dativo van het pers. vrnw in het enkelvoud en in het meervoud gelijk, en wel se, hetwelk men niet moet verwarren met het gelijk luidende se zich.Ga naar voetnoot1)

Juan entrega una carta a Pedro Jan overhandigt een brief aan Piet
Juan se la entrega (a él) Jan overhandigt hem aan hem
Juan manda dinero a sus hijos Jan stuurt geld aan zijn kinderen
Juan se lo manda (a ellos) Jan stuurt het hun

De zwakke vormen gaan aan het werkwoord vooraf, behalve in de imperativo (uitgezonderd de negatieve vorm), de infinitivo, en de gerundio. Een enkele maal ook in de andere vormen, bijv. aan het begin van een zin, ter vermijding van eentonigheid, en in bloemrijke of verheven stijl. Indien de zwakke vormen op het werkwoord volgen worden zij daar enclitisch aan vastgehecht, d.w.z. zonder het accent van het werkwoord te veranderen. Dit wordt dan, indien nodig, aangegeven.

Entrégate geef je over
No queria entregármelo, entregártelo, entregárselo, entregárnoslo, entregároslo, entregárselo hij wilde het niet ter hand stellen aan mij, aan jou, aan hem (u),aan ons, aan jullie, aan hen (ulieden)
Véndemelo verkoop het mij
No me lo vendas verkoop het mij niet
Vendiéndolo, vendiéndomelo het verkopende, het mij verkopende

Ter vermijding van misverstand of onduidelijkheid in zinnen als

Juan se lo vendió Jan verkocht het hem (haar of u)

voegt men zo nodig de versterkte vorm van het desbetreffende pers. vrnw. er aan toe:

Juan se lo vendió a él, a ella, a usted Jan verkocht het hem, haar, u

In de verbinding van hulpww. of modale ww. (willen, kunnen, moeten e.a.) en een onbep. wijs kunnen de pers. vrnw. aan het hulpww! of modale ww. voorafgaan of aangehecht worden aan de onbep. wijs.

no puedo decirselo } ik kan het u niet zeggen.
no se lo puedo decir } ik kan het u niet zeggen.

Het pers. vrnw. (en ieder zelfstandig nw.) kan nog versterkt worden

[pagina 66]
[p. 66]

door het aanwijzend voornw. mismo zelf, hetwelk zich in geslacht en getal richt naar het woord of de persoon waar het bij hoort:

Usted mismo (misma) me lo ha dicho u heeft het me zelf gezegd.

Merkwaardige spaanse constructie

Men lette op de volgende constructie:

Los médicos tenemos poco tiempo para leer wij doktoren hebben weinig tijd om te lezen
Los novelistas escribís cosas inverosímiles gij(lieden) romanschrijvers schrijft onwaarschijnlijke dingen.

Deze verbinding van het werkwoord in de eerste en tweede persoon meervoud met een zelfst. nw. tot onderwerp wordt verklaard door het feit dat los médicos en los novelistas als bijstelling van het verzwegen pers. vrnw. nosotros en vosotros worden gevoeld.

Als het onderwerp bestaat uit verscheidene zelfst. nw. of pers. vrnw. en het pers. vrnw. van de eerste of tweede pers. is, dan staat het werkwoord resp. in de eerste of tweede persoon meervoud.

Ayer el médico y yo estuvimos hablando toda la tarde gisteren hebben de dokter en ik de hele middag zitten praten

In het Spaans treedt het pers. voornw. als indirect object dikwijls in de plaats van het bezittelijk vrnw. Het betrokken zelfst. nw. krijgt dan het lidwoord. Men vergelijke deze constructie met de Nederlandse zinswending: het is mij door het hoofd gegaan, voor: het is door mijn hoofd gegaan. In het Spaans is het regel dat het pers. voornw. indirect object wordt als het direct object een lichaamsdeel, persoonlijke eigenschap of een voorwerp is dat niet nader door het bezittelijk voornw. behoeft te worden bepaald (zie les XXIII).

Juan me pisó el pie Jan heeft op m'n voet getrapt
El golpe me ha estropeado la mano de slag heeft mijn hand deerlijk gekwetst

Herhaling van het object door de zwakke vorm van het pers. vrnw. Het indirecte en directe object wordt in het Spaans bij nadrukkelijke vermelding gewoonlijk weer opgenomen door de zwakke vorm van het pers. vrnw. Dit object kan aan het ww. voorafgaan of er op volgen, het pers. vrnw. behoudt de hierboven beschreven plaats. Bijv.:

Juan le ha mandado a su padre un relato extenso del suceso Jan heeft zijn vader een uitvoerig verslag gezonden van het voorval
A los ladrones la policía les quitó todas las cosas robadas de politie heeft den dieven al de gestolen voorwerpen afgenomen
Le (Lo) fusilaron al espía de spion werd gefusilleerd

[pagina 67]
[p. 67]

A usted le he dicho varias veces que.... ik heb u verscheidene malen gezegd dat....
Se lo comunicaron a los demás zij meldden het aan de anderen

Als het directe object aan het hoofd van de zin staat, wordt het herhaald door de zwakke vorm van het pers. vrnw. Bijv.:

El dinero, lo hemos repartido het geld hebben we verdeeld
La cantidad, la hemos repartido Mv. resp. los, las. het bedrag hebben we verdeeld

Het onzijdig pers. vrnw. De vorm ello wordt slechts zelden als onderwerp gebruikt, en heeft dan de waarde van een nadrukkelijk, aanwijzend vrnw.

Ello es (verdad) que dat - wat besproken is of nader zal worden behandeld - is waar dat...., het is een feit dat

Met een voorzetsel komt het vaker voor, a ello, de ello, sobre ello, en ello enz.

Convéncela de ello overtuig haar ervan
Todos los días pienso en ello alle dagen denk ik er aan

Ter vervanging van een zelfst. of bijv. nw. als gezegde (predicado) wordt lo gebruikt:

¿Es usted el alcalde? Sí señor, lo soy Bent u de burgemeester? Ja, mijnheer, (ik ben het, dat ben ik)
Su enfermedad es grave pero no lo es menos la enfermedad de mi hijo zijn ziekte is ernstig maar de ziekte van mijn zoon is het niet minder (is niet minder ernstig)
Los padres son ricos, los hijos no lo son de ouders zijn rijk, de kinderen zijn het niet

Ons men wordt in het Spaans op verscheidene manieren uitgedrukt, o.a. door de derde persoon meervoud. Steeds meer gebruikelijk wordt de vorm se met het ww. in de derde persoon enkelvoud (zie vgl. les) b.v.:

Cuando se es honrado como lo es nuestro empleado.... als men eerlijk is zoals onze bediende het is....
Se espera a que llamen y en seguida se entra men wacht tot men roept (zij roepen) en dan gaat men onmiddellijk naar binnen

Het pers. vrnw. se, welke ook zijn betekenis is, gaat altijd aan de andere pers. vrnw. vooraf.

[pagina 68]
[p. 68]

Het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden

Zoals reeds gezegd is worden de pers. vrnw. slechts gebruikt als de nadruk er op valt, of om misverstand te voorkomen. De beleefdheidsvorm is usted, ustedes (afgekort V. of Vd., Vs. of Vds.). Bijzondere, plechtstatige beleefdheidsvormen zijn: Vuestra Excelencia (met als verkorte vormen soms Vuecelencia en Vuecencia) vroeger gebruikelijk tegenover ministers, gezanten, en dgl.; Su Señoría, in de Cortes wel gebruikelijk onder de kamerleden in openbaar debat. De zwakke vorm nos werd zelfstandig gebruikt door den koning en nu nog door de magnaten van de Kerk. Vos, als zelfstandig pers. vrnw., was in geschrifte gebruikelijk jegens de koning, en is dit nog in dergelijke, plechtstatige stijl, ook in gebeden aan de Maagd bijv. (In verheven stijl is het ook wel gebruik een vergadering toe te spreken met de tweede persoon mrv., echter nooit met de zwakke vorm vos.) Verder komen de zwakke vormen niet zelfstandig voor.

¿Te gusta esta musica? ¿A mí? Sí, a ti! No, a mí no. Houd je van deze muziek? Ik? Ja, jij. Neen, ik niet.

Wat het onpersoonlijk vrnw. aangaat, zie de opmerking in les XV, betreffende het regent enz., en les IX.

Woordenlijst

la manía de dwaze gewoonte
en casa de ten huize van
el tío de oom
la tía de tante
soportar dragen, verduren
deber algo a uno iemand iets schuldig zijn
te debo un duro ik ben je een duro schuldig
te debo la vida ik heb het leven aan je te danken
golpear kloppen
la sangre het bloed
la garganta de keel
echar werpen
esharle vino a uno iemand wijn inschenken
hablar de tú met jij aanspreken
echarle a uno el brazo al hombro iemand de arm om de hals (schouder) slaan
osado vermetel
estropear verminken, bederven, stuk maken
tutear met jij en jou aanspreken
remirar nog eens bekijken
el médico rural de plattelandsdokter
confiar toevertrouwen
en torno de sí rondom zich heen
estar aquejado de behept zijn met
desconocido onbekend
aguardar wachten op
el recuerdo de herinnering
tonto dom, dwaas
el pintor de schilder
el poeta de dichter
la estrella de ster
la pantalla het lichtscherm, de film
doloroso pijnlijk, smartelijk
la separación de scheiding
el campo het land, het veld, het buitenleven

[pagina 69]
[p. 69]

la franqueza de openhartigheid
propio eigen
enteto volkomen, volledig
el esfuerzo de inspanning
me gusta la música ik houd van muziek
manosear herhaaldelijk in de handen nemen (vandaar ook wel: beduimelen)
el sitio de plaats, de plek
la corbata de das
el chal de sjaal
la cantatriz de zangeres
el cinturón de gordel, de riem
él me pone nervioso hij maakt me zenuwachtig
deparar toebedelen
el olor de lucht, de geur
el olor a cocina de kook-, keukenlucht
quince vijftien
perdonar } vergeven, niet kwalijk nemen
dispensar } vergeven, niet kwalijk nemen
ofender beledigen
el caballero de ridder, de meneer
caballero meneer
la radio de radio
variar veranderen (ook onovergankelijk)
el florín de gulden
el sacristán de koster
el cirial de grote waskaars
el grabado de gravure
ensanchar wijder maken
el pensador de denker
bastante tamelijk, nogal
demasiado te veel, al te (hier: te goed)
la sinceridad de oprechtheid
la creencia het geloof
desear wensen
el campeón de kampioen
convidar uitnodigen
honrar eren
deparar toebedelen
la tierra het land, de grond
cuanto antes zo spoedig mogelijk
por vuelta de correo omgaand
no me gusta het staat me niet aan
inverosímil onwaarschijnlijk
la revista het tijdschrift
el viento de wind
acostumbrarse a zich gewennen aan
encender aansteken
la pena de smart
algo iets
estar acostumbrado a gewend zijn aan
echar la culpa a uno iem. de schuld geven

Oefening 13 A

En casa de mi tío tocábamos el piano ella y yo. Me habló de sus proyectos. ¿Que (= wat) le debo a usted? le preguntó el viajero al guía. Tenía fiebre y le golpeaba la sangre en la garganta. Siempre ha confiado en sí mismo. ¿A ti no te parece (= schijnt) bien la idea? le preguntó el maestro a su amigo, echándole una mano al hombro. Arréglate (= maak je gereed) que ya son las ocho. Al hombre osado la fortuna le da (= geeft) la mano (Spaans spreekwoord). Todo el mundo le creía un hombre de gran talento. ¿Porqué no me lo has mandado a mí? Después de mirarlo y remirarlo (lo is hier hem) le preguntó el empleado: ¿Deseaba usted algo? Les pesaba la soledad a los médicos rurales. Se lo confié a mi padre. Miraron en torno de sí. Ella está aquejada de una enfermedad desconocida y la ayudan poco los medicamentos que le dan los médicos. Te aguardan tu mujer y tu hijo. Como recuerdo de su viaje el joven les envió a sus padres una colccción de fotografías.

[pagina 70]
[p. 70]

El estaba tan cansado como (= even moe als) yo. A mí no me es simpático este empleado. Los poetas sois tontos, dijo (= zei) el pintor. A Pedro le gustaba manosear la colección de corbatas, de chales, de cinturones, de pañuelos. A él no le he dicho (= gezegd) todavía que estoy de vuelta. ¿No le gustaría a usted, señorita, ser estrella, una gran estrella de la pantalla? Si señor, pero quiero (= ik wil) alcanzarlo por mi (= mijn) propio esfuerzo. Me pone nervioso el ruido de platos y el olor a cocina. Tú ¿porqué estás aquí? Perdóneme si le he ofendido a usted, caballero. A mi madre la molesta mucho la radio. Tú no estás como antes. Has variado mucho. Ya lo creo (letterlijk: ik geloof het al, wel, thans uitroep voor ‘en of’, ‘stellig’). El sacristán tenía encendidos los dos ciriales y, entre él y su hijo, los levantaron hasta la altura del cuadro. No te aflijas, hijo mío (= mijn kind). Los invitaba a ensanchar los horizontes pero ellos le tuvieron miedo al joven pensador. Yo no quiero que a ti te venza la vida. Por ti llegaré a ser campeón del mundo, dijo (= zei) el boxeador. No te convido a comer porque aquí se come bastante mal. Se está muy bien en este hotel. Se la conocía (= kende) demasiado para poner en duda (= in twijfel trekken) la sinceridad de su creencia. ¿Le sería dolorosa a usted la separación? ¿A ustedes les gusta el campo? Ellos no tenían motivos de antipatía por ella. Ella le hablará a usted con entera franqueza. Hay que perdonárselo, es muy joven. Juan le contó (= vertelde) a su padre lo que (= hetgeen) les había pasado a su amigo y a él. Déjale a él este sitio. ¿Porqué se lo dejaría a él? Dejándoselo a él te honras a ti mismo. Señor ¿le llevaré la maleta al hotel? Mozo, écheme vino. No (lo) hay, señor. Tuvimos que participárselo a nuestros padres. Comuníqueselo (usted) pronto. No nos han contestado. Deben contestarnos pronto. La vida nos ha deparado muchas penas, pero hay que soportarlas con resignación. A ustedes les debemos la vida. Una de sus manías era hablar de tú a todo el mundo. A la tercera o cuarta vez de ver a una persona (= bij de derde of vierde keer dat hij iemand zag) ya la tuteaba. A mi amigo le gusta mucho la pintura moderna, a mí me gusta más (= meer) la música moderna. Entreguémoselo (de s van - mos valt weg om verdubbeling der s te voorkomen). Entreguémonos (de s eveneens uitgevallen).

Oefening 13 B

Wat (= qué) zal ik hem antwoorden? Deel hem mee dat hij ons vijftig (= cincuenta) gulden schuldig is. Ons? Zeker, ons, niet u. Zij hebben ons gevraagd of het bericht ons verrast heeft. Hij heeft hun een schilderij ten geschenke gegeven. Zij houden niet van moderne muziek. Wij houden er veel (= mucho) van. Ik zal u een geheim toevertrouwen, maar deel het niet aan de anderen mee (= comunicar). Helpt ons een beetje (= un poquito). Jullie hebt ons gehinderd met dat (= ese) lawaai.

[pagina 71]
[p. 71]

Zij hebben hem niet geloofd, het verhaal lijkt (= parece) hun onwaarschijnlijk. Laten wij hem mededelen dat het huis ons aanstaat en dat wij het zullen kopen. Als hij het ons verkoopt moet hij het in goede staat (= en buen estado) achterlaten. Hij heeft zijn ouders bericht dat zijn vrienden hem hartelijk (= con cordialidad, na het ww.) hebben ontvangen. Ons hebben zij bericht dat het volledig pension (= la pensión completa) twintig pesetas beloopt en u berichten zij dat het (onvertaald laten) vijftien pesetas is. Wien (= a quién) moet ik geloven, u of hem? Ik dacht dat zij mij riepen maar zij roepen haar. Brievenbesteller (= cartero), hebt u wat (= algo) voor mij? Voor u zijn er twee brieven en een krant. Is er iets voor ons, vroegen de kinderen. Ja, voor jou, Jan, is er een prentbriefkaart (= la vista) en voor jullie, Piet en Henk (= Enrique) is er een tijdschrift. Wij zullen u tijdig zijn komst melden. Zij hebben lang op ons gewacht want wij hadden hun beloofd hen op te bellen. Als wij u nodig hebben (= necesitar) zullen wij u roepen. Zet de radio af (= parar), dat lawaai hindert ons en de buren. Verkoop mij dit (= este) boek. Verkoop het hem niet. Wij willen (= queremos) het u verkopen. Verkoop het haar, maar verkoop het niet aan hem. Wij Nederlanders zijn aan regen en wind gewend. Man, trap me niet op mijn voeten. Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer. Jan, je hebt mijn koffer stukgemaakt. Zij hebben ons de schuld gegeven. Wij zullen hun de grond geven (= entregar) om (= para, met onbep. wijs) die te bewerken (= cultivar). Vindt u dit huis aardig? (met gustar vertalen). Ik zou het aardig vinden als het een tuin met bomen had. Zij speelt piano, ik niet. Wij vroegen den gids wat wij hem schuldig waren. Zij (vr.) waren even vermoeid als wij. Waarom heb je het hun gezonden en niet ons? Gij studenten werkt weinig, wij musici moeten elke dag vele uren studeren. Wij zullen haar als herinnering een boek met mooie gravures zenden. Zij hebben mij gevraagd het hun zo spoedig mogelijk te berichten. Men moet het hun vergeven, zij zijn jong en hebben weinig ervaring. Mijn broer houdt veel van Russische romans, ik houd veel van moderne Catalaanse muziek. De scheiding zal smartelijk voor hen zijn. Hij moest het haar wel schrijven. Je moet haar niet met jij en jou toespreken. Wij hielden haar voor een begaafde zangeres (vert. een zangeres van talent) maar het blijkt dat zij het niet is. U moet hun geen (= niet) geheimen toevertrouwen. Nodig haar niet uit. Deel het haar niet mede. Schrijf haar omgaand wat u en mij is overkomen (vert.: wat ons is overkomen, u en mij.)

voetnoot1)
Tot goed begrip van de wording van deze vormen dient men zich het Latijnse (aanwijzend) voornaamwoord ille, illa in de desbetreffende vormen voor ogen te stellen en de ontwikkeling dezer klanken in de loop van de geschiedenis na te gaan. Dit kan hier buiten bespreking blijven.
voetnoot1)
Tot goed begrip van de wording van deze vormen dient men zich het Latijnse (aanwijzend) voornaamwoord ille, illa in de desbetreffende vormen voor ogen te stellen en de ontwikkeling dezer klanken in de loop van de geschiedenis na te gaan. Dit kan hier buiten bespreking blijven.

voetnoot1)
Dit is een punt van de historische ontwikkeling der klanken. Wij verwijzen hiervoor bijv. naar Menéndez Pidal, Manual de gramática histórica.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken