Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1
Afbeelding van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

(1946)–Johan Brouwer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]

Veertiende les
De wederkerende en wederkerige werkwoorden

Uit de voorlopige opmerking in de vorige les is reeds gebleken hoe in het Spaans de wederkerende werkwoorden (los verbos reflexivos) worden gevormd. Het persoonlijk voornaamwoord, me, te, se, nos, os, se, staat vóór het werkwoord, behalve in de onbepaalde wijs - equivocarse zich vergissen, in de gerundio - equivocándose zich vergissende, door zich te vergissen, in de gebiedende wijs, bevestigende vorm, - entrégate, entréguese geef je over, geef u over, en in de aanvoegende wijs zonder voegwoord - entreguémonos laten wij ons overgeven, in welke gevallen het pers. voornw. aan de werkwoordsvorm wordt vastgehecht. In het laatste voorbeeld ziet men tevens een phonetische verandering. In die vorm verliest - mos zijn s ter vereenvoudiging van de uitspraak. Zo ook verliest de tweede persoon meervoud imperativo zijn finale d: entregaos geeft je over.

Een aantal werkwoorden zijn in het Spaans reflexief welke in het Nederlands met een niet-reflexief werkwoord worden weergegeven, hoewel men wel vaak een verouderd reflexief werkwoord kan vinden in onze taal, bijv. atreverse a wagen te (zich verstouten te). Burlarse de spotten over, met, marchitarse verwelken. Insgelijks worden verscheidene Nederlandse reflexieve werkwoorden in het Spaans weergegeven met een niet-reflexief ww. bijv. abusar de zich vergrijpen aan, recurrir a zich beroepen op, presumir de zich laten voorstaan op.

Het hulpwerkwoord is altijd haber en het verleden deelwoord blijft onveranderd:

No me he atrevido a preguntarle ik heb hem niet durven vragen

In het Spaans is het gebruik van het wederkerende ww. veelvuldiger dan bij ons. Zelfs kunnen ook tal van onovergankelijke ww. reflexief worden gebruikt. Dit geeft aan de uitgedrukte handeling of toestand een zekere intensiteit of het duidt het begin van een handeling aan Het pers. vrnw. is dan het indirecte object van de handeling, het duidt de onmiddellijk belanghebbende bij de daad aan. Het veelvuldig gebruik heeft echter vaak deze nuance doen verloren gaan, zodat het niet altijd mogelijk is het verschil in betekenis zuiver aan te geven. Bijv.:

[pagina 73]
[p. 73]

estarse a la mira op de uitkijk staan
quedarse con una cosa iets behouden (in de zin van kopen o.a.)
entrarse met enig geweld of gedrang binnengaan, binnendringen
caerse muerto dood neervallen
callarse (beslist) zwijgen
comerse, beberse iets, met zekere gulzigheid of haast, opeten, opdrinken

Ons worden van moe worden, slaperig worden, nat worden, verkouden worden en dgl. wordt in het Spaans met een wederkerend ww. uitgedrukt, meestal is ook in het Nederlands wel een min of meer verouderd reflexief voorhanden met overeenkomstige betekenis. Bijv.:

mojarse nat worden
resfriarse verkouden worden, koud worden
enfadarse, enojarse boos worden, zich ergeren

Dit leidt ons van zelf tot de bespreking van het passief (la voz pasiva). Wij zeiden reeds dat dit welbeschouwd niet bestaat in het Spaans. In de samengestelde tijden en in de onbepaalde wijs wordt ser met het verleden deelwoord wel als zodanig gebruikt. Bijv.:

Estos jóvenes han sido admitidos como socios deze jongelui zijn als lid toegelaten (geworden)

Een veel gebruikelijker vorm in het Spaans tot uitdrukking van de lijdende vorm in onze taal is het reflexieve ww. Bijv.:

Los libros se venden a precios fijos de boeken worden prijzen verkocht tegen vaste

Daar zulk een constructie tot misverstand zou kunnen leiden als het onderwerp zelf tot handeling in staat is, en het ww. dus wederkerend of wederkerig zou kunnen worden verstaan, is het steeds meer gebruikelijk geworden se tot onderwerp te maken, met het ww. in het enkelvoud.Ga naar voetnoot1) Se is daardoor geheel gelijk in waarde geworden aan bijv. het Nederlandse men, reden waarom wij het in de vorige les onder de pers. vrnw. als neutrale vorm hebben opgenomen. Bijv.:

Se detuvo a los revoltosos men nam de oproermakers gevangen
Se ha admitido a estos jóvenes como socios men heeft deze jongelui als leden toegelaten
Se come bien aquí men eet hier goed

[pagina 74]
[p. 74]

In de spreektaal is de derde persoon meervoud de meest gebruikte constructie.

Cantan aquí al lado men zingt hier naast

De wederkerige ww. (los verbos recíprocos) worden eveneens met het pers. vrnw. gevormd. Bijv.:

(Nosotros) nos estimamos mucho wij achten elkaar zeer
Ellos se miran zij kijken elkaar aan

Deze vormen kunnen versterkt worden met de woorden unos a otros, los unos a los otros, en de bijwoorden mutuamente, recíprocamente wederzijds, wederkerig. Bijv.:

Ellos se miran los unos a los otros zij kijken elkaar (aandachtig) aan
(Nosotros) nos estimamos mutuamente wij achten elkander wederkerig

Een dergelijke versterking, eventueel verduidelijking, kunnen ook de wederkerende ww. krijgen, door toevoeging van mí mismo, ti mismo enz. met de voorzetsels de, a, e.a.

Esta cosa se explica a sí misma dit ding (deze zaak) verklaart zich zelf

Men bemerke dat ook bij reflexieve ww. het pers. vrnw. vaak indirect object is (zie vorige les):

se me llenan los ojos de lágrimas mijn ogen vullen zich met tranen

Men lette ook op het gebruik van reflexieve ww. zoals olvidarse vergeten, ocurrirse te binnen schieten:

se me olvida algo ik vergeet iets
se les ocurrió la idea de.... zij kwamen op de gedachte om...
se me olvidó mandarle a usted noticias de.... het is mij door mijn hoofd gegaan u bericht te zenden over....

Verscheidene wederkerende ww. hebben een vrouwelijk lidw. in het meerv. bij zich, zonder zelfst. nw. (dit is uitgevallen):

echárselas de poeta den dichter uithangen
arreglárselas mal, bien, para het slecht, goed aanleggen om
habérselas con alguno het met iemand aan de stok hebben

Woordenlijst

apresurarse zich haasten
engañarse, equivocarse zich vergisten
burlarse de spotten met, zich vrolijk maken over
aprovecharse de zich te nutte maken
molestarse zich moeite geven
apagarse uitgaan (van licht, kachel)

[pagina 75]
[p. 75]

no fiarse de niet vertrouwen
quejarse de klagen over
levantarse opstaan
pasarse el día de dag doorbrengen
hallarse zich bevinden
aburrirse zich vervelen
saludarse elkaar groeten
agotarse uitgeput raken
de madrugada 's morgens vroeg
casi bijna
callejear straat op straat doorlopen, slenteren
juntos tezamen
encogerse de hombros zijn schouders ophalen
el recurso de toevlucht
los recursos de (hulp)middelen
el afecto het gevoelen, de genegenheid
con afecto hartelijk
la desgracia het ongeluk
el colmo het toppunt
para colmo } tot overmaat van ramp
de desgracias } tot overmaat van ramp
quitarse el abrigo rijn jas uitdoen
quitar wegnemen
disputarse elkaar betwisten
escaparse ontsnappen
descubrirse zijn hoed afnemen
fijarse en letten op
divisar onderscheiden
escabullirse wegsluipen, stilletjes weggaan
afeitarse zich scheren
gastar(se) uitgeven (geld), er door brengen
gastar coche een auto houden
cumplirse in vervulling gaan
pararse stoppen, blijven staan
casarse trouwen
secarse droog worden, verdrogen
secar droog maken, afdrogen
desahogarse con zijn hart uitstorten bij
dejarse la barba zijn baard laten staan
marchitarse verwelken
acercarse naderen
apoyarse en steunen op
asustarse schrikken
quedar(se) blijven
encargarse de zich belasten met
turbarse troebel worden, van streek raken
debilitarse zwak worden, ‘knikken’ (van knieën)
declararse en huelga gaan staken
encabritarse steigeren
echarse al suelo op de grond gaan liggen
echarse a beginnen te
quejarse de klagen over
extrañarse de zich verbazen over
cansarse zich vermoeien
llamarse Pedro Piet heten
descansar uitrusten
desayunarse ontbijten
estar(se) a la mira op de uitkijk staan, zijn
extralimitarse zich te buiten gaan
convencerse de zich overtuigen van, zich vergewissen van
llevarse bien het goed met elkaar kunnen vinden
proclamar afkondigen
llenarse zich vullen
considerarse zich beschouwen
ahogarse stikken, verdrinken
la callejuela het straatje
los obreros del transporte de transportarbeiders
el mono de aap, de overall
¡cómo! wat! (uitroep van verbazing)
el cumpleaños de jaardag
el reloj (ook wel reló geschreven, de j wordt niet uitgesproken in het enkelvoud) de klok, het horloge
la manga de mouw
la camisa het (over)hemd
el respaldo de rug (v.e. stoel)
la silla de stoel
la corriente de stroom, de tocht
la oscuridad de duisternis

[pagina 76]
[p. 76]

la chimenea de schoorsteen
contentarse con zich tevreden stellen met
celebrarse una fiesta een feest vieren
celebrarse una junta een vergadering houden
figurarse zich voorstellen
hundirse ten onder gaan
cepillarse } los dientes zijn tanden borstelen
limpiarse } los dientes zijn tanden borstelen
el partido agrario de agrarische partij
de bruces voorover
el ribazo de berm van een weg
temprano vroegtijdig
al principio in het begin
la liebre de haas
el héroe de held
el estado de sitio de staat van beleg
el oficial de officier
quieto rustig, stil
insistir en } er op staan, er op aandringen
obstinarse en } er op staan, er op aandringen
adiestrado afgericht
quemarse branden, verbranden (intrans.)
meterse en la cama naar bed gaan
marcharse vertrekken, weg gaan
márchate hoepel op
amenazar (be)dreigen
pasearse wandelen
el lado de kant, de zijde
el comedor de eetkamer
la salida het vertrek (v. trein bijv.)
empezar beginnen
gritar schreeuwen
el abrigo } de overjas
el gabán } de overjas
la casita het huisje
tener prisa haast hebben
el ataque de aanval
la burguesía de burgerij
mudarse de casa verhuizen
extraviarse zoek raken

Oefening 14 A

Los señores de F. se apresuraron a comunicarnos que se habían engañado. No te burles. No se moleste, señora. Se ha apagado la luz. No nos quejemos. Juan se levantó de madrugada como casi todos los días. Creo que tu te pasas el día estudiando. Callejeando llegamos a la plaza donde se hallaba la pensión. Cuando le comunicaron al maestro la noticia de la muerte del niño se le llenaron los ojos de lágrimas. Pedro estuvo por decirles que le dejaran (= hier: met rust lieten) pero se calló. ¿Te aburres? Sí, me aburro. Pues (= wel), aburrámonos juntos, como dijo (= zei) el rey de Francia. Las jóvenes se saludaron con afecto. El gobernador no se ha levantado todavía. El portero se encogió de hombros. Los pobres recursos amenazaban agotarse. Para colmo de desgracias un día se le escapó al ciego el mono adiestrado. Al ver (= bij het zien) que no se fijaban en él se escabulló. ¡Cómo! ¿No tenéis dinero? No papá, es que nos lo hemos gastado en comprar regalos de cumpleaños. Se me ha parado el reloj. Se me ha olvidado preguntarle a usted si quería (= wilde) tomar (hier = gebruiken) algo. ¡Chico, no te seques la frente con la manga de la camisa! El se las arregla muy mal. El médico tenía aspecto de viejo, se había dejado la barba. Las flores se marchitarán. El viejo se paseaba de un lado a otro, apoyándose en el respaldo de las sillas.

[pagina 77]
[p. 77]

Como no teníais voluntad os dejáis llevar por la corriente. Muchas veces se quedaban en el comedor, charlando a los lados de la chimenea. Se le turbaban los ojos y se le debilitaban las piernas tanto que (= zozeer dat) tenía que apoyarse con las manos en la pared. Se encabritaron los caballos. Echémonos a la sombra (= schaduw) y descansemos un par de horas. Nos caímos de bruces desde lo alto (= van boven af) de un ribazo. Mi mujer y yo nos desayunamos muy temprano para pasearnos antes de la salida del tren. Estese usted a la mira. Al principio os habíais afiliado al partido agrario. Cuando se les dice (= zegt) que el individuo puede (= kan) extralimitarse en el uso de la libertad no lo creen. El anarquismo con su crítica destructora se destruye a sí mismo. Todos aquellos (= al die) jóvenes que (= die) se las echaban de héroes empezaron a correr como liebres. Se proclamó el estado de sitio en Madrid. El cielo se llenó de nubes pequeñas y blancas. Creo que tú te consideras a ti mismo como un menor de edad (= minderjarige, onmondige). Entregaos, gritó el joven oficial. Unos se entregaron, otros se resignaron a ser fusilados sin entregarse. A los revoltosos se les había ocurrido el propósito de destruir la catedral. El boxeador se quitaba (= veegde weg) un hilillo de sangre (= straaltje bloed) en la frente y sonreía (= glimlachte) como un niño. Estate quieto. Los empresarios se la disputan a esta estrella. Su vida pasada le parecía un labirinto de callejuelas que (= die) se cruzaban y se reunían. Los obreros del transporte se han declarado en huelga. Tu te quejas de los otros, deberías quejarte de ti mismo. Debemos ayudarnos recíprocamente. No se me ocurrió la palabra. Quien (= wie) no se atreve no gana la mar. (Sp. spreekwoord, wie niet waagt..)

Oefening 14 B

Doe uw jas uit. Zet je hoed af. Heb je je al geschoren? Wij hebben al ontbeten. Jan moet zich nog wassen. De jongen verbaasde zich dat zijn vader al opgestaan was. Hij moest zijn tanden nog borstelen en daarna (= después) vergat hij zijn gezicht af te drogen. Zijn vader werd boos en riep: Jan, droog je gezicht af en borstel je jas af. Men moet zich vaak (= muchas veces, vooraan de zin plaatsen) tevreden stellen met weinig. Haast je niet en vergis je niet. Gisteren is hier feest gevierd. Morgen zal er een vergadering worden gehouden van onderwijzers. Pas u op (= cuidado) mijnheer, u brandt uw overjas. De kinderen hadden kou gevat en zij gingen vroeg naar bed. Ik blijf hier, gaat u maar (onvertaald laten) samen een wandeling doen. Maak dat je weg komt (= Abate), jongen. Zwijg. Stel u voor een aardig huisje met bomen en bloemen. Is dit (= esta) huis te koop? Neen mevrouw, het

[pagina 78]
[p. 78]

is te huur. Vertrouw dien man niet. U moet u de gelegenheid (= la oportunidad) te nutte maken. Zij hebben zich van hun (= su) dwaling overtuigd. Laten wij ons hart uitstorten bij onze (= nuestros) ouders, zij zullen wel op zich nemen ons te helpen en zij zullen niet boos op ons worden. Hebt u mijn (= mi) brief ontvangen? Neen, mijnheer. Ik denk dat hij zoek geraakt is. U zult vergeten hebben hem op de post te doen (= echar al correo). Gij(lieden) moet nu weggaan. Wij geloven dat hij Piet heet. Laten wij van deze (= esta) gelegenheid gebruik maken. De voorspelling (= la profecía) is in vervulling gegaan, Jan is getrouwd. In dit (= esta) station stoppen alle treinen. Wij hadden vergeten hem bericht te zenden. Men deelt ons mee dat verscheidene jongelui zijn verdronken. Hij stond er op onmiddellijk weg te gaan. Ik geloof dat wij spoedig gaan (= vamos a) verhuizen. Zij hebben er altijd veel van gehouden vroeg op te staan. Kind, je hebt koorts, ga naar bed. De redenaar riep uit ‘Spanje gaat ten onder’, maar allen schaterden het uit om die dwaze opmerking. De auto stopte voor het postkantoor. Hij heeft zijn hele vermogen er doorgebracht. Wij werden moe van de discussie welke voor ons geen (vertaal: niet) belang had. Men onderscheidde de gedaanten (hier = bultos) in de duisternis. Men beschouwde de aanslag (= el atentado) als (= como) een aanval op de burgerij. Laten wij opstaan, ik heb haast. Gisteren kwam er een bedelaar naar ons toe. Hoe heet u, vroegen wij hem. Zij hebben het altijd (= siempre, vooraan de zin plaatsen) goed met elkaar kunnen vinden. Jan, eet niet die hele portie ijs (= el helado) op. Vergeet niet ons een prentbriefkaart te sturen. De auto stopte plotseling ( = de repente) en wij schrokken erg (= mucho). Schrik niet. Laten wij elkaar helpen. Door elkaar te helpen (gerundio) helpt men zichzelf. Vindt u deze (= esta) das aardig, mijnheer? Ja juffrouw, ik zal hem houden. Let u op deze merkwaardige (= curioso, achter het zelfst. nw.) naam.

voetnoot1)
Reeds in de zestiende eeuw komt dit voor, het verschijnsel is sinds dien veelvuldiger geworden en is heden algemeen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken