Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1
Afbeelding van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

(1946)–Johan Brouwer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

Vijftiende les.
Onregelmatige werkwoorden eerste groep, de ww. met tweeklank in de betoonde stam

Een groot aantal werkwoorden van de eerste en tweede conjugatie verandert de klinker e of o van de stam in ie of ue wanneer de klemtoon daarop valt. Dit gebeurt dus in de eerste, tweede en derde persoon enkelvoud en de derde pers. meervoud van de indicativo presente en van de subjuntivo presente, en in de imperativo, behoudens de tweede persoon meervoud.

 

Voorbeelden (e, ie). A, cerrar sluiten.

Presente

INDICATIVO SUBJUNTIVO IMPERATIVO
 
cierro ik sluit que cierre dat ik sluit(e) cierra (tú) sluit
cierras enz. que cierres enz. cierre (usted)
cierra que cierre cerrad (vosotros)
cerramos que cerremos cierren (ustedes)
cerráis que cerréis  
cierran que cierren no cierres enz.

B, entender verstaan, begrijpen.

Presente

INDICATIVO SUBJUNTIVO IMPERATIVO
 
entiendo ik versta que entienda dat ik versta entiende (tú) versta
entiendes enz. que entiendas enz. entienda (usted)
entiende que entienda entended (vosotros)
entendemos que entendamos entiendan (ustedes)
entendéis que entendáis  
endenden que entiendan no entiendas enz.

De ww. die deze merkwaardigheid vertonen zal men door het gebruik moeten leren. Wij zullen het in het vervolg steeds bij het ww. opgeven als het tot deze groep behoort, bijv. pensar (ie) denken, van zins zijn.

 

Voorbeelden van ww. als cerrar en entender (en samenstellingen)

ascender stijgen, opklimmen encender aansteken
    perder verliezen

[pagina 80]
[p. 80]

atender a letten op, zorg dragen voor (perder a in het verderf storten)
tender a streven naar, bedoelen verter errar uitstorten dwalen
nevar sneeuwen (vgl. la nieve de sneeuw)    
helar vriezen (vgl. el hielo het ijs)    
herrar beslaan (vgl. el hierro het ijzer)    
sentarse gaan zitten (vgl. el asiento de plaats)    

Van het ww. errar worden de vormen met de tweeklank geschreven ye -, bijv.:

Todos los hombres yerran de vez en cuando alle mensen dwalen af en toe

Voorbeelden (o, ue) A, apostar wedden.

Presente

INDICATIVO SUBJUNTIVO IMPERATIVO
 
apuesto ik wed que apueste dat ik wed(de) apuesta (tú) wed
apuestas enz. que apuestes enz. apueste (usted)
apuesta que apueste apostad (vosotros)
apostamos que apostemos apuesten (ustedes)
apostáis que apostéis  
apuestan que apuesten no apuestes enz.

B, moler malen.

Presente

INDICATIVO SUBJUNTIVO IMPERATIVO
 
muelo ik maal que muela dat ik maal (male) muele (tú) maal
mueles enz. que muelas enz. muela (usted)
muele que muela moled (vosotros)
molemos que molamos muelan (ustedes)
moléis que moláis  
muelen que muelan no muelas enz.

De ww. die deze onregelmatigheid vertonen zal men insgelijks door het gebruik moeten leren. Dit wordt voor de ww. op - ar vergemakkelijkt door het feit dat de zelfst. nw. die ervan zijn afgeleid, of het grondwoord ervan zijn, meestal ook dezelfde tweeklank hebben. Bijv.:

acordar overeenkomen, in herinnering brengen el acuerdo de overeenkomst
almorzar het middagmaal gebruiken el almuerzo het middagmaal (gewoonlijk omsteeks 2 uur)

[pagina 81]
[p. 81]

apostat wedden la apuesta de weddingschap
avergonzarse de zich schamen over la vergüenza de schaamte
consolar troosten el consuelo de troost
contar vertellen el cuento het verhaal
contar tellen, rekenen la cuenta de som
encontrar vinden, ontmoeten el encuentro de ontmoeting
enterrar begraven el entierro de begrafenis
esforzarse zich inspannen el esfuerzo de krachtsinspanning
holgar niets doen, staken la huelga de staking
mostrar tonen, laten zien la muestra het toonbeeld, het voorbeeld
poblar bevolken el pueblo het volk, het dorp, de plaats
probar beproeven, proeven, onderzoeken la prueba de proef, het bewijs
rodar rollen la rueda het wiel
soñar con dromen van el sueño de slaap, de droom
trocar ruilen, inwisselen el trueque de ruil
tronar donderen el trueno de donderslag, de knal
volar vliegen el vuelo de vlucht

Dezelfde eigenaardigheid als deze ww. vertonen de ww. jugar spelen (el juego het spel) en enjugar afdrogen. De ww. oler ruiken en desosar uitbenen, krijgen voor de vormen met de tweeklank een h, dus:

Se huele aquí un perfume penetrante men ruikt hier een doordringende parfum
La carne huele a quemado het vlees ruikt aangebrand
El carnicero deshuesa la carne de slager beent het vlees uit

De onpersoonlijke ww. worden in het Spaans zonder onbepaald voornw. gebruikt. Bijv. llueve het regent, hiela het vriest, aquí huele a cerrado, hier ruikt het muf. In zinnen als ‘het kost tijd dit boek te lezen’ waarin het onbep. vrnw. het door een zin uitgedrukte onderwerp opneemt (dit boek te lezen kost tijd) wordt in het Spaans geen onbep. vrnw. gebruikt:

Cuesta trabajo leer este libro het kost moeite dit boek te lezen

Woordenlijst

el cerrojo de grendel
doler (ue) pijn doen
me duele la cabeza ik heb hoofdpijn
comenzar a (ie) beginnen (te)
acostarse (ue) naar bed gaan
recostarse (ue) gaan liggen, leunen tegen
soler (ue) plegen, gewoon zijn
hueco hol
sonar a hueco hol klinken

[pagina 82]
[p. 82]

negar (ie) ontkennen
negarse a weigeren
concordar con (ue) overeenkomen met
resolver (ue) (met onregelm. verl. deelwoord resuelto) besluiten
el albedrío de (vrije) wil
volver (met onregelm. verleden deelwoord vuelto) terugkeren
encender (ie) aansteken
mover (ue) bewegen
llover (ue) regenen (ook persoonlijk gebruikt)
devolver (verl. deelw. devuelto) terugzenden
rogar (ue) vragen
la lluvia de regen
este nombre me suena die naam komt me bekend voor
la anciana de bejaarde vrouw, de oude vrouw
la paja het stro
jugar una mala pasada iemand een ‘hak’ zetten
sentar (ie) plaatsen, neerzetten
me sienta mij staat, mij bekomt
sentar la cabeza de wilde haren verliezen, bezadigd worden
sentarse (ie) gaan zitten
encontrarse (ue) ontmoeten
a veces soms
prestar (uit)lenen
volver a (ue) weer iets doen
volver a leer opnieuw lezen, overlezen, weer gaan lezen
los naipes de kaarten, het kaartspel
helarse (ie) het zeer koud hebben, ‘bevriezen’
regar (ie) besproeien
conmover (ue) ontroeren
torcer (ue) wringen, draaien (van weg: inslaan)
a la derecha rechts
a la izquierda links
plegar (ie) vouwen
desplegar (ie) ontvouwen ontplooien, uitspreiden
sacudir schudden, uitschudden, uitkloppen
renovar (ue) vernieuwen
desaprobar (ue) afkeuren
la estufa de kachel
el ovillo het kluwen
confesar (ie) bekennen, belijden
acordarse de } (ue) zich herinneren
recordar } (ue) zich herinneren
encontrarse con que bevinden, tot de ontdekking komen dat
deshelar (ie) (ont)dooien
descansar uitrusten
la gaviota de meeuw
el (obrero) parado de werkloze
insuficiente onvoldoende
costar (ue) kosten
telefonear telefoneren
apretar (ie) drukken, knellen
los sabañones de winterhanden, wintervoeten
restregar (ie) hard wrijven
soltar (ue) loslaten
las maderas de blinden
despertar (ie) wekken
despertarse (ie) wakker worden
cocer (ue) koken
abarcar omvatten
tropezar en (ie) struikelen over
el ejercicio de oefening
temblar (ie) bibberen, beven
enmendar (ie) verbeteren
calentarse (ie) zich warmen
sembrar (ie) zaaien
segar (ie) maaien
pensar en (ie) denken aan
la pena het verdriet
la toalla de handdoek
la instrucción de opleiding instructie
el pecho de borst
el buque het schip
el puerto de haven
la gata de kat
la pisada de voetstap
el fuego het vuur
la dilación de vertraging

[pagina 83]
[p. 83]

Oefening 15 A

La criada cierra con cerrojo la puerta. ¿No encuentras tiempo para leer? Me duele la cabeza. Te encuentro muy cambiado. Los niños comienzan a jugar en la calle. Creo que ( = dat) en esta habitación huele a cerrado. El joven se recuesta al pie de un árbol a (= om te) leer. Aquí suena a hueco. No me cuente usted estas (= deze) historias. El suele tener muchas ganas de discutir. No le entiendo a usted. Creo que ellos niegan el libre albedrío. La señora de F. se avergüenza de su pobre casa. No vuelvas a contarme esas cosas. Por las tardes padre e hijo juegan a los naipes. El mendigo se hiela. Me avergüenzo de tener zapatos tan (= zo) malos. La chica riega las flores. Casi todos apuestan por él y llueven las proposiciones. Es verdad que no he leído las obras de este autor pero su nombre me suena. La anciana encuentra a toda pena su consuelo. Al entrar en el pueblo se huele un olor fuerte a paja quemada. Es verdad, me ha jugado una mala pasada. Siéntense señores. Se encontraron con que sus amigos se habían mudado de casa. Me senté en un banco a descansar. Sus pisadas suenan claras. Las gaviotas vuelan cerca del buque y del puerto. El obrero parado sueña con vivir de su trabajo. Huelga decir (= het is overbodig te zeggen) que con una instrucción insuficiente no se llega lejos (= ver). ¡Juan! enciende la luz. Te mando que enciendas la estufa. No vuelvan ustedes a discutir sobre esta cuestión. La gata juega con un ovillo. Le confieso a usted que no me acuerdo de lo que (= hetgeen) me ha contado. A veces juegan los Bancos con el dinero, a veces lo pierden o lo prestan a gran interés. Créame usted, este joven se quedará en este pueblo y sentará la cabeza. Cuesta trabajo llegar (hier = slagen) pero los que (= zij die) se esfuerzan ascienden. Le telefonee usted a mi amigo que no cuente conmigo. Le encontramos a usted muy distraído. La madre apretó a la niña contra su pecho. No me aprietes la mano, tengo sabañones. Se restriega la cara con la toalla. Solemos acostarnos a las once (= om elf uur). ¡Suelta! Sentémonos. No te muevas. Tuerza usted la primera calle a la derecha. La criada despliega y sacude la ropa. ¿No cierra usted las maderas (de la ventana)? No, me gusta que me despierta el sol. En todas partes cuecen habas (spreekwoord: ‘overal bakt men brood’). Este sombrero no me sienta. Creo que (= dat) está usted en un error, le sienta muy bien. No lo niegues, negándolo lo confiesas. Quien (= wie) mucho abarca poco aprieta.

Oefening 15 B

Wij struikelen over allerlei (= toda(s) clase(s) de) moeilijkheden in deze (= este) oefening. De arme man bibbert van de (onvertaald laten) kou. Belijd je fouten en verbeter ze. De maaltijd is ons slecht bekomen.

[pagina 84]
[p. 84]

Heeft u het koud? Warmt u bij (= a) de kachel. Doe de deur dicht. De boeren zaaien en maaien. Ga tijdig naar bed en sta tijdig op. Wij verzoeken u dat u die (= esa) bewering bewijst (subj.). Wij herinneren ons niet dat zij geweigerd hebben de overeenkomst te vernieuwen. Het regent. Het heeft geregend. Het begint te regenen. Het sneeuwt. Het zal morgen sneeuwen. Hij is van plan de tuin te besproeien. Het dooit. Pas op (= cuidado), struikelt u niet. Hij dwaalt. Zij dwalen. Wij dwalen allen. Die (= ese) hoed staat u niet. Wek mij vroeg. Goed, ik zal u vroeg wekken, mijnheer. Ik vind het boek niet. Hoe (= cómo) vind je mijn moeder? Ik vind dat zij bleek ziet, is zij ziek? Zal hij terugkeren? Laten wij ons best doen. Dit (= este) verhaal heeft ons tot tranen toe (= a lágrimas, na deelwoord plaatsen) bewogen. Ik beken dat ik u niet versta. Dit pak kost driehonderd (= trescientas) pesetas. Uw (= su) verslag komt niet overeen met hetgeen (= con lo que) hij ons heeft verteld. Stuur ons het boek terug dat wij u geleend hebben. Uw (= sus) ouders keuren het af. Het kind speelt in de tuin. Het kind is gestruikeld en het heeft pijn aan zijn voet. Wij herinneren ons waar (= donde) hem de schoen knelt. Heb je slaap? Ga dan (= pues, vooraan de zin) naar bed. Ik ben gewoon des morgens (= por la mañana, na de ww. plaatsen) te studeren, des avonds (= por la noche) lees ik. Ga zitten en vertel wat ( = lo que) er (onvert. laten) gebeurd is. Weest u dus niet bang, laten wij beginnen, Sluit de deur niet. Schaam je je niet over je (= tu) gedrag? De naam van dezen (= este) schrijver kwam hem bekend voor. Het rook er naar sterke Spaanse parfum. Gaat u niet op die (= ese) bank zitten, hij is vuil. De dokter zal zo spoedig mogelijk terug komen. Vertel hem niet weer zulke (= tales) anecdoten. Anita, besproei de planten, zij staan te verwelken. Vindt u haar erg veranderd? Laten wij beginnen. Zij herinneren zich niet dat ik hun het boek terug heb gezonden. Hij kwam tot de ontdekking dat de meid de kachel niet had aangestoken, dus (= por eso) ging hij weer naar bed en al spoedig (= momentos después) droomde hij dat hij zat te lezen bij een heerlijk vuur. Wij zullen niet weer gaan verhuizen. Laat los! Laten wij ons warmen bij deze (= esta) kachel, ik bevries. Wij hebben besloten hem te vragen dat hij ons het boek zonder vertraging terugzendt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken