Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tirol (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tirol
Afbeelding van TirolToon afbeelding van titelpagina van Tirol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

Scans (6.99 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Editeur

Ruth Wolf



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tirol

(1989)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ingeregend op heiligwasser

Niet meer dan een kleine week geleden hebben we de gelofte gedaan: we gaan nu nooit meer zonder regenjassen uit. Het zal ons niet meer overkomen dat we als wandelende dweilen naar huis komen gesjokt, het is nu de laatste keer geweest dat we dit misdadig grillige weer die triomf hebben gegund. Het mag dan een vervelend gesleep zijn, de steile hoogten op, we zullen in 's hemelsnaam een zweetje meer moeten halen, jassen en capes gaan voortaan mee.

Aldus spraken we en trekken nu lustig en luchtig in katoen en mousseline de berg naar Heiligwasser op.

Twee, drie dagen van stralende zon en reeds zijn we vergeten hoe regen eruit ziet, o onverbeterlijke, o gezegende menselijke natuur. Regenjassen..., maar we hebben er niet eens bij stilgestaan. We hebben enkel aan vaatwerk gedacht om de wilde aardbeitjes en de bosframboosjes te vergaren, waarvan Nicht er duizenden weet te staan even voorbij de bedevaartplek. We zijn zéér benieuwd, we ontdekten ze tot nu maar sporadisch, de miniatuuraardbeitjes, als droppels gestolde lak zo glanzend en fel in het groen, en zo geparfumeerd dat het haast te erg is, dat het lijkt op synthetische limonade-essence. Frambozen vonden we overvloediger, ze zijn maar iets kleiner en

[pagina 49]
[p. 49]

smaken eigenlijk zuiverder dan tuinframbozen. Toch, duizenden bij elkander zagen we er nooit. Dat luilekkerland wacht ons heden, mogen we Nicht geloven, als loon voor ons gezwoeg.

Want bergop gaat het moeizaam, langzaam en zwaar. De dames zwijgen. Meen niet dat hun conversatie is uitgeput, geenszins, slechts hun adem schiet tekort. Straks, bij de zure room in het Gasthaus, wanneer we ons doel hebben bereikt, zal Nicht ons verder expliceren hoe het komt dat ze niet met de grote P. - de ook ten onzent beroemde Weense kluchtspeler - is getrouwd, hoewel alles zich liet aanzien dat ze wèl met hem zou trouwen. Voor het ogenblik moet ze krachten en adem op de klauterpartij concentreren. De jongens en de kittige kleine - maar een beetje vroegwijze en vroegrijpe - Licia zwijgen nooit, maar ze zijn een heel eind vooruit. Geenszins zou ik, met een variant op de pessimistische uitspraak van de man die steeds meer van de hond ging houden, naarmate hij beter de mens leerde kennen, willen beweren dat ik koeien boven dames de voorkeur geef. Maar soms hoor ik toch liever koeien dan dames. Ik meen dat mijmerzachte, dat droomzoete geluid van de klokken om hun hals, de vredige woudmuziek, die overal rondwaart tussen de bomen, waar de beesten zelf onzichtbaar zijn, traag van tempo als hun trage grazen, soms vlakbij, soms heel ver, naarmate de kudde zich verstrooide. Heel vroeg al in de morgen drijven de mensen tegenover ons hotel het vee de stal uit en de bergen op, en ik weet zeker: meer dan eens moet hun klokkenmuziek zich in mijn dromen hebben gemengd en mij uit roezige verschrikkingen hebben weggeleid naar ‘waat'ren van rust’.

Zou ik dan aarzelen, mij aan die bekoring over te geven,

[pagina 50]
[p. 50]

waar ik toch zeker weet dat de verklaring waarom Nicht niet trouwde met de grote P., mij geenszins zal ontgaan?

Wij klauteren, wij hijgen...

Moed, moed, vermoeide zwoegers, we naderen ons doel.

Ons doel! Praat mij van ons doel. Zó snel wisselde geen menigte ooit van idool, geen karakterspeler van rol, geen bioscoopheid van auto, als wij van doel gewisseld zijn.

Vijf minuten geleden gold het aardbeien en frambozen, nu geldt het slechts het vege lijf te bergen, eer ons de hagel de hersenpan perforeert, eer ons de bliksem doormidden splijt, eer ons de stormwind wegvaagt van de aarde. Verblind, verdoofd, versuft hebben we rennend - wat merken we nog van steilte en stijging - het laatste wegeind afgelegd. De hemel dank, we mochten levend het paradijs bereiken. Een paradijs vol pijperook en knoflookgeur en mensen walm, maar waar we veilig zijn, waar het dak op aangename wijze het corvee van onze hoofden overneemt.

Was dit alles geweest - de mens is vergeetachtig, de mens is ondankbaar - nooit kon die middag zó scherp in mijn geheugen staan gegrift. Maar o, het grandioze, goddelijke schouwspel buiten de sidderende ramen...

Diep onder onze voeten het dal, met wilde, jagende nevel gevuld... rondom de bergen, onwrikbaar in noodweers geteister, geramd door de vlagen, gestriemd van hagel, gegeseld in de storm... en de verontruste bossen, zich werend tegen het geweld. Daarboven, daartussen, overal in het melkig nevelwit de schichtende, flitsende bliksem, door de knetterende slagen achterhaald, als gedoofd, de hemel één witte vuurgloed soms, waarin met bovenaardse gloor de gletsjers glanzen. Matzilver overneveld gelijkt de verre Inn een Styx...

[pagina 51]
[p. 51]

Dan ineens houdt het op, de storm trekt af, de nevels verdichten zich tot grauwe wolken, die Inn en gletsjers aan de blik onttrekken, een zware, sombere regen stort neer met monotoon geraas.

En dat heeft uren, uren achtereen geduurd, tot de avond toe, tot we de vraag onder de ogen moesten gaan zien of we vóór de nacht nog thuis zouden kunnen komen...

Plotseling is er stilte, de kim verwijdt zich, het is nog licht. Vijf minuten later, en het vloeibaar goud staat binnen in de donkere wolkenkom gewassen, tot aan de rand. Nog even... en het golft er in milde, gulden stromen overheen.

Zingend dalen we de berg weer af, in een der heerlijkste avondgloeden, die ik, daar of elders, ooit heb beleefd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken