Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tirol (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tirol
Afbeelding van TirolToon afbeelding van titelpagina van Tirol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

Scans (6.99 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Editeur

Ruth Wolf



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tirol

(1989)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Onze kapelmeester

Wàt het was heb ik natuurlijk niet kunnen doorgronden, maar dat er een worm aan het hart van onze kapelmeester knaagt, dat bevroedde ik allang. Want hij is wezenlijk niet hovaardig en niet boosaardig. Daarvoor stond hij die zonnige morgen in de tuin van Stettnerhof veel te goedig naar de Igler Schützen te luisteren. En hoe vaderlijk nam hij de jonge gitarist - een boerenmuzikant toch maar - zijn instrument uit de handen om hem een betere vingergreep te wijzen. Nee, hij is niet boosaar-

[pagina 55]
[p. 55]

dig en niet hovaardig, waarom ontstak hij dan die avond in zo felle woede om een onschuldig ongelukje? Nu ja, ze hosten hem tegen het lijf, en hij is al niet robuust, dat zijn viool bijna uitgleed onder zijn kin vandaan, maar het was die ‘Wiener Abend’ in het kurhaus ook wel schrikkelijk vol. Ze wilden met een glimlach in het voortdansen excuses maken, maar de lach verstierf op hun lippen voor die grimmige mond, voor die donkere blik.

Ik sloeg toevallig het toneeltje gade en het eeuwige oude, bittere geheim werd mij in die ene glimp geopenbaard. Alweer een, die zich miskend voelt, door het leven en door de mensen te kort gedaan. Hij weet zich artiest - men behandelt hem als ‘maar een muzikant’, zijn immer waakzaam wantrouwen ziet een onschuldige achteloosheid voor een opzettelijke krenking aan.

Mijn vermoeden is bevestigd. ‘Frau Ella’ kwam zoëven thuis uit het zonnebad. Ze heeft daar nu al een week achtereen dagelijks naast zijn vrouw liggen bakken, ze hebben vriendschap gesloten - Kurort vriendschap, het welig maar voos gewas, dat zo goed gedijt in de hoge zon! - en nu vandaag heeft ze het langs haar neus weg eens gevraagd - natuurlijk niet uitgehoord, dat zullen we toch, hoopt ze, niet van haar denken? - of haar man inderdaad aan de Wener opera verbonden is en enkel maar voor een verzetje 's zomers in Kurplaatsen, dit jaar Igls, vorig jaar Gastein, luchtige, moderne dansmuziek speelt. En toen is het gebleken, zijn vrouw heeft haar hart uitgestort, was het maar waar! O, zo graag zou hij aan de grote opera willen komen, twaalf jaar lang streeft hij er al naar, maar het is nog niet gelukt en het zal wel nooit lukken. Verborgen vijanden spannen tegen hem samen, intriges worden op touw gezet...

[pagina 56]
[p. 56]

O, o, o... wat kan zo'n man dan toch met een stalen voorhoofd liegen! Bij hoog en laag heeft hij het Frau Lona verzekerd, toen hij hoorde dat ze ook uit Wenen kwam en belang stelt in kunst. En waarvoor was zulk bluffen nodig? Zijn we zó kleingeestig dat we hem minder vinden nu hij enkel maar aanvoerder van het kurhausstrijkje is? Immers nee! Ik heb medelijden met de niet meer jonge man, die al zoveel jaren jaagt naar wat wel nooit zal worden vervuld. Hij is een van die, waarover Galsworthy zo vaak en zo treffend spreekt - omdat ze zo veelvuldig en zo aandoenlijk zijn! - te goed en niet goed genoeg. Ze kunnen in het middelmatige geen vrede vinden en tot het bijzondere kunnen ze niet reiken, nooit, omdat bij hun samenstelling dat éne druppeltje uit het kostbare flesje vergeten werd... Hij zou misschien liever aan de opera honger lijden, dan met zijn strijkje goed geld verdienen. Te goed en niet goed genoeg! Ze slingeren aanhoudend tussen uitersten, tussen zelfvergoding en zelfverguizing, ze worden jegens anderen wantrouwig en prikkelbaar...

Te goed en niet goed genoeg! Het is ook in zijn spel. Hij speelt zijn ‘moppen’ te goed, hij wil er iets moois, iets muzikaals van maken, en speelt ze daardoor, als ‘moppen’... niet goed genoeg!

Een paar dagen geleden was het donker en druilerig buiten, dus binnen in het kurhaus vrolijk en vol. De decoraties hingen er nog van de laatste ‘Wiener Abend’. Plotseling tikte hij af, wachtte even op stilte, die echter niet kwam en kondigde toen aan, zijn stem verheffend boven het geroes, dat hij ‘op verzoek’ het eerste deel van Mendelssohns vioolconcert zou spelen. Er werd geglimlacht, flauwtjes bij voorbaat geklapt, maar de stilte bleef uit. De mensen komen nu eenmaal niet op een thé-

[pagina 57]
[p. 57]

dansant in het kurhaus om klassieke muziek te horen. Van de winter in Wenen zullen ze stil zijn. Hij speelde in een atmosfeer van kwalijk bedwongen babbelzucht, van moeizaam gesmoord flirten als een stoïcijn tot het einde toe. In het overdreven applaus uitte zich de algemene verluchting. Het was, eerlijk gezegd, niet heel mooi en toch klonk er zo'n warmte in, zo'n smachtende liefde voor de betere, de ‘echte’ muziek.

Vandaag zijn we weer naar het kurhaus gekomen. De dagen worden korter, de avonden kouder, het is donkere maan. En de Eiskaffee smaakt er bijzonder goed, en er vallen aldoor nieuwe typen gade te slaan, behalve de oude, om wie we allerhande dwaze fantasieën gesponnen hebben.

Het is nog vroeg, de meeste tafels onbezet, maar door de zwaaiende deuren stroomt het aanhoudend voller. De kapelmeester heeft juist zijn viool gestemd, daar ziet hij kennissen komen, hij wenkt ze lachend naar een tafel in zijn buurt, en gaat, viool onder de arm, met galante Wener handkus, de dames begroeten. We zitten er half ruggelings naar toe en kijken naar de binnenkomende mensen, en soezen genoeglijk in het gezellig rumoer.

Maar wat is dat ineens? Wie speelt daar vlak bij ons, heel zacht, als op een zakviooltje, zó miniaturig, wat je hier wel allerminst zou verwachten te horen... de inzet van Beethovens vijfde? Discreet over mijn schouder kijkend, zie ik de kapelmeester staan, naar een der dames toegebogen, zijn instrument vlak naast haar oor, als fluisterde hij het haar in, het geliefde noodlotmotief. En alle zes om het tafeltje, de drie heren, de drie dames, lachen gevleid om dit muzikaal geheimpje tussen hun vriend de kapelmeester en henzelf, waar het overige publiek buiten blijft. En hij staat daar, óók lachend, maar met

[pagina 58]
[p. 58]

zo'n kinderlijk verheerlijkte uitdrukking in de ogen en om de mond, dat het ontroerend is om naar te kijken...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken