Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tirol (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tirol
Afbeelding van TirolToon afbeelding van titelpagina van Tirol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

Scans (6.99 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Editeur

Ruth Wolf



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tirol

(1989)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Föhn

In een gesloten, half duistere kamer uit het venster gebogen naar bergen en wolken te kijken, over huizen en bomen heen het verre landschap gade te slaan, daar schuilt een bijzondere bekoring in. Bij mooi weer scherpt het altijd opnieuw het verlangen, dat zo licht immers afstompt in de volheid van het genot, bij slecht weer geeft het een warm gevoel van veilig geborgen zijn. In Innsbruck zijn de dubbele ramen voor het rustig uitkijken ingericht, op het brede stenen kozijn tussen binnenen buitenraam liggen platte kussentjes, met varen of paardehaar luchtig opgevuld, om de gebogen armen op te steunen. Daar trof mijn eerste blik 's morgens en mijn laatste blik 's avonds - wanneer ik tenminste niet midden in de nacht uit het raam stond te staren - mijn vriendin ‘Frau Hitt’, hier in Igls kijk ik op de Patscherkofel uit.

Frau Hitt is de verbasterde naam van een vreemdgevormde piek, waarin men met goede wil - de bekende ‘goede wil’ die rotsen in leeuwen en spleten in krokodillen herschept en die men vooral niet thuis mag laten, zo men in het Forêt de Fontainebleau naar de eis genieten wil! - een gepluimde vrouwenhoed herkennen kan. Zij is de weerprofetes voor de bewoners van de noorderketen - gelijk Heiligwasser de zonnewijzer is voor die van de zuiderkant - moge het nog zo donker zijn en nog zo dreigen, mogen transen en toppen rondom de een na de

[pagina 59]
[p. 59]

ander door de wolken verzwolgen worden, zolang Frau Hitt haar pluimen vertoont, zolang blijft het droog.

Meer dan eens heb ik achter de wolken, die stijve, stenen pluimen onderscheiden - Frau Hitt deed haar best en het regende niet - eens zag ik ze door een regenboog heen, en dat is de eerste keer heel verrassend: de immense, stralende zevenkleur niet tegen de hemel, maar tegen bergen aan, vóór de bergen langs uit de ene kim op, in de andere kim neer; de jongens stonden verstomd, en beredeneerden een ogenblik later dat het niets bijzonders was. Ze werd ook een paar maal met sneeuw bedekt, Frau Hitt, want het is deze zomer zo koud in Tirol, dat het sneeuwt op de bergen als het regent in het dal. Eén avond leek het of het zelfs beneden vroor; achter de besneeuwde transen rees de maan omhoog, en straalde door de ijle, ijzige lucht. Frau Hitt had haar blinkende witte pluimen juist midden tegen de zilveren schijf gevlijd. Ik zag het aan uit mijn wijd open raam, ver en hoog over de slapende stad...

Hier is de Patscherkofel mijn weerprofeet, het keerpunt van mijn nachtelijke mijmeringen. De Patscherkofel maakt de glorie en de trots uit van de Igler toeristen - wie hem beklautert, toont zich een kerel, wie het nalaat een nietsnut. Wij hebben ons bij de nietsnutten geschaard, het is immers overal in dit land even mooi en we moesten met pijnlijke verbazing van onszelf constateren, hoe volslagen we van alpinistische ambities verstoken zijn. Het Schutzhaus, hoog bij de top, slaan we dagelijks uit de verte gade - mannelijke en vrouwelijke kerels, terug van de uitstap, rapporteren eenstemmig, dat de melk op de almen naar dauw en naar bloemen smaakt - maar de biefstuk in het Schutzhaus is taai. We behoeven er dus niet eens de malse biefstuk te gaan zoeken, die hier inderdaad maar

[pagina 60]
[p. 60]

al te zeer ontbreekt. 's Nachts, als de maan schijnt en ik kan niet slapen, sta ik over het rustige dorp heen naar de Patscherkofel te kijken - de vervaarlijke donkere klomp dekt een heel stuk van de zilverlichte hemel af. Hoog bij de top laat zich vaag het Schutzhaus onderscheiden, een klein, eenzaam, ineengedoken diertje, slapend op de kale rotsen boven de hoogste bossen uit. Vroeg in de morgen gluurt het soms door een scheur in de wolken als door een venster op de wereld neer. De berg zelf staat als in grauwwitte watten gewikkeld, men zou zich in de vlakte kunnen wanen, maar die ene donkere plek daar hoog in de hemel, dat is het Schutzhaus op de Patscherkofel.

Vandaag hebben er de wolken van de morgen af kiekeboe omheen gespeeld. Ervoor, erlangs, eruit, erin. Het was zulk vreemd, onrustig weer, broeierig warm na de grillige dagen. Warm en toch weer koud tegelijk. Want wie zijn mantel aandeed kreeg het benauwd, maar wie hem uittrok liep al gauw te rillen.

Heel vroeg is het donker geworden, een vreemde stilte viel met de avond in... en we vragen het ons af: kan het zijn dat ergens onweer dreigt? De kamer is zo donker, dat we bij lamplicht onze handen moeten wassen voor het avondeten. Wij gaan naar het raam. De koeien zijn vroeger dan anders thuisgehaald, gisteren om deze tijd waren ze nog lustig aan het ravotten rondom de pomp. Dat is hun laatste pretje van elke dag. Ze springen en stoeien, ze boksen en rammen elkaar met de horens - mensen en kinderen laveren lachend tussen de logge uitgelaten beesten door - eer ze gehoorzaam en braaf zich in de donkere stal laten drijven voor de nacht. Nu is de donkere stal naast de schoenmakerij tegenover ons ‘Gasthof’ al dicht... de stilte dreigt in de schemer... wat kan er toch ophanden zijn?

[pagina 61]
[p. 61]

Plotseling... een hoog en dun gefluit... zo snerpend schril, als waarde er ergens ver in de bergen een reuzenmug rond... dat moet de wind zijn, maar hij houdt zich nog verborgen, er roert geen blad, alles blijft dreigend, dodelijk stil. Tot ineens het fluiten zwellend nader dringt en onze in angstige spanning naar het donker gekeerde gezichten een warme adem voelen, de warme, droge adem van de föhn. Dat is dus de uitkomst van het ongewisse weer de laatste dagen: de föhn. Onbeschrijflijk beklemmend zwelt uit de duistere verten zijn hoog en schril gefluit, zijn hete, droge adem, die van alle hemelstreken schijnt aan te waaien - onbeschrijflijk beklemmend en tegelijk geheimzinnig aantrekkelijk, onweerstaanbaar - zodat we niet tevreden zijn eer we, de trappen afgestoven, buiten in het verlaten duister hem rondom ons voelen, zijn schrille, hoge fluiten over ons heen horen gaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken