Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tirol (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tirol
Afbeelding van TirolToon afbeelding van titelpagina van Tirol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

Scans (6.99 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Editeur

Ruth Wolf



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tirol

(1989)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Jeunesse dorée

Wat heerst er een luchtige, blijde stemming vanavond in de stad, onder de zachte, goedgezinde sterrenhemel. Veel voller dan andere avonden is het op het terras van het Hofgartencafé. Veel luider dan anders schalt ons de muziek als uit een lichtzee tegemoet, en geen wonder! De muzikanten zijn met hun hele boeltje naar buiten verhuisd. Traditie wil dat ze spelen binnen in de zaal en dat de luisteraars zich vermeien in de koelte op het terras, maar vanavond is het zo warm, het zou eenvoudig niet uit te houden zijn.

Als donkere insecten worden aanhoudend meer mensen uit

[pagina 62]
[p. 62]

het duister buiten, waar fonteinen ruisen en populieren fluisteren, de bordessen op en de lichtzee ingezogen. Ook wij zijn door de oude, enge poort maar weer hierheen gekomen. Dit is immers de ‘ruitenaas’, de grote verrassing van onze eerste avond. We hebben het ons toen dadelijk voorgenomen, ook de laatste dag zullen we in die afgesloten wereld van populieren en fonteinen, van groene koepels en grijze muren toeven.

Maar die laatste dag is nog ver, we zitten midden in de vakantie, schoon men het hier niet zeggen zou. Want er zijn dit jaar veel meer studenten dan anders in de stad gebleven, daar de hogeschool een gedenkfeest viert.

Ook deze avond hebben ze aan de koele, open kant van het terras de beste tafels al vroeg bezet en het is daar een gedruis en een vrolijkheid, de hele wereld levert stof tot jool. En wat ze stevig eten, en wat ze hartig drinken.

Eén echter, och arme, is voor ditmaal eens braaf en tam met zijn familie uit. Bijwijlen, als de feestvreugde ten toppunt stijgt, kijkt hij verholen spijtig naar zijn jolige kameraden om, en dan valt hij maar weer aan, als om zich met veel en lekker eten tenminste enigszins schadeloos te stellen.

Zo'n trek! Ham en sardines, tomaten en kaas, en daarbij van die brede, bruine, dikgesmeerde sneden brood. Die hapt hij zo maar uit de vuist, en juist heeft hij in de derde zijn grote, blanke tanden geslagen, ver genoeg om er een hele hoek af te bijten. Niemand behoeft te vragen, ‘waar het blijft’. Zulke schouders, zulke handen! Vertederd zit er de magere, zachtzinnige moeder naar te kijken...

Want het deftige, bejaarde echtpaar, dat zijn natuurlijk de ouders, en die jongere vrouw, die ook glimlachend toeziet, zou een jeugdige tante kunnen zijn, of misschien de vrouw van

[pagina 63]
[p. 63]

de oudste broer, die zo bezadigd met papa zat te praten. Maar het zwijgende jonge meisje is in geen geval zijn zuster. Hoe ik, die de mensen in de verste verte niet ken, dit zo pertinent durf beweren? Wat zal ik u zeggen? Het jonge meisje is zijn zuster niet. Evenmin zijn ze nog verloofd. Maar wèl hebben de wederzijdse families hen voor elkaar bestemd en als hij afgestudeerd is, zullen ze trouwen.

Hij vindt het best, hij is nog lang niet afgestudeerd. Wat haar betreft, verliefd is ze niet, maar ze wil hem toch wel hebben. Ze is slank, ze zit heel recht op haar stoel, ze heeft een fijn profiel, een onwrikbare mond, de blik van haar koele, blauwe ogen is ondoorgrondelijk. Onmogelijk uit te maken of zijn buitensporige eetlust haar ergert, vermaakt, vertedert of koud laat.

Maar als ik haar was zou ik hem toch zeggen dat hij niet zo aanhoudend met zijn vette vingers in zijn ene oog moet zitten wrijven. Ik begrijp eigenlijk niet hoe zijn moeder het toelaat. Wat heeft hij toch in dat oog? Het maakt mij nieuwsgierig, ik moet eens even kijken... Gerechte goedheid... de knul draagt een monocle. Op dat welgedane vollemaansgezicht een monocle! Met dezelfde vingers waarmee hij zijn dikke, vette boterhammen beetpakt, tracht hij het weerspannige ding in bedwang te houden. Maar de monocle vertikt het, zij blijft tegenspartelen, zij voelt zich tegen dat oog en naast die neus niet thuis, al is het dit jaar ook honderdmaal mode onder de Innsbrucker ‘jeunesse dorée’, om monocles te dragen. Flang, daar valt zij op tafel, net naast de boter, en kijk... de trotse eigenaar vergeet haar op te pakken, hij schijnt ineens het hele ding vergeten. Waarom? Waarvoor? Waar staart hij zo naar? Zo met open mond stokstijf en argeloos dat iedereen zijn blik kan volgen...? Ook ik! En ik zie, naast het bureautje bij de ingang,

[pagina 64]
[p. 64]

twee jonge meisjes. De ene heeft juist betaald en bergt haar beursje op. Ze heeft een guitig wipneusje en een grappig kinnetje, haar rosblond haar kroest aan alle kanten onder een geestig hoedje vandaan. Ze doet alle moeite om niet te proesten, zo beteuterd als hij daar van zijn tafeltje af naar haar zit te kijken. Hun ogen ontmoeten elkaar en er volgt dit bliksemsnelle dialoogje zonder woorden:

‘Hoe durf je, terwijl je weet dat ik hier met mijn ouders en mijn hoogst fatsoenlijke toekomstige verloofde...’

‘Verbeeld je! Juist grappig! En ik laat immers niets blijken...’

‘Ja... dat is waar... Je bent eigenlijk wel een rakker... maar ik vind je toch... o... je weet heel goed hoe ik je vind...’ Ze zijn al weg, de vriendinnetjes, naar de andere kant van het terras. En hij eet weer door en plakt zijn monocle nog eens stevig tegen zijn oog, zielsvergenoegd, omdat niemand, en vooral Zij niet, iets heeft gemerkt.

Dit nu is - om met Multatuli te spreken - een illusie van het schepsel. Zij heeft alles gezien, wipneusje, kroeshaar, toilet, en hoewel ze een hoogst fatsoenlijk meisje is, heeft ze zelfs het dialoogje der ogen heel goed gevolgd en volmaakt begrepen. Maar ze neemt hem, desalniettemin, ik verzeker het u!

Ineens schiet mij een stopwoordje van de goede oude dokter uit mijn jeugd te binnen: niets maakt de mens gelukkiger dan waan! Inderdaad... Terwijl het meisje met het fijne profiel, de onwrikbare mond en de ondoorgrondelijke ogen ongetwijfeld peinst over de beste manier om hem dit gevalletje in te peperen en hem voor de toekomst afdoend te dresseren, zit de onnozele Don Juan genoeglijk te schransen, zonder verdere bekommering dan te zorgen dat zijn monocle niet in de boter rolt...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken