Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De verlatene (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van De verlatene
Afbeelding van De verlateneToon afbeelding van titelpagina van De verlatene

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.51 MB)

Scans (14.64 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De verlatene

(1910)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Een roman uit het Joodsche leven


Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

VIII

Esther was dol van trots!

Zonder dat iemand, behalve moeder, er iets van wist, had Daan deelgenomen aan het vergelijkend examen voor een kostelooze plaats op de H.B.S. en daareven was de brief gekomen, dat hij was geslaagd met nommer één en na de zomervacantie aan de school werd verwacht.

Thuiskomend van haar boodschap, vond ze het heele gezin in opgewondenheid.

Moeder zat bij de tafel en schreide van geluk. Ze had Daantje moeten beloven, niemand iets te zeggen van het voornemen, waarvan zij al maanden lang alles wist en ze had gezwegen, omdat ze wist hoezeer de jongen lijden zou, als hij niet slaagde en iedereen dan van z'n nederlaag zou weten. Den heelen voorzomer had de jongen geploeterd om er te komen, geen uur rust zich gunnend, voortdurend bezig zichzelf te bekwamen in het Fransch, dat op zijn school niet geleerd werd en in de andere vakken, waarin hij vreesde achter te zijn. Niemands hulp had hij gevraagd, niemands iets verteld en nu was hij er dan, geslaagd met nommer één.

Ze zaten bij elkaar in de kamer achter den winkel, blij

[pagina 48]
[p. 48]

en trotsch. En de vader, met een verteederden lach op z'n baardig gezicht - hoewel hij tòch vond, dat de jongen te eigenmachtig was geweest en hèm, zijn vader, had behooren te raadplegen - vroeg Daantje naar zijn examen, telkens neerturend op den brief van den directeur, dien hij geopend in de hand hield. Nommer één! Zijn zoon, zonder lessen, geslaagd voor de hoogere burgerschool! En goedige Jozef, die nooit makkelijk geleerd had, keek met trots naar het knappe broertje en wist niets te zeggen en was blij, dat de winkelbel ging en hij naar voor moest, om te helpen.

Roosje vroeg haar moeder of ze nu koekjes zouden hebben bij de thee en de moeder, haar oogen drogend, knikte lachend van ‘ja’ en tastte naar haar zak, om haar een dubbeltje te geven. Juichend vloog het kind de kamer uit.

Esther was niet te houden. In dolle sprongen en schreeuwen had ze haar trots en haar verrukking lucht gegeven. Nu was het huis haar te klein, nu moest ze den weg op en het iedereen vertellen, het uitschreeuwen dat elk het hooren moest, de heele buurt, het heele dorp, dat háár broer op de Hoogere Burgerschool kwam. Niemand zou aan hem kunnen zien, dat hij geen schoolgeld betaalde. Met deftige jongens zou hij in de klas zitten. Marinus, de jongste zoon van den burgemeester had ook examen gedaan en Willy de Waard, het broertje van den blonden Hans. Ook een broertje van de meisjes Koning had examen gedaan en Esther hoopte vurig, dat hij gezakt zou zijn, voor de grootere glorie van Daantje.

Ze had nooit van haar broertje gehouden - ze hield van niemand thuis - vroeger had ze vaak met hem gekibbeld en zelfs gevochten, maar nu, nam ze zich voor, nu zou ze wel goeie-vriendjes met hem blijven, en zorgen vaak met hem te wandelen. Dan had ze immers kans door hem in kennis te komen met die deftige kinderen van zijn school. En wie weet.... wie weet....

[pagina 49]
[p. 49]

‘Waar ga jij zoo gauw heen?’ vroeg Jozef, zoodra ze uit de kamer in den winkel kwam. Hij wou juist naar achter gaan om zijn vader te roepen, want hij kon niet klaar komen met oude vrouw Sanders, een overbuur, die telkens andere soorten van hemdsknoopen wou zien.

Het kind kleurde en hield haar vaart in, en bleef treuzelen tot Jozef uit den winkel was. Toen kon ze 't niet langer inhouden en snel zei ze 't tegen de oude vrouw - zelf toch wel voelend dat ze mal deed - dat haar broertje op de hoogere burgerschool zou komen!

De oude vrouw, die 't maar half begreep, zei vaag ‘wel, wel.. da's zeker erg knap, hè?’ en ze ging voort met 't graaien in de doos knoopen, waarin ze heel wat meer belangstelde. En Esther schaamde zich nu toch; vóórdat Jozef en haar vader kwamen, ging ze den winkel uit.

In de achterkamer was Daantje alleen bij z'n moeder gebleven. Hij stond tegen haar aan geleund en liet zich stilletjes door haar liefkoozen. Hij vertelde van het examen, dat hem niet was meegevallen. Hij was dan ook zoo moedeloos geweest, toen hij, na 't mondeling gedeelte, het groote schoolgebouw verliet en toen had hij 't gevoel gehad, of hij nooit meer in dat gebouw zou terugkeeren. En nu - hij zei het haar stil en vaag voor zich uit peinzend - nu kòn hij nog niet gelooven, dàt het zoo was, dat hij nooit meer naar die andere school zou teruggaan..

‘Had je het er zoo naar?’

De jongen knikte en zweeg.

‘Och’ zei hij dan na een poos, ‘'t lag misschien wel aan mij. Ik vond ze zoo ruw en zoo schreeuwerig en dat merken ze dan wel, als je zóó over ze denkt.’

‘En de meester?’ vroeg moeder.

‘De meester is een gniepigerd’ zei de jongen, heel heflig ineens ‘'k ben blij, dat 'k met dàe niks meer te maken heb.’

‘Je hebt je prachtig gehouên’ herbegon, na zwijgen, de

[pagina 50]
[p. 50]

moeder met haar gelukkigen glimlach, ‘en voor later, wat dacht je dan....?’

‘O, later, later,’ zei Daan, geestdriftig, ‘later word ik dokter, of ingenieur.. Ik geloof, dat ik alles kan leeren wat ik wil.... Gek, dat ik nou op de burgerschool ben, hè?’

‘Heerlijk is het’ vond de moeder innig.

Vader kwam weer binnen, een beetje mopperig omdat hij vond, dat Jozef hem niet had hoeven roepen voor die hemdsknoopen. Onhandig, dat de jongen soms was!

Daan's gezicht betrok, hij ging weg van z'n moeders stoel en bij het raam staan. Mild scheen het goud-licht van de ondergaande zon over het grijs-troebele slootwater, 't scheen er wel in dóór te dringen. 'n Paar vlindertjes fladderden door den rozenstruik achter op 't erfje. En de jongen, die uit 't raam dit zag, kreeg ineens een sterk verlangen naar 't vrije buiten. Hij keerde zich om en nam z'n pet.

‘'k Ga nog 'n end je loopen.’

Den vader verdroot het, dat hij niet vroeg ‘màg ik nog 'n endje wandelen.’ Al eerder had hij opgemerkt, hoe zelfstandig die jongen soms optrad! Vandaag zou hij er niets van zeggen, doch hij nam zich voor, hem een volgend keer eens flink onder handen te nemen! Al was de jongen ook nog zoo'n piet, hèm over 't hoofd groeien, dat niet, nu niet en nooit!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken