Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 34]
[p. 34]

IX

Dit was Adam's eerstgeboren zoon, en zijn naam Kaïn, gelijk daar geschreven staat in de boeken.

Wanneer Adam de vrouw bezag met haar boreling, die, zuigende aan haar borst, geen andere wereld dan zijn moeder had, werd zijn blik zacht. Hij onderging een vreemde menigvuldige liefde, wijl nu was Eva een dubbel wezen, en hij vermeerderde de mate zijner zorg.

Hij lette op de dieren, die in den paartijd en wanneer de jongen uitgekomen waren, deden gelijk hij, de nesten bouwden en teederlijk inrichtten, het broed hoedden voor gevaren en zich groote moeite gaven om voedsel aan te sleepen, het beste, dat van verre gezocht worden moest. Zij vonden daarin hun blijkelijk behagen.

Ook was hij dankbaar wijl, de tijd van Eva's bezwaring verstreken, zij zonder bekommernis zich overgaf aan zijn omarming. Wanneer de bronst hem alle wereld rondom vergeten deed, dan rees in zijn geest een wijd, niet te omvamen gevoel. Het omluisterde Eva, de geliefde, en ook het jong, dat zij gedragen had en gebaard en afgescheiden van haar lichaam, maar hèm, Adam, toegebracht gelijk een oogst van zijn oorsprong.

Doch niet altoos zijn ziel kon dezen rijkdom bevatten. Menigmaal zag hij afgunstig toe, hoe Eva het jong hare weelde gaf; zat zoog het zich aan de lieftalligheid harer boezems, gekoesterd aan haar warmte en met wellust zich nestelend in haar oksel. Gemelijk wendde hij zich af, hij ging uit in de ruimte des velds om tot bedaren

[pagina 35]
[p. 35]

te komen. Dan zag hij Eva's baring terug, en zijn schaamtelijke overbodigheid daarbij, alsof dit een zaak was die hem niet aanging. Toen, in de grootheid harer moederlijke taak, in pijnen en krampen, schonk zij hem nog den aalmoes harer deernis, glimlachend uit haar nooden, alsof hij, de man en beschutter, hulpbehoevend, een armetierige stumper, vertroosting van noode hebben zou. Die glimlach schroeide in zijn ziel, hij voelde zijn grootheid als door een gif geschonden.

Gramstorig kwam hij naar huis. Eva, den toorn in zijn oogen ziende, boog zich schuttende over haar jong.

Een scherpe jalouzie boorde in zijn hart, hij lette op Eva's gebaar, dat hem krenkte. Hoe gaf zij aan den indringer zich over! Hoe omspon zij het jong met haar zachtste koesteringen, in bangelijk bezorgdzijn om zijn heil, en weerde hem, een vreemde en een vijand, van hun geheimenis af!

Wat richtte zij op hem haren blik? Waarom smeekten hare oogen? Wat wilde de hand, hem fleemend toegestoken? Had hij nog iets te maken in dit bevuilde nest, waar een ander zich koesterde als een koekoeksjong en alle ruimte vulde?

Heengaande, zag hij nog om, en de schemer van Eva's bedroefd gezichtje bleef hem geleiden.

Zwak, een smeekeling om hare gunsten, maar zonder het offer van berouw: uitgekozen vruchten of ambergeurend hout, keerde hij terug. Zijn armzieligheid trachtte hij in een meesterhouding te verhullen; hij eischte haar liefde, en eenmaal stonden zij met ontbloote tanden elkander tegenover, wijl hij het jong in bloedige afgunstigheid van haar borst had gerukt.

Maar op zoete roken kwam het prille seizoen en

[pagina 36]
[p. 36]

Eva's lichaam opnieuw zwol van 't geluk der vruchtzetting.

Kleine Kaïn had moeders borst verlaten, hij greep met gretige vuistjes naar de lage vruchten in het loover, de verholen boschbessen en de kruipende bramen. In het sapvloeiend murw der peren knaagden zijn glanzende tandjes, hij verzon glundere spelletjes met de bloemen die hij vond, plukte de arglooze kapellen, en had een eigen vraag in de oogen voor den duisteren, doorgrondenden blik, dien zijn vader hem toezond.

Eva, in den bloei harer drachtigheid, leefde schooner uit met elken dag. Zij ijverde in moederlijke zorg voor haar kleine en vond de vleiige caresse voor haar moeden, tobberigen beminde, wiens dartele gezellin zij wist te zijn op hun tochten door de beemd, verjagend met een streeling harer wijze vingeren de plooien uit zijne gedachten. Haar altijd eendere, noeste opgewektheid deed hem afhankelijk van haar zijn als een hulpeloos kind. Aan haar wijze gelijkmoedigheid plichtig, leed hij onder zijn voortdurend ongelijk tegenover haar effen, rimpelloos geluk. Als zijn vurige jonge bruid, had zij opnieuw zich hem aangeboden, toen de kleine niet meer vroeg om haar eerste zorg; haar lichaam begeerde 't herhaalde moederschap, zij reikte 't hem toe, gulzig van haar kostelijk verlangen.

Dat waren weer nieuwe gloriën van geluk, waarin hij zich dompelde als een bader in grondeloos water, door geen grenzen, geen horizonten gehinderd. Hij, koninklijk bezield, speurde niet in haar koestering ook de zachte, glanzende toegevendheid eener moeder, wanneer zij haar redelooseischende kind ter wille is; hij genoot de matelooze overgave van haar moederschap, ook voor hèm

[pagina 37]
[p. 37]

bereid nu hij, kleine teleurgestelde tiran, daar niet buiten kon.

En Eva wist. Met wijze liefkoozing hield zij haar beide jongens in vrede bij elkander, suste de kleine geschillen, bereidde hun zorgend een vriendelijk huis, en in haar oneindige, vragenlooze goedheid, verblijdde zij zich in het kostelijk bezit van dit dubbele, aloverwinnende moederschap, groeiende praalrijk uit gelijk een vrucht in zon.

Voor Adam werd de nieuwe verwachting een ontgoocheling. Weggeduizeld in de onbevademde wijdten van zijn bruigomsgeluk, beleefde hij als in zijn kindsheid het begeerteloos paradijs. Zoo groot was de ruimte van Eva's goedheid en haar liefde, dat deelen met den kleine hem niet meer verarmde; alleen die ervaring van vorige maal, toen zij, hem onttrokken, zich weer had overgegeven aan den komenden mededinger, leidde hem tot achterdocht.

Hij begon nu oplettend toe te zien naar haar daad en gedraging, hij speurde in haar liefkoozing de bedoeling, die er tevoren niet was geweest, en die hem beleedigde. Meende zij hem te paaien met opzettelijk geflikvlooi?

En toen hij oplette, dat zij het kind niet anders dan hem bejegende, wees hij haar grimmig terug.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken