Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

XI

Eva vroeg niets.

Zij liet den man gaarne zijn geheim, zich verheugend dat hij zoo handzaam geworden was.

Hij hielp haar trouwhartig met al wat het huis gaf te doen, plukte bloemen voor kleinen Kaïn en noten om mee te knikkeren, hij rolde met hem door het gras, urenlang bezig, en scheen met zichzelf tevreden.

Doch op den duur verdroeg hij Eva's gelatenheid niet.

Vroeg zij niets? Wilde zij niets weten? Was zij niet om hem bezorgd geweest?

Hij had toch kunnen verdwalen, zich verspringen en vallen, hij had evengoed, uit zijn eigen manlijken wil, verder kunnen gaan en nimmer terugkeeren.

Begreep zij dan nooit wat er in hem omging?

In zijn binnenste had hij groote, geweldige dingen beleefd - verlangde zoo'n vrouw daar nu niets van te weten?

Al mijmerend in zijn raadsel, zag hij naar de zwangere Eva met haar gelaten gazellenblik en vond haar zeer minderwaardig. Geslagen met haar voortbrengingstaak, leefde zij blijkelijk voor niets anders. Dom-gedwee wachtte zij het eind harer zwangerschap, de beroerte der verlossing.

Allengs werd het hem te machtig. Hij begon toespelingen te maken op zijn tocht, dat zij ernaar vragen zou, vràgen....

Eerst ging zij daar niet op in, hem ontwijkend in haar bezigheid.

Haar wijs, moederlijk gevoel voor hem deed

[pagina 43]
[p. 43]

haar echter verstaan, waar het schortte, dat hij hunkerde naar mededeelzaamheid.

Als een melker den drachtigen uier, paaide zij zijn ijdelheid, en de gansche roman van zijn tocht brak opeenen los. Hoe hij de beek al stout klauterend was nagegaan, worstelend met haar grilligheid, dringend door haar geheime bocages, stijgend bij haar hoogste steilten, en in duizelingen weder dalende met hare vaart...... dan opnieuw, in onversaagde streving, de heuvelen, de bergen had vermeesterd.... hoog in den hemel stond hij, boven alle beletsel uit, dat hij schouwen kon over de verre landen, verder dan de nevelen, verder dan de droomen...... hoe hij het geheim der beek had ontgonnen, haar gretige saamstorting met een verheugden makker!

Haar bewondering, loos-zwijgend, lokte de wijdste verbeeldingen los. Hij beschreef zichzelf, staande, uitdagend, op de rots, een ontginner van werelden en waarheden, ontroerd van eigen schepping en openbaring. Dan, ook, na een zwijgen, bekende hij in grootschen deemoed zijn verlangen, naar huis te keeren bij zijn zoete vrouw Eva en haar kleine malsche broed, wel vreezende dat zij angstig geworden zouden zijn om hèm!

En Eva, àl-wijs, streelde zijn gaarne gepaaide praalzucht, stilletjes zwijgend van hetgeen hem krenken zoude. Zij had begrepen hoe hij zelf in angst en verlangen had gestaan, zijn vermetelheid moe, hunkerend weer te keeren naar de veilige omslotenheid van zijn huis.

De armen breidend, nam zij als een kindje hem tot zich, suste zijn opgewondenheid, lei zijn verbeelding ter rust. En zoo, klein, versmolten aan haar borst, hield hij onuitgesproken zijn geweldigste ontdekking, in een schaamachtig besef, dat Eva zijn vaderschap altoos wel geweten had, en aan

[pagina 44]
[p. 44]

honderd teekenen zich herinnerend, hoevaak zij hem dat had geopenbaard.

Haar wijsheid had opnieuw zijn armelijk weten overduveld. Klein en onnoozel, moest hij zich stil bekennen, stond voor haar spottende oogen, hij, Adam, de Eerste.

Van toen af vond hij zijn houding in een toenemend vertoon van gewichtigheid. Hij was de man die gereisd had en veel gezien, maar vooral het hoofd, de met denken begaafde, kennend van alles het waarom en het hoe.

Het tweede kindje kwam in een rustigen nacht, en het was een leuterlief meisje. Niets gebeurde bij haar geboorte en alles bleef als ware er niets mee veranderd. Het vriendelijk zusje lachte tegen de sterren, het nestelde zich bij moeder, het zoog als een zoet potlam, en leek maar z'n best te doen zoo weinig mogelijk te storen en in den weg te zijn.

Adam zag er zelden naar om; hij liet de vrouwen bij haar lot en bemoeide zich met Kaïn zijnen zoon. Gewichtig gingen zij samen wandelen, spartelen in de rivier, zien naar de nieuwe bloemen, de vogels bespieden in hun nest. Voor het eten lieten zij Eva zorgen, als commensaals lagen zij bij haar thuis. Alleen als er water geput moest worden of versche varen gezameld voor het leger, deed Adam goedwillig zijn corvée. Hij verzon uit de gracie zijner manlijke welwillendheid verbeteringen aan hunne woning: een vlechtsel van bebladerde staketsels schutte voor den schralen oostwind; dagen achtereen ploeterde hij aan een dak van sparren en riet, dat, met leem bestreken, geen regen doorliet.

Bewonderend zag hij naar zijn werk, en zag dat het goed was, en sprak ervan, herhaalde malen, tot zijn meerdere eer.

De seizoenen wentelden zich van de haspelen des tijds, zij brachten hun gewassen mee, hun

[pagina 45]
[p. 45]

vreugden, hun ongemak, en elkemaal wanneer de noten en kastanjes hagelden van den boom, dat de kleine Kaïn zijn vuistje vol grabbelde, legde Eva zich neder om zacht kreunend een kindje te baren.

Zij noemden hunne namen Abel, en Henoch en Lamech, al om ze van elkander te onderscheiden.

Maar Adam's voorhoofd fronste zorgelijker; hij vond in Eva's schoonheid geen behagen meer.

Wanneer de lente 't geboomte van malsch jong blad voorzag; de bokken oefenden hun kracht in grimmige spiegelgevechten om den prijs van de mooiste, sidderende geitjes; de herten besprongen de hinden en de vorschen kwaakten van zaligheid in de kreek, die stil was en goed om eieren te leggen, dan sloeg Adam's bloed weder vuriger uit, en een glans kwam in zijn oogen.

En Eva, in een wijs aanvoelen van het komende, breidde de armen open, dat hij zijn bronst verzadigen en zij naar de wijze der vrouwen deelen konde in de oogstvreugd van het jaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken