Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 58]
[p. 58]

XVI

Adam, dit ziende, werd met een groote dankbaarheid jegens het leven vervuld.

Ook hij voelde zich spruiten van geluk, het bloed spoot geweldig door zijn banen, tot in de vingertoppen trilde hij van vurigen liefdedrang.

Maar hij vlood zijn woning uit, waar Eva in de zorg voor haar kinders zat; hij redde zich op den heuvel, vandaar kon hij wijde schouwen over de klaatrende landen en den springloop volgen der jubelende beek.

De aarde lag van zaligheid hijgende. Hoe borst haar vruchtbaar lijf open in voortbrengingsbronst, hoe zette zij scheuten aan allen kant! Leek zij niet zelve ook een gistend gewas, uit welks poren een fluweel van grassen ontsproot? Lag zij niet zelf als een bruid woelende aan de zonneborst, dat zij bekend zoude worden met overvloed? - Zie! Zie! hoe verzaadde hunne liefde zich in den trillenden schemer der verten!

Wees gegroet, gij minne-brandende aarde, gij zengende paar van gelieven! Gezegend zijt gij voor het aangezicht des heelals! Wees gegroet, o gij fonkelend bruidsboeket der weiden en bocages...... de gouden regens en witte seringen reeksen hun tuilen tot een pralenden bruidsstoet...... huldigend wuiven de zilver blinkende vederen der popels...... zie! onder zeegnende palmen staat de bruiloftstroon opgericht...... omzwaaid van hagerozen en wufte winden stijgt de stoet naar den heuvel onhoog. Hoe dansen frolokkende heesters in hun zomerbloei, jubelzwaaien de zilveren-blauwe wilgen, roosgloeiende bloesem strooien de appelaren over den

[pagina 59]
[p. 59]

weg! Hoor, de wind staat stil in de boomen, een fluister gaat er van geluk......! daar slaat het carillon der vogelen uit, en de sterren zelf, verholen in het blauwe licht, beginnen als orgelen te zingen!

De bruigom komt! O, hij komt als een held met zwaaiende zwaarden van zijn licht, daavrend doorwaadt hij de hemelen, alom pralende met de flonkeringen van zijn licht, hij slaat de afgronden open, als kraters barsten zij uit, en het licht, het dronkene oogdoorvlijmende licht klatert van alle kanten!

Stil vallen hemel en aarde. Midden in de schepping staat het mysterie.

Dan opeenen zetten alle orgelen aan in een stroomend alleluja! Geloofd zij de liefde in de hoogste hemelen!

Adam herleefde in dat visioen het wonder der éénwording mede. Gleed daar niet zijn Eva smalheupig door het gewas? Gracelijk is ze als een graslancet, die zich wet aan het licht, haar coquette maagdelijke flanken slijpen zich aan den zonnebrand, in parelglanzen glipt hare zwevende blankheid achter het gouden bedgordijn van vergulde pril-groene heesters.

Kom, mijn lief, kom!

En ziet! daar is ze reeds te voorschijn. Achter haar sluiten zich de boeketten, zij staat in een waaier van groenfonkelende meien, - als de stralen van een pauwerad zijn de groen en gouden betipte meien! Goudene lichthommels zwalken daar overal heen en doorheen, een levend krioelsel opent zich op de rechte stralen van het rad, vol verglijdende vonken en schroeiende aureolen.

Kom mijn lief! open uwe armen, mij te begroeten, uw bruigom!

Ja, ja, de liefste verlaat hare schelp van licht, haar uitpralenden spiegel van licht, haar zweefsel-

[pagina 60]
[p. 60]

weefselen van woelende zonnen, en, zelf nu opgeklaard in de klaarte van het licht, dat is tusschen het heesterbosch en den heuvel, in den adem die geurende kwalmt van de bloemen, nadert zij, een wierook die den god zoekt, gelijk.

De droom breekt open opnieuw - Adam houdt den hemel in zijn armen gekneld.

En hij ziet de dankbare aarde bevrucht met een overvuldig zaad. De ooien hebben lammeren geworpen, de nachtegalen warmen hun dubbele broed.

Maar Adam's zaad overtreft het al, in duizenden dozijnen gaat het henen om de weligheid der aarde te bevolken. De wouden, de grotten, de dalen der rivieren en de toppen der torenende berggesteenten wemelen alle van gelukzalige paren!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken