Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

XVII

De nuchtere Eva aanbad haren man en heer als den allereersten dag.

Gestut van zijn vastheid, was zij naar leven en bestemming gerijpt, sinds het guldene bruiloftsuur.

Haar oog behield, in dankbare uren, van hem slechts het ééne gevenereerde beeld.

Hoe nog trilde in haar ziel de verrukking zijner allereerste nadering! hij vatte hare hand en als ware ze een bloem aan tengeren stengel, hief hij ze teederlijk en voorzichtig, en hij leidde haar voort, haar legerend in de zoete voorzienigheid zijner zorgen, vlinder dien een windvlaag smeurt.

Aan zijn kracht had hij haar onderworpen. Maar zij genoot zijn onstuimige heerschappij in de zalige nederigheid harer vrouwelijke wenschen. Zij begeerde gebogen te zijn, wanneer het hij was, die haren tegenstand brak.

Zingende verwachtte zij het jong, door hem gezaaid in haren schoot, - o, eer hij wist, wist zij!

De mijmrende dagen door, lag zij gelegerd in de koesteringen van warmte en aroom, en in hare oogen ging een verlangenloos begrijpen om, en in haar hart neurde er een inhoudlooze wijs.

Zoo groeide het welpje in haar binnenste, het klopte en wilde opengedaan zijn; - zij kende niet de gebeurtenis van het moederschap en zijn zwaarten en zijne smarten...... verwonderd zon zij hoe het wezen zou en moest gaan, en glimlachend gaf zij zich weg aan de zaligheid van het wachten - hoe lang? hoe lang?

Dan glansde haar gelaat naar Adam haren heer, of hij vermoedde? En hij, zich nederzettend aan

[pagina 62]
[p. 62]

haar flank, koesterend boog den arm om haar henen en twijfelde met haar.

Ook in den stormnacht der geboorte brak haar bewondering niet. Onverschrokken, uitdagend, stond hij den orkaan en de bliksems, hij torste zijn deel, niet beseffend het grootere dat omging in haar. De spieren wrongen en het kleine leven stuipte naar buiten en het schreide van onverstand.

En even, toen, sloot zij, Eva, de wereld af.

Daarbinnen waren zij en haar kindje alleen.

Dan droeg zij het Adam, haren meester, op, dat hij het zien zou en liefkozen en in zijn teederheid beschermen.

In hunne oogen brak het hoogmoedig zelfbesef. Zij waren nog enkel toegewijd het hulplooze jong, het schreiende en spartelende naar zijn onbestuurden wil, zij rieden de wenschen zijner oogjes, de driften in zijn stuipende beentjes en rekkende armpjes, zij legden hunne handen goeddoend en eerbiedig op zijn ruig-vochtig hoofdje zooals men de hand om een eitje legt, het hart vol glansen van verteedering.

Zij hoopte dat hij gelijk zijnen vader worden mocht! Dit hoopte zij in gedweeë bewondering van zijn kracht, het evenwichtig spel zijner sterke spieren, het beseffend leven zijner oogen, de wilskracht zijns handelenden arms.

In de nesten der waterhoentjes, die laag aan den oever staan, had zij de kiekens gezien, hulpeloos in hun vochtig gele dons, die zoo ongelijk waren hun ouders met hun sterke bekken en krachtig wiekende vlerken. Enkele weken hadden hen veranderd. Zoo zouden de zachte malsche spiertjes van haar jong zich harden en vorm nemen naar den aard van hun daad, zijn mond zou zich klemmen naar zijn beradenheid, zijn oogen gingen zich richten naar hun vaste doel.

[pagina 63]
[p. 63]

En nog eens zag zij Adam.

Ja, aan Adam, haren heer, droeg zij haar kindje op, dat het hem verheugen zoude en hij haar zegenen voor de gift!

Allengs begon zij aandachtig te worden. In Adam hergroeide begeerte. Hij bezag met floersige oogen het jong aan haar borst, maar hij zag alleen haar, zijne vrouw en bruid.

Toen had zij zich geofferd aan zijn liefde, hem het feest van zijn verlangen bereid. Bloemgarve, geurende offrande, wierp zij zich hem toe, dat hij herdroomen zoude het festijn hunner allereerste lente!

Was 't haar gelukt? Misschien zorgde zij bijwijlen om den kleinen Kaïn, die op zijn varens lag, en dwaalde weg naar zijn klein geruchtje in den slaap, naar zijn gewoel om een blaadje dat hem stak, een vlieg die hem verontrustte.

Maar hij, Adam, hij vierde in een dronkenheid zijn gulzige feest, hij bezat haar geheel door de onstuimigheid van zijn wensch, hij nam wat zij niet gaf, jubelend in het rijk geschenk. Hij was zoo juichende dankbaar voor méér dan zij had geboden, - haar schuld vergrootte en met vlammende liefde zocht zij hem schâloos te stellen, aangelaaid zelf door zijn vervoeringen en zijn geluk.

Aldus, opnieuw, werd hij haar eenige heer en meester, en zij droeg het kindje als op offertafelen aan hem op, het reikende met de armen, dat hij het zoude zegenen, een brandoffrande hunner liefde.

Allengs echter uitputte ook haar liefdekracht. In gehoorzamen plicht volvoerde zij de taak van haar dubbel moederschap, soms hunkerend wel naar zijn bewondering en begeerte. Zij was den dronkenen blik niet vergeten van hun eersten zonneschijn, en een enkelmaal zocht zij de heerlijk-

[pagina 64]
[p. 64]

heid te hervinden, zich dwingend tot extase. Haar verarmd lichaam, zij wist het, ontstak hem niet meer in verrukking. Met teeder vlijen en een gulle overgave van haar weelden soms, verraste zij hem in den slaap, of bij het ochtendontwaken.

Dat werden feesten van staamlende dankbaarheid, en beiden, in hun sprakeloos geluk, herbeleefden de zaligheid des verledens, het schoone beeld aan de beek, hun wedervinden van zichzelven in elkander:

- Adam!

- Eva!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken