Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

XIX.

Eva, als een tulpenbol bezet met haar glundere kleintjes, etaleerde haar geluk in de zon. Zij genoot met geloken oogen den roes van het moederschap. Waar was haar man, haar meester? Wat voerde hij uit? Waarom verzwierf hij den mooien dag tot den avond? Wat deerde hem wanneer vermoeid en onverzadigd hij thuis kwam?

Meestal vroeg ze niet. Ze gaf hem zijn eten, gezellig was ze om hem heen, dat het getob van hem week en hij vredig met haar rusten ging.

Van manne-dingen had zij geen verstand.

In haar rijke breedheid baarde zij kinders met ieder najaarsgetij. Wanneer de konijnen hun tweeden worp verzorgden, en de duiven koerden voor hun najaarsmin, dan lag zij voldaan met haar jong aan de borst, de blanke menschengediertetjes van vorige oogsten krielend om haar heen.

Allengskens ging er niets anders meer in haar om als moederlust. In kleine zuigjes trok de rose boreling den wellust uit haar boezem, haar lichaam had rust gevonden en herstelde zich. Zij ondervond de tevreden weldaad van het niet-baren, en het verlangen daaronder naar den nieuwen arbeid. Een breede vreugde golfde om haar henen, hare oogen dwaalden in innerlijke genietingen weg.

Zij had de aarde lief, die weligheid uitschoot, mos en varen, voor de rust harer flanken. En zij had de dieren lief, de konijnen met hun nuchteren moederblik, de stille runderen, die hun loei lieten om hun grazend kalf, dat het aangehupt kwam op zijn dikke stelten, en de zwaluwen had zij lief,

[pagina 71]
[p. 71]

met provisie slippende naar hun rumoerig nest, de duiven in hun onveranderlijk minnekoeren.

Al hen verstond zij in verholen verwantschap, het parende, het dragende, het barende en zorgende leven alleweg, het zoetekoerende van zwijmelende oogen, de zuchtende vruchtbaarheid van den moedergrond.

Soms was er stoornis. Opeens, in den lauw paisibelen middag, ontrustte 't gefladder van den haan of de roestige lokschreeuw van een hertebok.

Zij luisterde......

In de takken frutselde 't gerucht...... een worsteling...... en de stilte......

De oogen look ze.

Dan vloeiden daarbinnen glanzen die zaligheid waren, zij begon naar Adam's thuis-zijn te verlangen Het kereltje aan haar borst liet de lipjes glippen...... een lauwe melkstroom bevloeide de blauwe vrucht harer borsten. Zij torschte den zuigeling terecht, gretig zette hij zijn mondnapje weder aan. Haar leven vloeide mild in hem over.

De kleintjes rustten. Wat hadden zij zich dol gedanst! Nu lagen hun lijfjes diep met het gras gemengd: dáár...... en daar nog een weer... zag zij ze blinken.

Waar nu wel Abel zitten zou? De jongen was haar lief om zijn blonde onnoozelheid. Hij kon droomend vertellen, dat anderen het zagen alwat voor zijn oogen stond...... Een vreemde wereld van dingen, die geweest waren of komen zouden, tooverde hij wonderlijk zichtbaar voor zich uit. Op de fluit bleef hij Kaïn meester, Kaïn die een fluit snijden kon, doch haar niet bespelen.

Dan loerde de oudere uit zijn bosch...... voor dien blik vreesde Eva.

Waar zou nu Abel zijn? Zij hief ongerust zich

[pagina 72]
[p. 72]

op, speurende allerwege. Een glans van moedergeluk vloeide langs haar oogen en lippen weg...... daar lagen ze allen, en het kleintje ook aan haar borst was in slaap gevallen.

Zij loste den gezwollen tepel, legde het knaapje naast zich; zij hief zich omhoog, zij tuurde den omtrek af.

Nergens was Abel. Nergens was Abel.

Zij ging, zij spiedde aan de beek.

Nergens was Abel!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken