Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

XXXIX

Sindsdien begon zich Adam moeite te geven om het fundament van zijn meesterschap te versterken. In kregelen weifelzucht, werd hij bemoeiziek, bezwaarlijk met zijn raad, uit elke aanleiding ving hij aan verhalen te doen van zijn jeugd en te stoffen op zijn ervaring.

‘Vader wordt oud,’ zeiden de jongeren.

Zij luisterden met een half oor, bereid door respect te vergoeden wat zij aan aandacht te kort schoten. Doch menigeen liep een vermaning op, die hem nog verder vervreemde.

Begeerig van zichzelf te spreken, riep Adam de menschheid bijeen van zijn bloed, en ook Kaïn met de zijnen werden uit hun eenzaamheid genood. Waneer de bezigheid russte van den dag, de rosse zon nog wat treuzelde in de lage struiken, lagen zij allen gelegerd op de amphitheateren van den heuvel, de wachtende gezichten opgebeurd naar het licht.

Adam, patriachaal naar haren en baard, verhaalde van zijn wijsheid. Hij wist van alle gedierten de namen en de gewoonten, van alle vogelen des hemels kende hij de nesten en den trek, van alle sluipende en kruipende dieren en de visschen het wonderlijke leven. Hij wist den tijd en de vindplekken der rijpe vruchten, hij noemde de planten alle bij hun bloem, elke vlinder die in de troebelte van den avond omdwalen kwam, volgde hij in zijn vlucht, in zijn leven van ei tot eierbaren. De lichtkevertjes gingen aan, de groene sterrehemel van het gras, en schemerig over de begroeide ruimten zaten of lagen Adam's kinderen in hun luisterzwijgen.

[pagina 137]
[p. 137]

Als een gevierd acteur groeide hij in zijn tot leven en werkelijkheid geworden verbeeldingen. Zijn wijsheid omgolfde hem als een koningsmantel, wier vouwen hij weidsch en statig rond wierp, een hermelijnen sneeuw om zijn grootsche statuur. Zijn voorstelling ontschoot alle maat en werkelijkheid, een demon rees hij daarin over de kleine sidderende aarde, heerscher van een zelfgeschapen heelal.

Hunkerend beidden de kleinkinderen ieder woord van zijn lippen, hun verlangen zuchtte zwaar in de stilte. Om méér, méér, riepen de jongsten, wanneer hij, van de gedrochten der voorwereld verhalend - monsterlijke sauriers die uit nevel rezen en in zon zich oplosten - Abels fantasieën overtrof. Het slapensuur naderde en de vertelling dreigde tot een eind. Verlangend, met knippende oogen, talmden de kleintjes aan moeders knie, dwingend om te blijven, te blijven luisteren naar grootvader's wonderbaarlijke vertelsels.

Toen deed Adam het verhaal van zijn leven, opdat er eerbied zoude zijn voor zijn macht en zijn daden. Eert uw vader en uwe moeder, opdat uwe dagen verlengd worden. Dat is: opdat ook u eerbied deelachtig zij van uwe kinderen en nazaten.

Dan somwijlen roerde verzet door de rijen, stemmen murmureerden ontevreden, prikkelend tot krakeel. Een grof woord schold door het duister, haat en verwijt bliksemden onheilzwaar over de groepen.

Geduchtig, met vlammende woorden, met decreten als hamerslagen, fulmineerde de aartsvader zijn leer, dat een elk zwijgen mocht van zijn plaats, een elk onderdanig zijn aan hem. Wie waagde zich te verzetten? Wie durfde aantasten wat hij in opperste wijsheid had ingesteld?

Hooger, dreigender bouwde als uit rotsblokken

[pagina 138]
[p. 138]

Adam het afgodsbeeld zijner aanbiddelijke eenzelvigheid. Hij aanbad zichzelven, hemelen en aarden en wateren waren uit hem geschapen. De winden wapperden naar zijn wil, de regengudsen stortten zich op zijn wensch in de leegten der van echo's bulderende ravijnen. En eenmaal op een avond het onweer naderen ziende, hanteerde de stamvader het schrikkelijk mouvement der felverspleten bliksems en grommende donders als zijn rhetorisch wapen. Blauw aangevlamd van het schichtige licht, zaten zij die luisterden onder hem neer, en de donkerte rolde in ontzaglijke zwaarte van wolken over hen uit, en Adam bezwoer het licht en de dreigende duisternis, en Adam scheurde den hemel open, dat de waterplas viel.

Vehement loeiden de stormen door de schuddende kruinen der boomen, regens van blad en vrucht, vóór den tijd hunner welking en rijpheid, kletterden omlaag, bliksenslangen brandden 't heelal aan flarden, door de leegten des hemels na iederen straal stortte de donder lawinen, rotsgebergten gelijk, die reuzen slingeren in hun verbijsterden strijd.

Angstig persten de vrouwen haar kinderkens aan de flanken, de kleine meisjes zaten stil gehurkt met in hun oogen vragen van schrik en verbijstering, de jongens zonden uitdagend hun manlijke blikken den hemel tegemoet. Kudden wolven schuchter verkropen door de huiverende struiken naar de beschutting der wouden. In twee helften keilde het licht de wereld: een gruwlijk geweldig schaduwdier wentelde -'t logge lichaam om, wervelend, over boomtoppen en rotsen, dan brak het duister in blakke klaarheid open, het tevoren verholene kwam als in sciopticonschijn uit den afgrond naar boven. Groene phosphorflitsen schoten langs de bladerwanden, als ijzel dropen de schijn-

[pagina 139]
[p. 139]

sels van stammen en toppen, kraters, vuurbrakend, besulferden met hun giftige spuwsels, de leeggekrompen ruimte.

Van comediantenwaan bezeten, bezwoer Adam, de stamvader, hemel en aarde en hun geweld. Hij balde de vuist naar de bliksems, zijn mokerende slag schudde de donders uit de hemelruimten los. Op zijn bevel renden de woeste wolkenhorden in ontzinde vaart van einder tot einder.

Huiverend beidde 't heelal zijn verlossend wachtwoord......

Dan werd het stil.

En als een hymne van duizend suizende stemmen, begon de bedaarde regen te ruischen over de bladeren, aanzwellend, en weder zachtjes wegdeinend in een suizelend point d'orgue.

En het ontzag beefde in de harten voor Adam den vader, die dit alles had gewrocht!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken