Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Davids Psalmen, Gedicht, aen d’eene zijde, door Petrum Dathenum; aen d’ander zijde, door J. De Brune (1650)

Informatie terzijde

Titelpagina van Davids Psalmen, Gedicht, aen d’eene zijde, door Petrum Dathenum; aen d’ander zijde, door J. De Brune
Afbeelding van Davids Psalmen, Gedicht, aen d’eene zijde, door Petrum Dathenum; aen d’ander zijde, door J. De BruneToon afbeelding van titelpagina van Davids Psalmen, Gedicht, aen d’eene zijde, door Petrum Dathenum; aen d’ander zijde, door J. De Brune

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.93 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Davids Psalmen, Gedicht, aen d’eene zijde, door Petrum Dathenum; aen d’ander zijde, door J. De Brune

(1650)–Johan de Brune (de Oude), Petrus Datheen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 7r]
[p. 7r]

Aen De Christelicke Psalm-Zinger,

NOyt en was-er yet, ter eerster aenvang, volmaeckt, als het ghene van die hooghe ende al-ooghe hand voort-komt. Alle menschelicke wetenschappen steygheren by trappen en by tijden: ons verstand light en speelt en dobbert ontrent nieuwe dinghen, als een ghekorckte schaft op ’t water: tot dat het eyndelick, als een goede boeye, begint te waken en te zorgen. Zoo is het my gebeurt, over

[pagina 7v]
[p. 7v]

vele jaren, dat ick lust ghekregen hebbende, om God te hooren spreken in zijn eygen taele, dat my daer naer ghedachten zijn voorghekomen, of-men oock in God te loven en te zinghen, Gods eyghen woorden, zonder menschelick menghsel, alleenelick met een ander kleed behangen, niet en soude konnen ghebruycken. Ick zagh, met wat een innerlick en ziel-kitteligh vermaeck Dathenus Psalmen, in onze Kercken, gezongen wierden: en dat met een vast vertrouwen, dat de Harpe van dien hemelschen Dichter gheen ander gheluyt gheslaghen hadde, maer dat het was een Duytsche weerslagh van een Hebreeusche en Goddelicke stemme. Maer eylacy, hoe deerlick, hoewel zoetelick, zijn de menschen bedrogen! Want dat durf ick verzekeren,

[pagina 8r]
[p. 8r]

dat niet alleen Gods meyninghe, in die ghedichten, veeltijds voorby-gegaen, vele onnutte lappen en geeren daer in gelascht werden, maer dat oock de zin van Gods Geest ghebroken, jae dickwils t’eenemael vernietight en tegen geloopen wert. De Heer van S. Aldegonde, en andere naer hem, dat ghebreck gezien, of uyt de nieuwe overzettingh gespeurt hebbende, wel oordeelende, dat zulcke lapperyen, op de puntighe nettigheyd van de huydensdaeghsche ooren, weynigh over een quam, hebben zich bevlijtight, een zoeter en ghevijlder werck uyt te leveren, brengende dat naeder over een met den oorspronckelicken text: ghelijck zy eenighsins haer ooghmerck beschoten hebben, met een aerdige zoetigheyd de ooren streelende:

[pagina 8v]
[p. 8v]

maer zy en hebben ons Gods loutere woorden niet gegeven, maer de zin, by maniere van een paraphrase, of breeder uytleggingh, voort-ghebracht. Het welck my noyt vernoeght, maer altijds met ghedachten, naer yet beters luysterende, ghehouden hebbende, ben ick over eenige jaeren te raede gewerden, een onverdacht proefstuck in ’t werck te legghen, daer in ick met een onvermoeyelicken arbeyd, de grond-Psalmen, van woord tot woord, zonder kreucke of mincke, op onze gewoonelicke zanghen ghebracht hebbe. En dit is gheweest de eerste beerlompe, die naer veel leckery en afleckingh, eyndelick in zoodanigh schepsel uytghedeghen is, als hier tot yeders ghebruyck geveylt en voort-ghedaen werdt. Vele daer van te zegghen en is mijns

[pagina 9r]
[p. 9r]

doens, noch mijner ghewoonte niet: dit alleenelick hier by voeghende, dat ick niet alleen ghetracht en hebbe, nevens de zoetvloeyentheyd, een volmaeckte zin, in elck veers, te besluyten, maer hebb’ oock ghepooght, zoo veel my doenlick geweest is, van elcken reghel een byzondere spreucke te maecken: gelijck my dat, in velen, redelicker wijze geluckt is. Ende alzoo mijne Psalmen wel een derde-part, min of meer, korter vallen, als die van Dathenus, aen de over-zijde gestelt, zal ick tot gerief der ghene die deze niet en zullen mis-hagen, hier een middel aenwijzen, hoe die ghevoeghelick zullen konnen ghebruyckt werden, om gheduerigh in de zangh te blijven, en met de Gemeynte gelijckelick te eyndigen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken