Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Conste. verstand. wetenschap. onwetenschap.

GHeen mensch en schaem', / Zijn konst of naem.
Konst en ambacht is maer pijn, / Daer 't gheluck niet by wil zijn.
Niemand is met kunst gheboren.
De const is langh, het leven cort, / Dat ons ter halver weghe schort.
[pagina 60]
[p. 60]
Gheen konst men koopt, / Hoe zeer men loopt.
Tot goede stof, daer moet oock wezen, / Een meester in de konst gheprezen.
Een handwerck is een daeghlick gheld, / Dat ons ghelijck wert aen-ghetelt.
De konst heeft brood, En dient in nood.
Gheen beter reys-gheld als de kunst; / 't En valt niet swaer, en 't biet ons gunst.
Elck hand-werck heeft een gouden bodem.
Die daer een konst of ambacht weet, / Waer dat hy gaet, heeft wat hy eet.
Een yder land, Biet kunst de hand.
De konst wert niet ghenoegh ghekent, / Zy is de haven van ellend.
Tot goede stoffe dient een man, / Die 't zelve wel ghebruycken can.
Geen mensch wert deur de plaets geleert, / Noch meer of min daer deur gheeert.
In wel te voeghen, Is 't meest ghenoeghen.
Die 't noyt en dé, met quaed fatsoen, / En zal het nimmers wel oock doen.
Men leert de konst, met qualijck doen.
Die niet kan villen recht en wel, / Verderft het vlees, en oock het vel.
Kunst zonder kracht, Is ongheacht.
. . . kunst en verstand, / Heeft over kracht de over hand.
. . . kunst en treken, / Werden zomtijds uyt-ghestreken.
[pagina 61]
[p. 61]
Indien den baerd de wijsheyd bracht, / De bock werd d'alderwijst gheacht.
Been-houders die te rasse villen, / Het vel en oock het vlees verspillen.
Een visscher, die hem wel verstaet, / Een ael oock uyt de hand ont-gaet.
Goe swemmers, oock de alderbest, / Verdrincken al noch op het lest.
Met te leeren, en vol-herden, / Kan-men een goe meester werden.
Al doend' ist datmen beter leert, / En konst en wetenschap vermeert.
Het wert met recht een zot ghenaemt, / Die zich van yet te leeren schaemt.
Dat in de wieghe wert gheleert, / Dat blijft, tot dat wy zijn verteert.
Terwijl de knyen noch zijn groen, / Zoo kan-men grooten voortganck doen.
Die in zijn werck hem niet verheught, / Hy zal noyt doen het gheen dat deught.
Die u niet kent die magh u koopen.
Die u wel kent, en neem' u niet.
Den reygher op het water steeckt, / Daer 't swemmen is, dat hem ontbreeckt.
Een mensche wert zeer licht ghespent, / Van 't ghene, dat hy niet en kent.
Daer is, alst blijckt uyt zijn bedrijf, / Gheen graentjen zouts in heel zijn lijf.
Sauf uyt, zet daer, Dat can hy maer.
Hy is zoo grof, als boone-stroy.
[pagina 62]
[p. 62]
Het is een man uyt Plompardijen.
De konst gheen meerder vyand heeft, / Als hem, die heel on-wetend' leeft.
Hy weet niet wis, Hoe oud hy is.
Hy heeft propheten dreck gheeten.
Ick ben zeyd' Amos, gheen propheet, / Maer herder, die niet veel en weet.
't Is haest ghenoegh voor hem ghezeght, / Die met verstand wat over-leght.
Een vvoord bestaet, Voor die verstaet.
Eer-men recht kan leeren hanghen, / Is men met de dood bevanghen.
Vermeet u niet meer met de mond, / Als ghy te recht vvel doen en kont.
Die niet veel weet, Niet veel vergheet.
Een onghelettert, Niet licht verkettert.
Leert veel, spreect weynigh, vele hoort, / Zoo zult ghy eerlijck raecken voort.
Die man en hoeft niet meer te leeren, / Die met een yder can verkeeren.
Een goede metser van verstand, / Verwerpt gheen steen, die valt in d'hand.
Een timmerman, die zich verstaet, / Maect niet veel spaenders, hoe het gaet.
Die niet en weet van niet en ducht, / Noch met geen droefheyd daer van zucht.
Die een konst, of ambacht can, / Heeft ghelijck een rent' daer van.
Een yder heeft wel wetens lust, / Maer van de loon men swijght en sust.
[pagina 63]
[p. 63]
Yder een zoect vvel te vveten, / Maer zal licht den loon vergheten.
Geen Chirurgijn, die d'eerste stond, / Wel oordeelt van een zeer of wond.
Hoe veel 't verstand en gheest vermagh, / Men wert niet vvijs op eenen dagh.
Hy heeft de school goe' nacht ghezeght.
Die 't handvverck niet en heeft gheleert, / Die blijfter van, eer dat hem deert.
Wat is een werckman, zonder tuygh? / Wat doet een kuyper zonder duygh?
Ten is gheen goede metseleer, / Die weyghert steen, of werpt om veer.
De metsers, die haer konst verstaen, / Zijn met gheen steenen oyt belaen.
Schoene-makers dat zy spreken, / Van haer schoenen, en haer steken.
Van haer leer, en van spinnael, / Of zy springhen buyten pael.
De morghen-roode zoel en fris, / Vriendinne van gheleertheyd is.
Goe' meesters gaen naer 't hospitael; / De brodders zitten in de zael.
Goe meesters hebben niet van doen, / Om werck te soecken, zich te moe'n.
Die schoenen maect, wat dat hy doe, / En spreke niet, als vande schoe.
Een voer-man in zijn kunst gheleert, / Op een zeer smallen wegh wel keert.
Een goed koetsier, van wijs belegh, / Die keert wel op een smalle wegh.
[pagina 64]
[p. 64]
De penne voedt, De pluym verdoet. (Door de penne wert verstaen de schrijf-konst: door de pluyme, de veder van wilde zoldaten.)
Of weet, of rust, zoo hebje rust.
Gheen meester was-er oyt zoo vast, / Die 't altijds naer de konste past.
Het moet een kloecke meester zijn, / Die niet en werct eens uyt de lijn.
Die meester magh wel zijn ghemerckt, / Die noyt en feylt, wanneer hy werckt.
Die 't altijds raect, Moet zijn volmaect.
Die man is in de konst wel vast, / Die 't altijds raect, en altijds past.
Een peerd dat oock vier voeten heeft, / Vertreet zich wel, daer van het sneeft.
Aen een ander dat ghebiet, / Want 't en is mijn ambacht niet.
De wetenschap gheen vyand heeft, / Als hem die heel on-wetend' leeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken