Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vastigheyd. Zekerheyd. Twijffel. Onzekerheyd. Veranderingh.

HY werpt een veder in de locht, / En volght daer nae de zelve tocht.
Het is een voghel in de locht.
. . . . het is goe vis, / Wanneer hy maer ghevanghen is.
Al wat ter weereld gaet of staet, / Het hanght al aen een zijden draed.
. . . . gheen vaster weer, / Dan als de wind draeyt heen en weer.
Tvvee vossen vanghen in een gat.
Twee hazen vanghen met een sprongh.
Twee mueren met een quispel vvitten.
Hy is noch vlees noch vis, / Ghelijckmen nu veel is.
Ick en ken, met al mijn zinnen, / Noch zijn ganzen, noch zijn hinnen.
Niemand wel bericht en wert, / Of hy wit is, of wel swert.
Hy heeft veel hommels in de kop.
Een ander man, wanneer hy staet, / Een ander man, wanneer hy gaet.
[pagina 175]
[p. 175]
Een man die op twee stoelen zit.
Hy blijft gans by zijn woorden vast, / Ghelijck een dief blijft by den bast.
Een gans die vlieght wel over 't meer, / Maer comt daer naer een gaygack weer.
Heden noch ghezont in 't leven, / Morghen erghens dood ghebleven.
Heden my, Morghen dy.
Heden, door goe' gunst verheven, / Morghen heel daer uyt ghedreven.
Beter nu een ey ghevvis, / Als een hinne morghen is.
Heden vriend, en kameraed, / Morghen vyand, twist en haet.
Heden maer te zaem ghetrouwt, / Morghen, jae noch eer, berouwt.
Heden schoon en lustigh bloeyen, / Morghen, heel in tranen vloeyen.
Heden goede çiere maecken, / Morghen onder d'aerd gheraken.
Nu eens blijdschap, dan verdriet, / Heden Koninck, morghen niet.
Nu eens lach, en dan gheween, / Heden groot, en morghen cleen.
Heden kost'lijck, morghen slecht, / Heden meester, morghen knecht.
Heden vooren, morghen achter, / Nu eens meester, dan eens vvachter.
Heden dief, en morghen schout, / Heden heet, en morghen koud.
[pagina 176]
[p. 176]
Heden vrede, morghen twist, / Overmorghen vveer gheslist.
Heden yemant zeer behaeght, / Daer-men morghen zeer van klaeght.
Nu eens hert, en dan ghedweegh, / Nu eens hoogh, en dan eens leegh.
Heden ben ick Crediteur, / Morghen weder Debiteur.
Oock als de zot zich vvel bevindt, / Zoo vvert hy anders licht ghezint.
Die by den steert een palingh houdt, / En op een vrouwes woorden bouwt;
Die magh wel zegghen met verdriet, / 't Is al maer wind, 'k en hebbe niet.
Gheen plaets of staet, Lichtveerdigh laet.
Al wat wy hebben, geld of land, / 't Was eertijds in eens anders hand.
En 't zal hier naer oock van ons gaen, / En kommen dan een ander aen.
Een slot, hoe zeker toe-ghedaen, / En can gheen byle teghen staen.
Die erghens wel en zeker staet, / Hy is een zot, zoo hy vergaet.
Men vveet, vvanneer-men vvegh zal gaen; / Maer wie zal yemants weer-comst raen'?
Wie is die weet, en vast ghelooft, / Het gheen hem hanghet over 't hooft?
Een jonghen enghel, op zijn tijd, / Een ouden duivel wel ghedijt.
Houd vast, en schept, Het geen ghy hebt.
[pagina 177]
[p. 177]
Een mus is beter in de hand, / Als op 't onzeker een faysant.
Nieuwe vryer, nieuwe min, / Nieuwen heere, nieuw ghezin.
Men vint gheen reghel, Met vaste zeghel.
Het is veel beter een houd-daer, / Als twee ghy zult het hebben, vaer.
Verscheydenheyd, Tot vreughde leyt.
Zulck een verwisselt zomtijds yet, / Dat hy beclaeght dan met verdriet.
Veranderingh, Is 't zoetste dingh.
Vernieuwingh is de koeyen goed, / Verand'ringh is de mensche zoet.
't Wert eerst ghevest, / Als comt de lest.
Veranderingh van praet en kout, / De menschen in vermaeckingh houdt.
De nieuvve spijs tot sausse streckt, / Die ons den appetijd vervveckt,
Die altijds singht het zelve lied, / 't Is hem te hooren, maer verdriet.
Als wel zinghen duert te langh, / Wertmen daer van moe en bangh.
Gheen voet zoo vast, en wel besleghen, / Die noyt en viel, of was verleghen.
En hanght u mantel of u rock, / Niet aen een svvacke mantel-stock.
Het is ghewis een groote val, / Van Koninck werden niet met al.
't Is zonder tvvijffel groote pijn,/ Van meester maer een knecht te zijn.
[pagina 178]
[p. 178]
De hooghste torens ende wallen, / Zijn onderworpen groote vallen.
Hy heeft vercocht het beeren huyd, / Eer hy ghevvorden vvas te buyt.
Hy heeft bezorght de wiegh te vooren, / Langh eer het kind hem was gheboren.
Die in de hel zijn, zijn on-wis, / Wat datter voor een hemel is.
Hy swemt gherust, en met behoud, / Aen wien men steeds de kin op houdt.
Een goede hond gaet nimmers mis, / Wanneer hy jaeght, hy vanght ghewis.
Gheen reden, die zoo klemt en kleeft, / Die niet haer teghen-spreken heeft.
Patrijs meynt vvel te zijn bevvaert, / Wanneer zy 't hooft steect in de aerd.
Hy heeft wel van de kat goe' pand, / Die daer van 't vel heeft in de hand.
't Is op tvvee anckers goed te rijden, / Al breect een, dander can ons vryden.
Het is een man van losse grond; / Hy heeft twee tonghen in de mond.
Een man, die aen twee zijden hinct, / Die zoo by d'een, als d'ander stinct.
Het is een rechte weyfelaer; / Ick hadd' hem hier, 'k verloor hem daer.
Een ander huer hem anders vint, / Hy draeyt en keert, met alle vvind.
Het kruyd of moes bekent al-om, / Dat is alleen my wille-kom.
[pagina 179]
[p. 179]
Een kruyd, dat niet en is bekent, / V zelven daer van wacht en spent.
Een voghel in de hand veel eer, / Als zeven in de locht, en meer.
Gheen reghel, die niet zomtijds mist, / Gheen mensch, die zich niet vvel vergist.
Gheen reghel oyt zoo vast en staet, / Daer buyten datmen noyt en gaet.
Die niet en weet, en tvvijffelt niet.
Wanneer-men water giet in wijn, / De wijn en kan gheen wijn meer zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken