Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 273]
[p. 273]

Man. Vrouwe.

EEn boos wijf magh wel zijn bezucht, / Het is een huys vol on-ghenucht.
Langhe cleeren, corte zinnen.
Een wijf, die daer is zot en quaed, / Het is een schat van schand en schaed.
Langhe cleeren, langhe vvoorden.
Vrouwen haeten ofse minnen, / 't Derd' en kan-men niet verzinnen.
Een eerbaer vrouw, en zoet van zin, / Is als een roer van 't huys-ghezin.
Wat vrouwen weten, blijft ghesloten, / Als water in een zift ghegoten.
't Is heden, hoer malcander heeten, / En morghen daer niet meer van vveten.
Gheen man van zulcken kloeck beleyt, / Die van een vrouw niet wert verleyt.
Een vrouw die veeltijds proeft en lect, / Haer vvarmoes is niet vvel ghespect.
Dickwils dat de man bemint, / Heeft de vrouwe niet bezint.
Een vrouvve claeght, en weent en beert, / Een vrouvv is zieck, als zy begheert.
Die vrouw ghelooft, en ezels ment, / Zijn leet is maer te veel bekent.
Die op zijn lichaem past te nouw, / En lijckt gheen man, maer dertel vrouw.
[pagina 274]
[p. 274]
Een stenend' peerd, een craeckend' wijf, / 't Is voor de meester goed, dat blijft.
De vrouw en 't ey zijn eenerley, / Zij willen maer een meester bey.
Drye B.B.B. des mans de vrouw moet mijden, / Den Baert, den Broeck, de Beurs bezijden.
Een ledigh wijf van gheen bedrijf, / Daer steect geen deught in heel haer lijf.
Een goede vrouw, in allen deel, / Is beter als een goud juvveel.
Een goede vrouw, met deught vereert, / Die is een goude kroone weerd.
Een vrouwe, zonder eer of schaemt, / Verdient gheen vrouw te zijn ghenaemt.
Een droncke luyte van een wijf, / En is gheen meester van haer lijf.
Wacht u te vvrijven aen een vrouw, / Die daer een slagh heeft, of een douw.
Die vrouw ghelooft, en ezels drijft, / Niet zonder pijn en moeyte blijft.
Elck een can temmen quade vrouwen, / Behalven hy, dies' heeft te houvven.
Een fiere vrouw, vol hoovaerdy, / Wilt vrouwe zijn, en heer daer by.
In vrouw, in gheld, en in de wijn, / Is deughd, en vreughd, maer oock fenijn.
Een quae vrouw, die niet ergher wert, / En is noch niet de quaedst' van hert.
Het is een zaeck niet vvel om doen, / Een vrouw te kennen, of meloen.
[pagina 275]
[p. 275]
Een vrouw lacht, als zy kan of magh, / Maer, als zy wilt, weent al den dagh.
Een vrouw, die op haer lippen bijt, / En draeyt haer gangh, met trots en spijt,
Of zy is zot, en zonder roer, / Of vvel zy speelt de vuyle hoer.
Een vrou die klaeght, een vrou die beert, / Een vrouw is zieck, als zy begheert.
Een goed vvijf maect een goeden man.
Een oud schip, en een nieuwe vrouw, / Daer schort altijd wat aen den bouw.
Een vrouw met deughd en eer verzien, / Noch oor, noch oogh heeft, om te zien.
En gheeft de vrouwe niet dat recht, / Dat zy haer been op 't uwe leght;
Want 's ander-daeghs, dat vast ghelooft, / Zal zy wel treden op uw hooft.
Een vvijze vrouw, Is mans behouvv.
Een goede vrouw, een quade man, / Wat vreughd die vrouw ghenieten kan?
In 't ghene, dat de man bemint, / De vrouw daer in gheen lust en vindt,
Een hond die pist al ooghen-blick; / Een vrouwe weent oock wel zoo dick.
't Is beter eenen hond te terghen, / Als een oud vvijf yet vremds te verghen.
Een vrouw verandert als de haen, / Die elck ziet op den toren staen.
Een vrouw, die 't huys haer zelven houdt, / Beneemt veel tonghen quade kout.
[pagina 276]
[p. 276]
De rijckdom maect de vrouw vol pracht, / De schoonheyd maect haer gans verdacht;
De leelickheyt maect, dat de lien, / Haer aenzicht niet zeer gheeren zien.
Hy is een zot, en zonder zout, / Die om het gheld, een vrouvve trouvvt.
Een vrouw die veel in spieghels kijckt, / En uyt de vensters noyt en wijct,
Het magh wel, dat zy eerbaer is, / Maer 't is een zaeck zeer on-ghewis.
Een spieghel-kijckster zelden spint, / Of zorgh en draeght voor haer ghezind.
Een man van stroo, of dorre hout, / Is weerdigh noch, een vrouw van goud.
Yder koe, en yder vvijf, / Heeft een vleckjen aen het lijf.
Een vrouwen-traen, al gaet het mis, / De zausse veel van boosheyd is.
Wie peerd, of vvijf vvilt zonder vleck, / Hy thoont zyn zotheyd en ghebreck.
Wie zoeckt een vrouwe zonder vleck, / Of wel een peerd met gheen ghebreck,
Die dencke, dat hy bed en stal, / Voor eeuwich ledigh houden zal.
Twee beesten vveyden vvel by een; / Daer man en vrouvve dickvvils scheen.
De vrouw, al is zy noch zoo rijck, / En brengh' gheen hooft ten houwelijck,
By de man, voor-zichtigheyd; / Bij de vrouvv, gheduldigheyd.
[pagina 277]
[p. 277]
Spreect wel, en quade woorden schouw, / Ghy hebt ghewis een goede vrouw.
Voor een cort en tangher vvijf, / Buyght u met gheheel uw lijf.
Een vrouw of peer van gheen gheluyd, / Die werden voor de best gheduydt.
Een magh'ren haen, een vette hinn', / Is een bewys van zoete min.
Een vrouwes leven goet en zoet, / En denckt niet meer op eyghen bloed.
En ziet niet man; zijt blind ghy vrouvv, / Ten zal u gheven gheen berouvv.
Een vrouwes leven goet en zoet, / En denckt niet meer op eyghen bloed.
Een vrouvv gheen on-ghelijck vergheet: / Van vveldaet oock niet vveel en vveet.
Een meulen, en een jonghe vrouw, / Daer schort altijds wat aen den bouw.
Zulcke voor gheen vrouvven strecken, / Die de boden moeten vvecken.
Een goe vrouw, die haer man bemint, / De besten huys-raed, diemen vindt.
Een goede huys-vrouvv vvel bezet, / Zij d'eerste op, de laetst te bed'.
Een vrouw, en een ghebroken been, / In huys te zijn, is haer ghemeen.
Een vrouvv, die veel in spieghels kijct, / Spint nimmermeer, dat yet vvat lijct.
Hoe dat het zy, of wezen zou, / De vrouw, wild altijd zijn de vrouw.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken