Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land van Rembrand (1882-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land van Rembrand
Afbeelding van Het land van RembrandToon afbeelding van titelpagina van Het land van Rembrand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.34 MB)

ebook (4.11 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/geschiedenis/Opstand


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land van Rembrand

(1882-1884)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Studiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw


Vorige Volgende

XXII [De rederijkers. Karel van Mander]

Ik maak de rederijkers uit de tweede helft der 16de eeuw, die zulke gevoelens toegedaan waren, een we-

[pagina 674]
[p. 674]

zenlijk kompliment wanneer ik uit hún midden den rederijker Karel van Mander laat voortkomen. De minsten hunner, durf ik beweren, paarden aan afkeer voor de ‘droeve kwestien’ van den dag veerkracht genoeg, om uit hunne antipathie of hunne apathie zich op te heffen zooals Kiliaen en hij, en door het verrigten van bescheiden maar nuttig werk de nakomelingschap aan zich te verpligten.Ga naar voetnoot1

Aan den anderen kant blijkt uit alles dat zoo Van Mander een goed rederijker en een weldenkend mensch was (een godvruchtig dichter zelfs, getuige zijn Gulden Harpe), hij noch in de pausgezinde noch in de anti-pausgezinde rigting ooit een ijveraar geweest is. Wij moeten te dien aanzien hem tot de klasse der laodiceërs brengen. In het kerkelijke was hij een middenman.

De geschiedenis der kwade bejegeningen, waaraan Van Mander in zijne jeugd ten doel stond, toen hij na volbragte italiaansche kunstreis zich te Kortrijk was komen nederzetten, niet ver van zijne geboorteplaats Meulenbeecke in Vlaanderen, is bekend.

Het geviel in 1577. Een regiment Walen, door het spaansch gouvernement in de Zuidelijke Nederlanden gehuurd maar niet betaald, was aan het muiten geslagen. De woning van Van Mander's ouders werd geplunderd; hijzelf uitgekleed; zijne galg gereedge-

[pagina 675]
[p. 675]

maakt. Hij dankte het leven aan de tusschenkomst van een officier der woestelingen, een Italiaan, dien hij te Rome had leeren kennen.

Vijf jaren later, in 1582, herhaling derzelfde rampspoeden. Met zijne jonge vrouw en twee kleine kinderen door de pest uit Kortrijk verdreven en op weg naar Brugge, te voet, wordt Van Mander op nieuw door muitende soldaten aangerand en beroofd. Een goudstukje, door zijne vrouw in den zoom van een onderrok genaaid, is de eenige teerpenning die hun overblijft. Hare en zijne bovenkleederen, de luijers der kinderen, alles is prijsverklaard. Om zijne naaktheid te bedekken laat men hem eene oude deken.

Van Mander's levensbeschrijver heeft het relaas dezer ongevallen, blijkbaar opgeteekend uit Van Mander's eigen mond, in bijzonderheden naverteld.Ga naar voetnoot1 Hetgeen waarop het voor ons oogmerk aankomt zijn de rederijkers oefeningen vóór de italiaansche reis; de tooneel-werken van den vijfentwintigjarige, die zich tijdelijk een geboren dichter en een geboren schilder waant; en die bij de goê gemeente te Meulenbeecke voor een dekoratief en dramatisch genie doorgaat.

Van Mander schreef geen tooneelstukken met eene polemische strekking, die in de eene of de andere rigting de hartstogten in beweging hadden kunnen brengen. Het was hem bovenal om de vertooning te doen; om het aanbrengen van kunst- en vliegwerk; om toelichtende en opluisterende dekoraties.

Voor eene Koningin van Saba, door hem gedicht,

[pagina 676]
[p. 676]

schilderde hij een ‘cortège’ van kameelen en ander kartonnen woestijn-gedierte. Toen te Meulenbeecke zijn Noach vertoond werd, zag men van regts naar links een groot doek over het tooneel trekken, beschilderd met op de golven drijvende lijken van menschen en vee. De bijbelsche plasregen werd gegeven in natura: water, opgepompt in bakken, stroomde zoo overvloedig uit den hooge, dat het tooneel meer dan blank stond en de toeschouwers in het parterre natte voeten bekwamen. De Ark dreef letterlijk; en teerhartige ouden konden, op het zien eener zoo natuurlijke vertooning, hunne tranen niet bedwingen, geroerd door medelijden met de menigte der verdronkenen hier, met den angst en de bekommernis der in levensgevaar verkeerenden ginds.Ga naar voetnoot1

Wij verklaren ons op die wijze dat de rederijkers zulk eene buitengewone populariteit hebben kunnen verwerven, buiten de theologische strijdvragen om, en dat in Noord-Nederland de instelling is blijven voortbestaan, lang nadat die kwestien er ten voordeele van het protestantisme eene oplossing gevonden hadden.

[pagina 677]
[p. 677]

De rederijkerskamers veranderden niet van aard, toen zij schouwburgen werden. Van het begin af droegen zij dit karakter. De kerkelijke strijd, hoe fel ook, was maar een intermezzo.Ga naar voetnoot1

Thans springen wij in het leven van Van Mander dertig jaren over. In dien tusschentijd heeft hij uit Brugge zich naar Haarlem verplaatst, en met Hendrik Goltzius en Cornelis Cornelissen er eene akademie geopend.Ga naar voetnoot2 De schilder en dekoratie-schilder in hem leeft nog;Ga naar voetnoot3 de dramatische auteur, de dichter, insgelijks;Ga naar voetnoot4 de liefhebberij-tooneelist is niet gestorven.Ga naar voetnoot5 Maar al zijne andere bezigheden moeten voortaan wijken voor eene nieuwe soort van studien. Hij heeft zich op de

[pagina 678]
[p. 678]

theorie geworpen, en is aan kunstgeschiedenis gaan doen. Tot kort vóór zijn dood werkt hij aan zijn Schilderboek.Ga naar voetnoot1

Van de honderd en meer plaatsen die bij te brengen waren ten bewijze dat het Schilderboek, ook in de zuiver biografische gedeelten, het werk van een oud-rederijker is, kan ik met één volstaan.

‘Het goedertieren gheluck,’ begint en eindigt het leven van Van Mander's vriend en tijdgenoot Abraham Bloemaert, schilder te Utrecht, op dat oogenblik nog in leven, ‘het goedertieren gheluck heeft gedooght en ghevoeght, dat d' aenporrende Natuere van in den Lenten zijns jeughs heeft vercoren Abraham Bloemaert te becroonen de bloem aller Consten Pictura, welcke hy (als bloem onder die haer oeffenen) al bloeyende bloem-aerdighe vercieringhe midlijck toelanght.... Nu, Anno 1604, is Bloemaert oudt 37 Jaren, en werdt desen aenstaenden Kerstdagh 38. Hy is een man van stil en bequamen wesen, hertlijck verlieft en ghenegen meer en meer nae te soecken

[pagina 679]
[p. 679]

d' uyterste cracht en schoonheydt der Const Pictura: welcke, ghelijck sy Bloemaert, om zijnen schilderachtighen bloem-aerdt (van hem bloemigh vercierdt wesende) gheheel vriendlijck toegedaen en gunstigh is, doet sy uyt rechte danckbaerheydt van Uytrecht zijnen naem recht uyt de Weereldt over loflijck voeren en draghen door d' al-siende en al vernemende dochter der spraeck, de duysent tongsche snel vlieghende Fama oft gheruchte, die in haer ghedacht-camer, by den vermaerden Schilders namen, den zijnen d' onsterflijck-heydt sal overleveren, en voor de verderflijcke scheer van Atropos eewig beschermen en behoeden.’Ga naar voetnoot1

Bij dien onvergefelijken stijl, nog in 1617 op menige plaats door Bredero gevolgd in Van Mander's Leven, heb ik mij niet op te houden.Ga naar voetnoot2 Het is waar dat vóór

[pagina 680]
[p. 680]

de renaissance geen nederlandsch auteur de kunst had verstaan een uit zoo vele leden zamengestelden volzin zoo goed te bouwen en zoo gelukkig ten einde te brengen. De heerschappij over de uitdrukking, bemerken wij, heeft tusschen 1200 en 1600 groote vorderingen gemaakt. Maar het verlies der oude natuur en der oude waarheid werd op die wijze niet vergoed. Vooralsnog liep het eten van den boom der kennis slechts op eene indigestie uit.

Hoofdzaak is de beteekenis van Van Mander's Schilderboek als gedenkteeken der uit de theologische rederijkers-strijdvragen van den dag zich terugtrekkende historische en kunststudie.

Het Schilderboek is merkwaardig omdat men er uit ziet welke groote verpligtingen in de 16de eeuw de nederlandsche kunst aan Italie gehad heeft. Het reizen derwaarts, door de Vlamingen in zwang gebragt, door de Hollanders nagevolgd, stond niet alleen gelijk met een gaan lesnemen in eene hoogere teekenschool aan gene zijde der Alpen; het was ook eene weldadige afleiding van de twisten tehuis. Op de besten moest het een beschavenden invloed uitoefenen, daarginds te bespeuren dat de vraag in hoever men vóór of tegen Luther was, hoe belangrijk ook, nogtans andere voor den menschelijken geest even belangrijke vragen niet onbeduidend maakte.

Van Mander is in Italie aangekomen het jaar van Vasari's dood (1574); en ik laat in het midden of hij Vasari van aangezigt nog gekend hebbe.Ga naar voetnoot1 Maar zoo

[pagina 681]
[p. 681]

deze, ondanks vele onnaauwkeurigheden, de historische wetenschap eene onvergetelijke diens bewezen heeft door zijn boek over de groote kunstenaars der italiaansche renaissance, aan Van Mander behoort de lof een soortgelijk werk voor Nederland opgesteld te hebben. De verwijzingen in mijn vorig hoofdstuk zouden verspild geweest zijn, zoo ik Van Mander's waarde als historieschrijver onzer oude kunst nog afzonderlijk in het licht moest stellen.Ga naar voetnoot1

Vasari heeft hem bedwelmd. Hij heeft Vasari eene kunst van zamenstellen en van schrijven willen nadoen die het italiaansch sedert lang gedoogde, het nederlandsch nog niet. Op Vasari's doek is hij mythologische rederijkersbloemen gaan borduren. Zijne moedertaal heeft hij geweld aangedaan door haar te willen plooijen naar het model van italiaansche of pseudo-italiaansche woordspelingen. Maar het goedertieren Geluk, om zijne eigen taal te spreken, het Geluk heeft gewild dat hij in Nederland een vak ontgon dat vóór hem braak gelegen had; en zijne fouten verhinderen niet dat hij voor het nageslacht eene bron van informatie geworden is, die in onze historische letterkunde uit die dagen hare wedergade niet heeft. Van Meteren kunt gij aanvullen uit Bor; Bor verzuimen om Hooft. Van Mander is éénig in zijne soort.

Beschouwd uit het oogpunt der tijden van haat en wrok en bloedige geloofsvervolging, die Van Mander beleefde, draagt zijn Schilderboek, hoewel een boek van den tweeden rang, een hoog karakter. Het getuigt

[pagina 682]
[p. 682]

dat al vroeg in Nederland de ernstig en met liefde beoefende kunst een terrein geweest is waar tegenstrijdige rigtingen elkander ontmoeten konden, en in eene edele bezigheid eene vergoeding vinden. De nieuwtestamentische zaligspreking die de zachtmoedigen tot erfgenamen van het aardrijk benoemt, is op Van Mander in zoover van toepassing, dat zijn zachtmoedig Schilderboek de nederlandsche zamenleving meer goed heeft gedaan dan de oorlogzuchtige refereinen van Anna Bijns of van hare tegenpartij.

Driehonderd gereformeerde Amsterdammers hebben, nadat zij in de kist hem een krans om het hoofd gelegd hadden, half September 1606 den roomschen Vlaming in de Oude Kerk naar het graf gebragt. Acht hunner droegen hem broederlijk op hunne schouders.Ga naar voetnoot1 Ongetwijfeld waren die vereerders voor het meerendeel kameristen, en onder hen zullen er zich bevonden hebben die voorheen, in dagen van strijd, Van Mander niet heftig genoeg vonden. De dood echter is voor zulke grieven een kostelijke pleister. De eenen der rederijkers kunnen in de 16de eeuw zoo flaauw niet geweest zijn, de anderen zoo driftig niet, of het zal hun gilde altijd tot eer strekken den auteur van het Schilderboek voortgebragt te hebben; en zoo men bij de begrafenis van Van Mander dit gevoeld heeft, des te beter.

voetnoot1
De uitdrukking ‘droeve kwestien’ wordt in Hooft's Warenar door Rijckert gebezigd, 3de Bedrijf, 5de Tooneel, tot aanduiding der theologisch-politische verdeeldheid in de tweede helft der 16de eeuw. Bij Leendertz (die aan de remonstranten en de contra-remonstranten denkt) II 302.
voetnoot1
Leven van Van Mander, door G.A. Bredero, achter den 2den druk van het Schilderboek, 1618.
voetnoot1
Jonckbloet, Letterkunde, I 304 vg. - Leven van Van Mander door Bredero, hiervóór. Men vindt daar voorts als werk van den jongen Van Mander ook een ‘Nabugodonosor’, een ‘David’, een ‘Hieram’, een ‘Salomons Oordeel’ genoemd. Bij de vertooning der ‘Koninghinne van Saba’ werkten een vijftigtal tooneelisten mede. Bij die van ‘Noach’ krielde het ‘van ommestaenders en aensienders die in grote menichte waren gekomen uyt de ommelegghende Steden en Dorpen.’ Over Van Mander's rederijkers-vermaardheid: ‘Want hy uyt alle hoeken in Vlaenderen van Redenrijck-kameren kaerten bequam en kreech, om prijs te dichten. Hy had seer veel tinnewercx eer-prijsen ghewonnen.’
voetnoot1
De kamers welke geen schouwburgen werden zag de 17de eeuw in drinkgezelschappen ontaarden; de rederijkers in kannekijkers. Satiriek tafereel der kamer: In liefde vry door Jan Steen (1626-1679) in het Rijksmuzeum te Brussel, katalogus 1877, No. 318.
voetnoot2
Hiervóór, vijfde hoofdstuk, bladz. 523 vg., 543 vg.
voetnoot3
Dekoratief paneel van Van Mander ter eere van Linschoten's eerste Noordpoolreis (1595) in het Stadsmuzeum te Haarlem, katalogus 1881, No. 90.
voetnoot4
Bredero noemt behalve het Schilderboek de volgende geschriften van Van Mander, proza en poezie: De Iliades Homeri, Beelden van Haerlem, Liedekens, Refereynen, Sonnetten, Bucolica, Georgica, de Gulde Harp, 't Broodthuys, de Nieuwe Werelt ofte Beschrijvinghe van West-Indien, de Olijfbergh, onderschriften bij eene Herkomste, Vernieling en Weder-opkomste der stadt van Amsterdam, en een spel van Sinne ‘Dina.’ - Breeder opgaaf in Van der Aa's Biografisch Woordenboek, XII 128 vgg.
voetnoot5
Nog in 1603, tusschen het scheiden van Haarlem en het verhuizen naar Amsterdam, bood Van Mander zijne vrienden in eene buitenwoning bij Alkmaar, het Huis te Sevenberghe, eene rederijkers-vertooning aan. Leven door Bredero, hiervóór.
voetnoot1
Het Schilderboek van 1618 omvat: 1o Grondt der Edel Vryschilderconst (praktische esthetiek op rijm), 2o Leven der Antijcke schilders (dit en al het volgende in proza), 3o Leven der Moderne Italiaensche Schilders (verkort uit Vasari), 4o Leven der Nederlandtsche en Hooghduytsche Schilders (ongeveer tweehonderd oorspronkelijke biografien), 5o Uytleggingh op den Methamorphosis Pub. Ovidii Nasonis (nader omschreven: Alles streckende tot bevordering des vromen en eerlyken borgherlycken Wandels; seer dienstich den Schilders, Dichters, en Const-beminders; ook yegelyck tot leeringh’), 6o Uytbeeldinghe der Figueren (1ste Boek: Hoe de oude Heydenen hun Goden uytghebeeldt hebben; 2de Boek: Hoe sy met de beeldinge der dieren ende ander dingen verscheyden meeningen hebben aenghewesen; 3de Boek: Toepassingen van het voorgaande).
voetnoot1
Leven der doorluchtige nederlandtsche en hooghduytsche schilders, 1618, bladz. 209 vgg.
voetnoot2
Bredero schreef Van Mander's leven in het najaar van 1617, ten behoeve van den ter perse gelegden herdruk van het Schilderboek. Op dit laatste doelt de aanhef: ‘Nu dochtet mijn niet alleen wel gherijmt te zijn, maer oock behoorlijck, en recht, datmer den Karel in steldt die levend' zynde, de verrotte dooden dede leven, haer aentreckende den glorioosen rock des loflijckheyts. So was ick 't van goet en Gods wegen schuldich, hem in diergelijcken nae te bootzen, en stoffeeren hem weder so rustich uyt met den Tabbert des vermaertheydts en eerlijckheyts, ten verwijtelijcken spot des nydighen doodts, en ten trots des doodelijcke Nyts. Soo sal hy eeuwich leven, en blincken met de kostelijcke Dyamanten kroon des heuch'-lijckheydts; nochtans niet soo als myn gunst wel wilde, maer ghelijcke myn kleene macht vermach. Maer, waerdighe Man-der mannen! van waer sal ick beginnen den roem dyns doorluchtighen geest uyt te blasen, om te trompetten de grootmoedicheyt van u heerlijck, eerlijck, en leerlijck bestaen?’
voetnoot1
Druk- of schrijffouten in Leven der Moderne Italiaensche Schilders, bladz. 109 A, 110 B, maken dit onzeker.
voetnoot1
Vasari's boek: ‘Le vite de' più eccellenti pittori, scultori e architetti,’ is bij zijn leven verschenen te Florence in 1550 en 1568.
voetnoot1
De 11de September wordt voor Van Mander's sterfdag gehouden. Bijzonderheden omtrent zijne uitvaart bij Bredero, laatste bladzijde van het Leven.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken