Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lidewyde (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lidewyde
Afbeelding van LidewydeToon afbeelding van titelpagina van Lidewyde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lidewyde

(1868)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 167]
[p. 167]

Vijfde hoofdstuk

Noem het onopregtheid, noem het zwakheid, noem het onnoozelheid; doe van die gebreken zooveel af als noodig is om er niet geheel en al vrij van te zijn en nogtans in een roman een dragelijk figuur te kunnen blijven maken, - André's oordeel over zijn oom was in elk geval onjuist. Kort na 1848, toen het liberaal-zijn in de politiek nog iets veel deftigers en veel gekleeders was dan tegenwoordig, was die oom en oude vrijer, als lid van een liberaal Kabinet, een tijd lang minister van Buitenlandsche Zaken geweest, en nog in zijne A'sche rust omgaf hem de naglans dier Haagsche grootheid. Opgeleid voor den handel, was hij door schrandere spekulatien reeds vroeg een

[pagina 168]
[p. 168]

man van vermogen geworden, had veel en goed gereisd, kende al de hoofdsteden van Europa op zijn duimpje, en kon, wat zijne bevoegdheid tot het vervullen eener diplomatieke betrekking aangaat, de vergelijking met de meeste diplomaten zeer wel doorstaan. Met eene minstens vijftigjarige weduwe, die zijne huishouding waarnam en doodelijk bang voor hem was, woonde hij in een der fraaiste huizen eener voorname straat, hield rijtuig, zag menschen, verkeerde in aanzienlijke kringen, en zou door menige neef in den lande, als het model der erfooms, in hooge eer gehouden zijn. Doch omdat hij Kortenaer heette en adelbrieven bezat, was André van lieverlede weinig bewondering gaan koesteren voor een bloedverwant die alleen den burgerlijken naam van Timmermans voerde (den naam zijner eigen moeder intusschen); minister geworden was in een halven revolutietijd, en nooit in de gelegenheid was geweest het klatergoud van zijn ambt te doen vergeten door het bewijzen van degelijke diensten aan den lande. Hij erkende met den mond dat hij aan zijnen oom groote verpligtingen had; doch in den grond zijns harten (want sommige jongelieden zijn minder onbedorven dan zij er uitzien) griefden hem die verpligtingen. Het was bitter, meende hij, dat zijn vader, een geboren edelman, het nooit verder had kunnen brengen

[pagina 169]
[p. 169]

in de wereld dan tot direkteur van een postkantoor in eene provinciestad, en de zorg voor een groot gezin hem nog bij voortduring noodzaakte gunsten aan te nemen van een boven zijnen stand voorspoedig zwager.

En bij die oude grieven was sedert eenige maanden eene nieuwe gekomen: André had reden om zijnen oom voor een tegenstander van zijn engagement met Emma te houden. Hij had hem van zijne verloving schriftelijk kennis gegeven, en ooms antwoord was geweest: ‘Ik dweep niet met dat huwelijk.’ Hij had opheldering gevraagd van die ongemotiveerde afkeuring en tot bescheid ontvangen: ‘Mij dunkt, gij zoudt later eene betere partij hebben kunnen doen.’ Wat beduidde dat? Nu ja, Emma was geene gravin; doch bij een huwelijk kwam het bloed van de mannen, en in elk geval waren de Visschers ligt van zoo goeden huize als de Timmermansen. De oude heer Visscher was geen millionair; ook dit was waar. Doch Emma was een eenig kind, en het was duidelijk dat iemand zonder fortuin vergelijkenderwijs een goed huwelijk aan haar deed. Waarom dan die tegenkanting? Moest genoten ondersteuning dit gevolg hebben, dat men zich levenslang te schikken had naar de luim van hen of haar wier goedheid men ondervonden heeft, men zou eindigen met alle gulle tantes en alle vrijgevige ooms naar de Mokerheide te wenschen.

[pagina 170]
[p. 170]

Que diable, men telt geene dertig jaren en bouwt geene spoorwegbruggen, om ten eeuwige dage naar de pijpen te dansen van een oom, die minister van Buitenlandsche Zaken - geweest is!

Zoo dacht André, wanneer hij zich niet in het gezelschap van zijnen oom bevond. Doch had het toeval ons tot getuigen gemaakt van zijn onderhoud met den oud-minister, wij zouden van het onafhankelijke dier gevoelens weinig bij hem bespeurd hebben. De oud-minister mogt vooroordeelen hebben en niet volkomen meer op de hoogte van alle nieuwtjes zijn, hij was een man wiens tegenwoordigheid imponeerde. Zijn voorkomen teekende in het geheel niet hetgeen men eene burgerlijke afkomst noemt, en op twee kleine gouden ringetjes na, die hij sedert jaar en dag in de ooren droeg, zou men hem voor eene geboren Exellentie hebben aangezien. Zijn kamerjapon was geenszins met ridderorden uitgemonsterd, en men zou langvergeten jaargangen der Staats-Courant hebben moeten naslaan om te weten te komen, tot het ‘aannemen en dragen’ van hoevele versierselen van dien aard hij 's Konings vergunning bekomen had. Zijn gelaat, dat aan de snede van dat van Voltaire herinnerde, was ver van schoon; doch de groote neus paste in zijne soort volkomen bij het tusschen grijze lokken schuilgaand voorhoofd, en men behoefde slechts

[pagina 171]
[p. 171]

eenmaal in zijn leven een goed portret van Sterne gezien te hebben, om zich ook in dit geval verzoend te gevoelen met een mond, die wijder gaapte dan, volgens Poot, de hoofsche staatsjufvrouwen doen. Zonder dat hij dandineerde, was in zijn gang iets elastieks, dat bij mollige tapijten voegde, en in weerwil van zijnen leeftijd had hij iets zoo bevalligs in zijne bewegingen en was hij zoo vlug ter been, dat geen verstandig jong meisje geweigerd zou hebben, zich door hem ten dans te laten noodigen. Komplimenteus in zijne gesprekken met vrouwen, dogmatisch in zijn onderhoud met mannen, niet naijverig op het voeren van het hoogste woord en nogtans een aangenaam prater, was er geene enkele reden om dezen celibatair gering te schatten en had een jong mensch gelijk André er honderd voor eene om hem met onderscheiding te bejegenen.

André sprak waarheid toen hij aan Emma schreef, dat zijn oom hem gebruskeerd had. Zonder overdreven volledig te worden had hij er evenwel kunnen bijvoegen dat die soort van aan koelheid, om niet te zeggen onbeleefdheid grenzende sans-gêne tot de bekende eigenaardigheden van zijnen oom behoorde en het tegendeel was van een bewijs van onhartelijkheid. Het gold veeleer bij André's familie voor eene uitgemaakte zaak, dat neven of nichten

[pagina 172]
[p. 172]

nooit meer kans hadden iets van oom Timmermans gedaan te krijgen dan wanneer hij hen op een na brutaliseerde, terwijl zij zich van te voren verzekerd hielden, nul op het rekest te zullen ontvangen, zoo vaak en zoodra hij den oud-minister uithing en minzaam was.

Onvolledig: dit was André's brief nog in een ander opzigt. Zijn oom toch had hem niet-alleen gezegd dat mevrouw Dijk doorging voor behaagziek, maar had hem voor Lidewyde bepaald gewaarschuwd. ‘Jong mensch,’ had hij gezegd, ‘ik meende dat gij niet naar M. moest gaan, zonder te weten wie gij daar ontmoeten zoudt. Sommige getrouwde vrouwen kunnen voor een man in uw positie gevaarlijk worden. Daarom, pas op uw tellen.’ Waarom maakte André voor zijn meisje een geheim van die reisles, hem door zijnen oom medegegeven? Op die vraag kan, helaas, slechts met eene wedervraag geantwoord worden: Waarom is de mensch een kortzigtig schepsel? Had André kunnen voorzien dat mevrouw Dijk, die hij thans nog naauwlijks van aangezigt kende, binnen den tijd van weinige weken eene heerschappij over hem uitoefenen zou die Emma's invloed op zijn gem oed eerst verzwakken, dan neutraliseren en eindelijk vernietigen zou, - hij zou de eerste zijn geweest om zich tegen die vrouw te wapenen. Doch

[pagina 173]
[p. 173]

hij was jong en onervaren, en de voorspoed had hem overmoedig gemaakt. Voor dien eerbiedigen en zoeten schroom, waarmede hij nog kort geleden tegen Emma had opgezien, was al spoedig zedere fatuiteit in de plaats gekomen, en indien hij voor een kundig oog zijne ware gevoelens blootgelegd had, zou het gebleken zijn dat zijne eerste liefde hare eerste pleisterplaats reeds genaderd was. In stede van Lidewyde in gedachte te verafschuwen of voor het minst te wantrouwen, interesseerde hij zich voor haar. Het benieuwde hem, welken indruk zij op hem maken zou, en zonder nog in de verte den wensch te koesteren dat die nieuwsgierigheid wederkeerig zijn en mevrouw Dijk ook in hem eenig belang stellen mogt, prikkelde hem het vooruitzigt, in kennis te geraken met eene vrouw, tegen wie hij, naar men hem zeide, op zijne hoede moest zijn.

Het verwijt ligt voor de hand, dat deze gevoelens André geenszins tot eer verstrekken, en men zou van den kronijkschrijver wenschen te vernemen hoe zij te rijmen waren met de betuigingen van teederheid aan het slot en in den aanhef van zekeren brief. Doch op die wijze zou men Melis Stoke eene taak opleggen, die de zijne niet is. Hij weet niet en behoeft niet te weten, hoe het kwam dat André Kortenaer eensklaps bleef beneden hetgeen men van hem zou

[pagina 174]
[p. 174]

hebben mogen verwachten; evenmin als hij zeggen kan, of gehouden is te kunnen zeggen, in hoe ver de handelwijze van den oud-minister van Buitenlandsche Zaken, André's oom, overeengebragt kon worden met de voorschriften der ideale zedewet. Die oom was in zijne soort een goed man; een man die niets anders beoogde als het geluk van zijnen neef, doch wien het uit dien hoofde dubbel verdroot, dat André door een onberaden huwelijk zijn fortuin (of hetgeen hij zoo noemde) ging verspelen. Hij vond het geoorloofd, André's getrouwheid op de proef te stellen, en was genoeg een man van de wereld om zich van de kennismaking met eene dame als mevrouw Dijk een bepaald resultaat te mogen beloven. Te eerlijk om André geheel en al onvoorbereid in verzoeking te brengen; te menschkundig om niet aan de terugwerkende kracht der geprikkelde nieuwsgierigheid te gelooven, meende hij voor zijn doel, - indien dat doel voor verwezenlijking vatbaar was, - het beste middel gekozen te hebben. Hij had, dit is zoo, eenigzins komedie gespeeld en zonder bepaalde noodzakelijkheid eene geheimzinnige houding aangenomen; doch het gold de toekomst van een jong mensch, dien hij steeds op zijne wijze hartelijk had liefgehad, en die prijs was zijnerzijds eenige zelfverloochening waard. Emma Visscher, - zoo redeneerde deze we-

[pagina 175]
[p. 175]

reldwijze, - was een struikelblok, dat zoo mogelijk uit den weg behoorde geruimd te worden. Bleek André's genegenheid voor haar een ernstige hartstogt te zijn, dan was het tijd genoeg om zich te voegen naar het onvermijdelijke; doch elk moest het loven, meende hij, dat eene laatste poging aangewend werd om een knaap van goeden huize, die het slagtoffer dreigde te worden van zijne eigen onervarenheid en van de berekeningen van zekere schoonouders in hope, uit die strikken te redden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken