Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoera voor het Leven (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoera voor het Leven
Afbeelding van Hoera voor het LevenToon afbeelding van titelpagina van Hoera voor het Leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.75 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoera voor het Leven

(1959)–J.J. Buskes–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het IKO

In juni 1940 nodigde de Algemeene Synodale Commissie der Hervormde Kerk zeven protestantse kerken uit afgevaardigden te sturen naar een vergadering in Den Haag op 25 juni. Deze vergadering werd de eerste van een hele serie vergaderingen, waarin deze zeven kerken overleg pleegden inzake het optreden van de Nederlandse autoriteiten en de bezettende macht. In de eerste tijd spraken we over het Convent, later over het IKO (Inter-Kerkelijk-Overleg). Tot 1943 heb ik in het IKO de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband vertegenwoordigd. De geschiedenis van het IKO kan men vinden in de beide boeken, die Ds H.C. Touw en Ds Th. Delleman over het verzet van de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken geschreven hebben, ook in het kleine boekje, dat ik schreef: Waar stond de kerk?’

In dit boek geef ik slechts enkele persoonlijke herinneringen.

De bezetting van het IKO was de eerste tijd kwalitatief gesproken uiterst

[pagina 184]
[p. 184]

zwak. De Gereformeerde Kerken - na de Hervormde Kerk de grootste kerkengroep - werden vertegenwoordigd door Prof. H.H. Kuyper, professor aan de Vrije Universiteit, een zoon van de grote Kuyper. De vader was in de wereldoorlog 1914-1918 uitgesproken produits. De zoon was het in 1940 ook. Bovendien was hij kind in huis bij Dr. van der Vaart Smit. Hij was een glibberige figuur. Hij zorgde ervoor, dat de eerste kanselafkondiging van 27 oktober 1940 (over de maatregelen van de Duitsers tegen de Joden) in de Gereformeerde Kerken achterwege bleef. Tegen de afspraak in. In zijn weekblad De Heraut deed hij een aanval in de rug van het IKO. Het was kortweg verraad. Met enkele leden van het IKO weigerde ik verder met Prof. Kuyper samen te werken. Prof. Slotemaker, die de eerste tijd voorzitter van het IKO was, overlegde met de Gereformeerde Kerken en Prof. Kuyper zond bericht, dat hij het vanwege zijn toenemende doofheid beter achtte, zich uit het IKO terug te trekken. Van Duitse zijde werd hij in de pers zeer geprezen vanwege zijn juist inzicht in de verhouding van kerk en bezettende macht.

Veel plezier heb ik gehad in een discussie met Prof. Kuyper over de voorbede voor de Koningin. Voor mei 1940 had ik - ten onrechte - vrijwel nooit in de kerk voor de Koningin gebeden, omdat deze voorbede in gereformeerde kring vrijwel altijd verkeerd werd geïnterpreteerd. Zij werd als een soort politieke belijdenis tegen de rooien beschouwd. Een man als Prof. Kuyper bad voor mei 1940 iedere zondag voor ‘onze geliefde en geëerbiedigde Koningin’. In mei 1940 zette Prof. Kuyper stop en begon ik. Prof. Kuyper zei op het IKO, toen de voorbede voor de Koningin aan de orde kwam, dat het verreweg het beste was, om zonder nadere aanduiding voor de overheid te bidden en dat dan de Heere wel wist, wie we bedoelden. Ik heb mijn oudleermeester toen wat sarcastisch gezegd, dat de Heere dan meteen ook wist, wat voor vlees hij in de kuip had. Het was walgelijk. Mr. J. Donner en Dr. J.C. van Dijk hebben gelukkig in alle opzichten goed gemaakt wat Prof. Kuyper verknoeid had.

Wat de Joden betreft, slechts na lange tijd is het IKO er toe gekomen, het antisemitisme publiekelijk te signaleren en radicaal af te wijzen. Wat Prof. Kuyper in het IKO en in De Heraut over de Jodenkwestie ten

[pagina 185]
[p. 185]

beste gaf, was rondweg een schandaal: de Jodenkwestie raakte ons als kerk niet rechtstreeks en reeds Groen van Prinsterer en ook zijn vader, Dr. A. Kuyper, maakten onderscheid tussen joodse en niet-joodse burgers. Als student mocht ik Prof. H.H. Kuyper al niet. In 1926 was hij in mijn gezicht poesvriendelijk, terwijl hij achter mijn rug aan mijn gemeenteleden vertelde, dat ik nooit gereformeerd was geweest, maar in 1940 heb ik hem in zijn gezicht gezegd, dat zijn houding weerzinwekkend was. De rol, die hij tegenover Prof. Schilder gespeeld heeft, sloot bij dit alles goed aan. Het was echter niet alleen een man als Prof. Kuyper die remde. Ook een integer man als Prof. W.J. Aalders uit Groningen beweerde in 1940, dat de kerk in eerste aanleg niet met het antisemitisme, d.w.z. niet met de Joden in het algemeen, te maken had. De kerk moest krachtens haar theologische visie niet allereerst denken aan de Joden in het algemeen, maar aan de Joden, die christenen waren. Prof. Aalders was ook bang voor elk scherp woord tegen de Duitsers. We moesten in onze brieven aan de Duitse autoriteiten hoffelijk zijn. Hij begreep er niets van, toen ik hem zeide, dat ik in de verhouding van de kerk tot de bezettende macht de categorie hoffelijkheid niet gebruiken kon.

Het is de eer van het Hersteld Verband, dat het de zaak der Joden in het IKO, zij het in het begin zonder resultaat, aan de orde stelde. In het memorandum, dat ik namens het Hersteld Verband indiende, stond, dat het antisemitisme in strijd is met het evangelie van Jezus Christus, dat de kerken, krachtens hun prediking van dit evangelie, er op moesten staan, dat aan de Joden hier te lande en in de gegeven situatie een behandeling op gelijke voet met alle andere burgers wordt verzekerd, en dat het IKO zich daarom tot de rijkscommissaris moet wenden om tegen de jodenverordeningen uit naam van de kerken te protesteren.

Het heeft heel wat strijd en moeite gekost, voordat het IKO een waarlijk principieel geluid liet horen.

Voor het illegale verzet had het IKO in de eerste jaren bitter weinig waardering. De afgevaardigden hadden slechts kritiek. De illegalen waren onbesuisd, handelden ondoordacht en onverantwoordelijk, maakten zich schuldig aan gevaarlijke romantiek en avonturenzucht. In 1940-1943 hebben wij in de Javastraat de illegalen heel wat minder royaal bij ons in het IKO toegelaten - zelfs in gedachten - dan wij het in 1946 deden

[pagina 186]
[p. 186]

in de Nieuwe Kerk van Amsterdam, toen daar de tentoonstelling van het illegale verzet gehouden werd.

Van alle afgevaardigden was ik de jongste. De ouderen schudden bedenkelijk het hoofd, als ik de mannen en vrouwen van de illegaliteit verdedigde. Met Van Randwijk, de man van het illegale Vrij Nederland, had ik voortdurend contact en ik meende, dat het mijn plicht was, hem op de hoogte te houden met wat er in het IKO verhandeld werd. Ik heb hem dan ook afschriften van onze brieven aan de Duitse autoriteiten gegeven. Eén keer gebeurde het, dat een brief aan de rijkscommissaris, die nog niet gepubliceerd was geworden, letterlijk in het illegale Vrij Nederland stond. Het hele IKO was verontwaardigd. Ik moest mij terwille van de zaak, die mij ter harte ging, van de domme houden en dus speelde ik het spel mee: wie had ons dat geleverd?

Ds H. Janssen van de christelijke-gereformeerden was bepaald geen held. Dat was niet erg. We waren geen van allen helden. Maar op het IKO in de Javastraat, waar geen Duitser ons horen kon, kwam Ds Janssen los. Na 10 mei heeft Ds Janssen in de kerk nooit met name voor onze Koningin gebeden. Toen Dr. van Dijk hem eens vroeg, de vergadering van het IKO met gebed te openen - het was eind 1942 - bad Ds Janssen krachtdadig voor de Koningin en vroeg, of het God mocht behagen haar nog voor het einde van het jaar naar Nederland terug te brengen. Dr. van Dijk, een oer-gereformeerd man, vond het onverdragelijk. Toen Ds Janssen amen zei, reageerde hij met de opmerking: ‘Dat is wat te vroeg, Ds Janssen!’

Langzaam maar zeker is het IKO een wezenlijke kracht geworden, vooral onder invloed van mannen als Prof. Slotemaker, Ds Gravemeyer, Prof. Scholten, Mr. Donner en Dr. van Dijk.

De arbeid van Prof. Slotemaker in en voor het IKO is wel een bijzonder goede afsluiting van diens arbeidzame leven geweest. Terwijl velen, van wie wij het niet verwacht hadden, aarzelden of onzeker marchandeerden, bleef Slotemaker trouw en zei ‘neen’, waar terwille van volk en kerk, in de diepste zin terwille van het geloof in Jezus Christus alleen maar ‘neen’ gezegd mocht worden. Niets was hem te veel. Met zijn zieke lichaam heeft hij in de laatste helft van 1940 in de meest letterlijke zin zijn laatste krachten in de arbeid voor het IKO opgebruikt. Hij zag de gevaren, die

[pagina 187]
[p. 187]

dreigden, beter en scherper dan de meeste anderen. Hoe diep was hij teleurgesteld, toen vooraanstaande geestverwanten in kritieke ogenblikken tekort schoten. Ik zag Slotemaker weer zoals ik hem in zijn Utrechtse jaren gezien had en enkele artikelen die ik over en tegen hem geschreven had - vooral een fel artikel in Kerk en Vrede - begonnen mij dwars te zitten. Aan het einde van 1940, toen Slotemaker zijn werk voor het IKO had moeten stop zetten, heb ik hem dat geschreven. Op 30 december ontving ik van hem een brief. Het handschrift was niet meer als voorheen. Men kon zien, dat het schrijven hem moeilijk viel. Tot mijn verbazing nam Prof. Slotemaker zelf een stuk schuld voor zijn rekening: ‘Natuurlijk doet een beoordeeling die ik onbillijk acht, mij leed; ik ben zelfs bijna overgevoelig op dat punt. Maar in mijn herinnering kleeft geen bitterheid, zoodat ik niet eens goed weet, wat ik je zou moeten vergeven. Bovendien druk ik mij ook niet altoos even tactvol uit, zoodat ik zelf verantwoordelijk ben voor reacties, waarover ik mij zou beklagen. Alles tusschen ons is glad. Zegen bij de overgang en in 1941. Vale t.t. Slotemaker’. Zo was Slotemaker. Op het kerkhof van Wassenaar stonden in mei 1941 velen bij zijn graf die in menig opzicht andere wegen zijn gegaan dan hij ging, maar die deze harde en trouwe werker, die zich tot aan het einde voor zijn volk en zijn kerk gegeven heeft, met eerbied gedachten in een tijd, waarin andere mannen groot waren. In 1943 moest ik het IKO verlaten, omdat ik van het Hersteld Verband overging tot de Hervormde Kerk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken