Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tantes (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tantes
Afbeelding van TantesToon afbeelding van titelpagina van Tantes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tantes

(1924)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 159]
[p. 159]

XIX.

Zij namen geduld en zij wachtten en eindelijk mochten zij eens bij de zieke toegelaten worden. Meneer Dufour, die daar zoo angstig naar verlangd had, besloot op 't laatste oogenblik toch maar niet mee te gaan. Hij vreesde zijn emotie niet te kunnen beheerschen. 't Was beter dat de zusters alleen haar het eerste bezoek brachten. Hij kon dan later met haar meegaan.

Zij vertrokken per rijtuig op een stillen, glanzenden September-morgen. Er hing als 't ware vrede en weelde in de schoone, reine lucht. Overal waren de menschen op den akker en de leeuwerikjes kweelden hoog in 't blauw hun droomerig lied van liefde. De zon deed de rijpe korenschelven als goudstulpen blinken.

Zij kwamen in de stad en Floorke bracht haar met het rijtuig voor het groote, rood-steenen gebouw op het eenzaam pleintje. De ouderwetsche, witgekalkte huisjes met groene luiken stonden er omheen te droomen; een troepje kinderen speelde met knikkers in de schaduw der kastanjeboomen, waarvan het loover reeds begon te bruinen.

Zij belden aan en 't zelfde vriendelijk glimlachend nonnetje, dat Adrienne destijds had binnengelaten, kwam de zware eiken voordeur openen. Clara en Edmée, bleek

[pagina 160]
[p. 160]

en ontroerd, zagen een lange, breede, heldere gang met vele deurtjes, die op een glazen tuindeur uitliep. Zwarte nonnetjes met witte kap liepen bedrijvig heen en weer; er hing een smakelijke etenslucht in het gebouw.

Zij werden in een kamertje geleid en verzocht daar even te wachten. Het was een witgekalkt en naakt vertrek, met geen andere meubileering dan een tafel en een paar stoelen en een enorm Christusbeeld in plaats van spiegel boven den schoorsteenmantel. De gonzende geluiden van het groot gebouw drongen verdoofd tot daar door.

De deur ging open en een nonnetje met een gezicht zoo frisch als een roos en met mooie oogen die zacht blonken van innigen vrede en tevredenheid trad binnen. ‘Ik ben Soeur Perpétue, die op uw zuster past’, glimlachte zij innemend. Wilt ge met mij meekomen?

- Hoe is 't met haar? vroeg Clara angstig.

- O, goed, veel en veel beter. Z'is heelemaal rustig geworden, antwoordde 't nonnetje.

- Gelooft ge, masoeur, dat ze nog kan genezen? vroeg Clara bijna smeekend?

't Gezicht van 't nonnetje werd eensklaps ernstig.

- God's gratie is groot. Wij moeten hopen en bidden, zei ze dweeperig. Wilt ge maar meekomen?

Zij volgden haar door de gang. Links stond een dubbele deur wijd open op een ruime zaal, die gevuld was met vrouwen.

- Is 't hier, vroeg Clara bevend.

- O, neen, zei 't nonnetje, dit is hier derde klasse. Maar kom maar eens binnen, gij moogt wel eens kijken.

Aarzelend volgden zij 't nonnetje in de ruime zaal. Dadelijk klampte een vrouw het nonnetje aan en begon op-

[pagina 161]
[p. 161]

gewonden tegen haar te spreken. Soeur Perpétue glimlachte, antwoordde bedaard, bracht de vrouw sussend weer naar haar stoel, tegen den witten wand.

Daar zat een andere vrouw, roerloos, de handen in haar schoot gevouwen, in stilte schreiend. Haar oogen staarden voor zich uit en de tranen liepen gelijkmatig langs haar wangen, zonder dat zij eenige beweging maakte om ze af te droogen. Zacht sprak het nonnetje haar aan. De vrouw keek even naar de zuster en bewoog langzaam het hoofd. Haar handen bewogen niet, haar tranen bleven vloeien.

In het achterste gedeelte van de zaal stond een lange tafel, waar omheen vele, allen in het grijs gekleede vrouwen zaten. Zij gebruikten er het middagmaal, door nonnetjes bediend. Er werd geen enkel woord gesproken. Zij zaten daar als in een droom, elk op zichzelf levend.

- Zijn al die vrouwen krankzinnig? vroeg fluisterend Clara.

Zwijgend knikte Soeur Perpétue met het hoofd.

- En spreken ze nooit met elkaar?

- Zoo goed als nooit, ze zij absoluut vreemden voor elkander. Zij hebben geen aanrakingspunten.

Langzaam verlieten zij de sinistere zaal.

- Langs hier,zei 't nonnetje, een trap opstijgend.

Zij volgden haar, met kloppend hart. Zij liepen door een lange gang en hielden bij de laatste deur stil. Het nonnetje boog even naar 't sleutelgat en scheen te luisteren. Zij glimlachte en knikte. Zij mochten binnen komen. Zij opende zacht de deur.

- Adrienne, kijk eens wie we hier hebben! zei ze met vleiende, opgewekte stem.

[pagina 162]
[p. 162]

Naast het bed, in een fauteuil, zat een gestalte, eenvoudig in het grijs gekleed. De handen waren bedrijvig bezig met aan iets te plukken; twee vreemde oogen keken op en een ietwat scheef-getrokken mond schetste een zwakken glimlach. De handen hielden eensklaps op met plukken.

- Adrienne... herkent ge mij? vroeg Clara toonloos.

- Clara... antwoordde een vreemde, als 't ware verre stem.

- Herkent ge ook Edmée?

- Edmée,... antwoordde de verre stem.

Het nonnetje glimlachte, tevreden, gelukkig.

- Ge ziet wel, dat ze u heel goed herkent. Niet waar, Adrienne?

Adrienne knikte en staarde even strak haar zusters aan. Toen wendde zij zich tot het nonnetje en zei, met bezorgde oogen en moeilijke stem:

- Z' heeft goed geslapen, masoeur, maar ze loopt nog maar niet.

Het nonnetje knipoogde naar de zusters en boog zich over 't bed, waarin een groote, aangekleede pop lag, die Clara en Edmée eerst nu met verbazing bemerkten.

- Ja, ze slaapt, z'is nog wat moe, zei 't nonnetje zich weder oprichtend; maar ge zult zien: binnen kort zal ze wel loopen.

- Z'is soms zoo lastig, masoeur, klaagde de zieke, terwijl zij langzaam weer begon te plukken.

Clara, door een plotse wanhoop aangegrepen, had zich omgekeerd en was bij 't raam gaan staan. Zij kon het droevig tafereel niet langer aanschouwen. Zij snikte ge-

[pagina 163]
[p. 163]

smoord, met schokkende schouders. Edmée kwam naast haar staan, smeekte haar dof zich te beheerschen.

Discreet schetste het nonnetje een vlug gebaar. Het was misschien maar beter om nu niet langer te blijven. Zij hadden haar nu gezien; zij konden terug komen wanneer zij wilden en dan ook langer blijven.

Clara bedwong zich en kwam naar Adrienne toe. Zij zag hoe zilveren draden reeds door 't blonde, neergebogen hoofd liepen.

- Adrienne, mijn lieve, zuchte zij met innige teederheid. En zij omhelsde haar zuster met een liefde, zooals zij haar nog nooit betoond had. Edmée volgde haar voorbeeld.

Adrienne, onverschillig, was al vast weer aan 't plukken. Dat was voor de kleertjes van haar kind, berichtte 't nonnetje. Zij had het o zoo druk: zij vreesde nooit klaar te zullen komen.

Langzaam, de droeve oogen op haar tragische zuster, weken de meisjes achteruit. Zij hadden nog zoo graag een enkel woord, een enkelen blik van herkenning van haar opgevangen; maar het nonnetje schudde langzaam en gelaten het hoofd. Neen, de ongelukkige zou niet meer opkijken; zij had het veel te druk met plukken...

De deur, die zachtjes weer geopend en nog zachter weer gesloten werd, onttrok haar aan der zusters droeven blik.

 

In het wachtkamertje, waar zij op verzoek van 't nonnetje opnieuw even binnen gingen, praatten zij nog een poos over Adrienne door. Een vraag brandde op Clara's lippen, die zij haast niet durfde stellen. Zij deed het ein-

[pagina 164]
[p. 164]

delijk toch, aarzelend van emotie, met een stem die beefde en wangen die gloeiden.

- En... en... van hem, masoeur,... op wien ze zoo verliefd was... spreekt ze daar soms nog van?

- O, nooit meer, nooit meer! bevestigde 't nonnetje met haar innemendsten glimlach; 't is of die hartstocht nooit bestaan had. En kalm lichtte zij toe:

- In 't begin was het verschrikkelijk, niet alleen wat hem aanging, maar ook voor elken man dien ze bij toeval zag. Voor den dokter, voor den assistent, voor de helpers, gelijk wie! Zij gilde als bezeten en rukte de kleeren van haar lijf! Zoo was haar ziekte... zij kon het niet helpen... wij kennen dat wel! vergoelijkte het nonnetje.

Met het rood der schaamte op 't gelaat sloegen de meisjes haar oogen neer. Het speet Clara dat ze daarnaar gevraagd had. Zij beet op haar lippen en tranen rolden over haar wangen.

- Och, kind, schrei daar niet om, suste zacht het nonnetje. Wij zien dat met andere oogen. Wij zien en hooren hier zoo veel!

- Gij zijt een heilige! snikte Clara gesmoord. En hartstochtelijk drukte zij het nonnetje de hand.

- Wij volgen onze roeping en volbrengen onzen plicht, antwoordde 't nonnetje eenvoudig en bescheiden. En met een glimlach van sereenen vrede liet zij de meisjes uit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken