Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1137]
[p. 1137]

III

Hij had nog even gehoopt dat Florence zich op 't laatste ogenblik bedenken, en bij hem blijven zou. Hij vond het zo naar, die tijdelijke scheiding, de eerste sinds hun huwelijk, vooral nu er toch weer iets van disharmonie tussen hen was ontstaan. Als vreemde invloed maar niet storend meer werkte, als ze maar weer gezellig en intiem een tijdje met elkaar alleen waren, dan zou alles ook weer zo goed worden, dacht hij; en hij hoopte, o zo vurig, dat ze 't ook zou voelen, en dat zij hem op 't laatste ogenblik zou komen zeggen: ‘neen, neen, ik laat je niet alleen, ik blijf hier bij je, omdat ik voel dat we elkaar niet mogen verlaten zolang die kleine wanverhouding, die als een schaduw over ons geluk is neergekomen, niet in onderlinge verzoening en tederheid is opgelost’.

Maar hij zag haar zenuwachtig inpakken, als voor een lange reis, als voor een scheiding, en bitter vreette het aan zijn hart. Hij vergezelde haar en haar moeder in het rijtuig naar 't station, hij ontving haar afscheidszoen en hielp haar in de coupé; en toen hij de trein zag wegstomen, - zij nog even door het neergelaten raampje naar hem glimlachend en wuivend met de hand, - toen was het hem te moede of ze nu voor altijd wegging, of plotseling iets dood was tussen haar en hem, of hij haar nooit terug zou zien zoals ze vroeger was, zoals hij haar had leren kennen en liefhebben.

- O, ik had haar niet mogen laten gaan, of ik had mee moeten gaan! verweet hij zich eensklaps, van vlijmende smart, met tranen in de ogen op zijn lippen bijtend. En nu had hij de wegsnorrende trein na willen vliegen, en er zich vast aan klampen, en in de wagen springen, en er voor haar voeten op zijn knieën om vergiffenis smeken. Maar 't was te laat, de trein was reeds uit het gezicht, en op 't perron van

[pagina 1138]
[p. 1138]

't kleine stationsgebouw stond hij even als verloren heel alleen, naast een bediende die hem vluchtig groette en door een glazen deur verdween.

En dan opeens, zonder overgang, na de woeling van 't vertrek, de zwaar drukkende eenzaamheid. Far-West als 't ware uitgewoond en verlaten, de heldere kamers stil en leeg, de meubels niet meer tot hem sprekend. De meiden in eentonig heen-en-weer geschuifel aan iets boenend of schurend in gangen en keuken, de koetsier in eentonig neuriën van een vervelend bekend deuntje iets herstellend aan zijn spullen, de tuinman ergens ver scharrelend in de heesters, al van die stille, trage werken, die in drukke tijd hun beurt niet krijgen, en eerst worden waargenomen als er niets anders meer te doen is.

En plotseling wist hij, de grote werker, voor wie de dagen steeds te kort waren, niet meer wat met zijn tijd gedaan. Hij stond daar even doelloos in de veranda, als radeloos starend in de diepte van de lange beukendreef langswaar Florence verdwenen was. En 't kwam hem voor alsof zij door haar eigen moeder van hem was verwijderd en zijn toenemende antipathie voor mevrouw de St. Mars ontvlamde in haat.

- Dat moet veranderen, Florence moet kiezen tussen haar mama en mij, liep hij, halfluid tegen zichzelf sprekend, met gebukt hoofd en gefronste wenkbrauwen op het bordes heen en weer. En nu hij eensldaps in die flinke stemming van decisief-willen-optreden was, speet het hem geweldig dat hij haar met mevrouw de St. Mars had laten meegaan.

- Ik had me dadelijk daartegen moeten kanten, dadelijk! raasde hij in zichzelf. - Er mij bepaald tegen verzetten ofwel met haar meegaan, en haar surveilleren, en haar desnoods met geweld mijn sterkere wil opdringen. Ik ben veel te goed, te dom, te zwak geweest. Onmiddellijk na dat ellendig bezoek van mijn vrienden, had ik categorisch tegen haar en tegen de slechte invloed van haar moeder moeten optreden. Ik had 'n scène moeten maken, 'n heftige scène, tegen alle twee. Ik had hun, in mijn vrienden, en in mijn huis, mijn huis, de superioriteit van de intellectuele en artistieke begaafdheid moeten leren eerbiedigen. Dát had ik haar moeten

[pagina 1139]
[p. 1139]

laten voelen, aan mijn schoonmoeder, dat ze in mijn huis was, en dat ik er intelligente mensen wenste te ontvangen en te zien eerbiedigen, en niet de domme onwetende fatten, die zij er tracht binnen te smokkelen.

Zo wond hij zich in zijn eenzaamheid op, en schreef zichzelf, met stugge wilskracht, een flinke, onwankelbare gedragslijn in de toekomst voor. Hij zou haar nu maar niet naar Oostende volgen, dat zou zwakheid zijn. Hij had nu eenmaal gezegd dat hij niet meeging en daar moest hij zich aan houden; maar zodra zij terug was zou hij haar zijn condities stellen, het liefst met zachtheid, maar desnoods met dwang. Versterkt door dit vast voorgenomen besluit, wandelde hij niet Cosaque en Bossuet door 't park tot aan de vijver, sprong er in 't bootje, en roeide naar het eilandje. In lange, heerlijke bespiegeling ging hij er vóór zijn twee grote, voltooide schilderijen staan. Hij was tevreden over zijn werk, hij voelde dat hij iets goeds, iets groots had gemaakt. Daar was leven, poëzie, gevoel in. Daar was kracht in. Daar was durven in in waarheid; in reëel-romantische natuur-waarheid. Hij had die natuur-romantische impressie nog versterkt in de twee doeken. In de ochtendimpressie had hij een opstijgende vlucht van wilde eenden geschilderd, diezelfde wilde eendjes welke hij er de eerste morgen met Florence gezien had, en die sinds telkens weer bij zijn konist schrikgillend opvlogen; en in de avondschilderij zag men opnieuw de eendjes, roerloos op een afstand in het water, wachtend op zijn vertrek om in het oeverriet te komen slapen.

Hij hoorde al de kritiek daartegen uitrazen, en schrijven in de couranten dat 't banaal-romantisch was; maar 't kon hem helemaal niets schelen, en hij dacht er nu ernstig over na om het nóg verder door te drijven, om ook datzelfde mooie zicht in herfst- en winterstemming te schilderen, ja er in een reusachtige reeks panelen, onder de algemene titel: ‘Romantisch-Natuurrealisme’, de vier jaargetijden mee af te beelden. Waarom niet? Had één en 't zelfde landschap in onze streken dan niet werkelijk vier grote verschillende aspecten, al naar gelang van de vier seizoenen? En kregen die vier verschillende aspecten ook niet weer hun essentiële schakeringen in de ochtend- en de avondstemmingen? En er waren

[pagina 1140]
[p. 1140]

immers nog veel meer aspecten van een zelfde landschap: in zon, in mist, onder een wolkenhemel, in sneeuw, in wind, in regen, eindeloos, eindeloos. De kunst, als de Natuur, was onbegrensd, in al haar schakeringen; en hij die 't zelfde landschap ontelbare malen onder allerlei aspecten zou geschilderd hebben, zou dan toch nog maar een heel klein gedeelte van de oneindige verscheidenheid en waarheid ervan hebben weergegeven.

En het groot scheppingsvermogen van zijn artistiek voelen en kunnen legde zacht in hem een hoge reine troost tegen de kleinere hindernissen van zijn verder leven. Weer was hij kalmer en gelukkiger gestemd, en zonder harde dwang, alleen met tact en zachte overredingsmiddelen, hoopte hij nu ook weer Florence op de goede weg te brengen. Nu was hij jolig-opgewekt ineens, met een behoefte om zich te bewegen, om vrije lucht en ruimte in te ademen. Hij sloot het hokje waar zijn schilderijen stonden, die hij 's middags met Désiré naar huis zou halen, wipte terug met Cosaque en Bossuet in 't schuitje en voer weg, in flink-gekadanseerde slag van de glinsterend-natte riemen. Cosaques zijig haar stond door het lichte briesje als een fijne, zilvertrillende donsrand tegen zijn spitse kop en lange, slanke lichaamsvormen opgekruld, en hij leek op een mooie zwaan, daar achter op het bootje; en Bossuet, de ruggegraat gekromd, zat met zwart vochtig-glimmend neusje en ingetrokken staartje als van kou te bibberen. En 't bootje vloog, met zacht klotsend gekabbel van het water langs de zijkanten, als een grote, witte watervogel over de licht rimpelende vlakte, soms even aanscherend tegen de lenig weerbuigende lis- en rietstengels, soms ritselend-glijdend over brede groene bladerenbedden, waar gele-en-witte waterlelies, in ideale onbevlekte puurheid, onderduikelden en weer opschoten. De heerlijkheid van het gezonde leven juichte in hem op en hij voelde zich opeens weer sterk geworden, onaantastbaar sterk in zijn hoge, mooie aspiraties, die over al het lagere en mindere zouden zegepralen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken