Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 286]
[p. 286]

XLV

Dit was de laatste maal dat zij haar buiten zag. Toen zij na een paar weken op het kasteel terugkwam, lag de jonge barones te bed om het niet meer levend te verlaten. Zij spraken nog een poosje met elkaar, zij spraken van het zacht en lief verleden, van hun eerste ontmoetingen, van beider hoop en geloof in een toekomst van geluk, die zich helaas, voor geen van beiden had verwezenlijkt. - En toen was 't uit, de grijze dood stond eensklaps tussen hen; hun tedere, wederzijdse genegenheid, zo vertrouwelijk en zo innig ondanks het groot verschil in stand, als een in leed en in geluk harmonieus opgaande en begrepen liefde, alles was plotseling stil en koud en dood; voor altijd op aarde waren ze door het noodlot gescheiden. Zij ging het Groot Mysterie tegemoet; zij ging daar waar Alfons reeds was en waar ook Rozeke vroeg of laat komen zou.

Zij stierf op een der laatste, droeve dagen van november... Rozeke, die wist dat het einde naderend was, luisterde iedere ochtend en avond in angstige spanning of de verre doodsklok op de kerktoren galmde. - En eindelijk, op een koudstille, grijs-mistige avond hoorde ze 't: de driemaal herhaalde, in lugubere cadans galmende slagen: het bimbim... bombom... bambam van de grote, plechtige begrafenissen.

- De jonge mevreiwe zal deud zijn! riep zij ontroerd tot Meleken, die bezig was met de luiken dicht te doen. Zij had nog willen twijfelen maar het was bijna niet mogelijk. Zij liep gejaagd naar de buren, en daar hoorde ze 't: ja, de jonge barones was overleden. De mensen kwamen uit hun huizen, spraken elkaar met bedroefde gezichten aan. Allen hadden steeds zoveel van haar gehouden en zoveel medelijden gevoeld met haar ongelukkig jong leven. - De grauwe nevellucht leek vol van rouw en treurnis, in alle schuren staakte

[pagina 287]
[p. 287]

't doffe bonzen van de dorsvlegels en het gegons van de zwingelraderen; eenieder stond huiverend in de kou buiten te luisteren naar het verre droeve galmen van de doodsklok; en in vele huisjes werden kaarsen ontstoken en bad men, neergeknield bij de heilige beeldjes voor de zielerust van de liefelijke en zo rampzalige jonge vrouw.

De volgende dag ging Rozeke naar 't kasteel en vroeg of zij haar vriendin nog eens mocht zien. Door een zwijgende knecht werd zij in een sombere, doodstille kamer gelaten en na een poosje hoorde zij een zacht geruis van rokken en vóór haar stond de donkere gestalte van het stille nonnetje, die haar fluisterend met zich mee wenkte. Over de zware loper van de brede trap gingen zij naar boven. Hoge ramen van blauw, geel en purper gekleurd glas hulden vestibule en trapportaal als in een atmosfeer van kerk; en door een lange, donkere gang kwamen zij aan een witte deur, die 't nonnetje zachtjes voor haar openduwde.

Bevend en snikkend trad Rozeke binnen. En door haar tranen heen zag zij eerst niets dan een witachtige nevel, waaruit bedwelmende aroma's van de fijnste bloemen schenen op te wasemen. 't Was of zij in een donkere bloemenserre kwam, waarin alleen twee witte kaarsjes op een witte tafel brandden; en eerst toen ze vóór 't bed stond zag zij haar geliefde jonkvrouw liggen, o zo schoon, zo heilig teer en schoon, het fijne wasgeel hoofd een ietsje scheefgezakt op 't blanke kussen, de ogen toe, het prachtig haar in twee zware, donkere vlechten op haar schouders golvend en de fijne gele handen als biddend op de strakke borst gevouwen. - O, zij scheen zo heilig-kalm te rusten en te bidden; en om haar heen, op 't blanke bed, was het een schat van pure, blanke bloemen, die als de geurende essentie van haar allerlaatst gebed in onzichtbare wierook rondom haar ten hemel stegen.

Rozeke was met gevouwen handen vóór het doodsbed op haar knieën gezonken en een poos was er geen ander geluid in de stille, donkere dodenkamer dan het geknetter van de waskaarsen en het snikken van 't geknakte boerenvrouwtje in lijdende aanbidding voor haar dode meesteres. Toen stak het nonnetje met stil gebaar een vochtig palmtakje naar haar uit en Rozeke nam het in de hand en besproeide even, in vrome

[pagina 288]
[p. 288]

tederheid, de lijkwade van de dode. Een laatste maal staarde zij, door haar tranen heen, naar de zo geliefde trekken en toen vertrok ze, waggelend, als in duizeling, langs de donkere gang tot aan de schemerige trap door 't stille nonnetje begeleid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken