Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 560]
[p. 560]

XX

Het leek alsof Odon ineens tot levensernst herboren was. Een volkomen, totale verandering scheen in hem ontstaan. Eensklaps pakte hij flink aan, liet de leermeesters, die in een maand op 't Landjuweel niet meer geweest waren, terugkomen en verklaarde vastberaden, dat hij, met juli, zijn eerste examen wilde doen.

Meneer en mevrouw Dudemaine hadden er slechts een zeer matig vertrouwen in. Hem door ervaring kennende, vreesden zij wel dat het slechts een goed voornemen van heel korte duur zou zijn, en op alle mogelijke teleurstellingen waren zij thans voorbereid. Maar de dagen, de weken verliepen en Odons moed en ijver namen niet af. 't Was als een andere jongen geworden; hij bleef steeds kalm, ernstig, beleefd, zonder nog iets van zenuwachtig opgewonden toevallen of buien; en zijn meesters, die zo lang met hem gewanhoopt hadden, jubelden, zeker als ze nu waren dat hij, zonder onvoorziene tegenspoed, schitterend door zijn examen zou komen.

Van Sidonie, van 't herbergje van Sieske Beele, van al de droeve dingen uit 't verleden, geen sprake meer! Er werd niet naar gevraagd, er werd niet van gerept; 't was of het nooit bestaan had. De ganse dag zat hij halsstarrig op zijn werk en 's avonds was zijn enige uitspanning een wandelingetje in het park. Nooit meer waagde hij een stap daarbuiten en zelfs bij Seynaeve of Médard was hij niet meer te zien. 't Leek wel of hij alles voorgoed wilde uitwissen en vergeten; en zijn ouders, door de aanhoudende verandering in heel zijn doen en zijn gerustgesteld, begonnen eindelijk weer te hopen. Zijn schuld was, welbeschouwd, toch ook niet zwaarder dan die van menige andere jongelui; de mogelijkheid van de redding bleef niet bepaald uitgesloten, alles kon,

[pagina 561]
[p. 561]

later misschien, nog weer goedkomen. En voor mevrouw Dudemaines illusievolle moederliefde herleefde zacht weer, in niet ál te verre toekomst, de verleidende toverglans van het geluk dat zij hem wilde geven: het vol geluk, het volle, harmonieuze leven, dát wat zijzelf nooit gekend had en ook voor haar ander kind - het zielig, in haar hart steeds wroegend slachtoffer - niet had weten te bewerken. Het volle, harmonieuze leven...! O, zou het nog mogelijk zijn!... Zou die ene, akelige misstap, die treurige geschiedenis met Sidonie dan toch vergeten kunnen raken, en zou er in de plaats een beeld kunnen verschijnen, een beeld van tere liefde en zachtheid, de verwezenlijkte illusie van het enige dat hem misschien nog redden kon? Elsa!... O, was het nog mogelijk dat Elsa, de reine, lieve Elsa eens zijn bewaarengel werd? Kon zij, mocht zij dat verlangen? Was het denkbaar dat hij haar nog waardig werd na al het schrikkelijk verledene?... Zij durfde er niet over na te dromen, een kleur van angst en schaamte gloeide bij die enkele gedachte op haar wangen. En toch, en toch... haar hoop was onuitroeibaar, en al voelde ze bij koele redenering al 't onmogelijke, toch bleef haar moederhart zo vurig-smekend verlangen! Maar hijzelf sprak er nu nooit meer over, evenmin als over Sidonie. Gans het verleden scheen hij in zich gedood te hebben; en zo dacht ze dat 't misschien ook 't beste was; en nieuwe, onbekende toekomsthorizonnen gingen voor haar smachtend-zorgende, geïllusioneerde moederliefde open, en er kwamen andere gedaanten dan Elsa aanzweven, zachte, tere liefdeschimmen, die hem, en haar, en hun allen de blijde boodschap van het herboren en verdiend geluk kwamen aanbrengen.

 

Op een ideale ochtend, in 't begin van juli, zat mevrouw Dudemaine, als naar gewoonte, met haar borduurwerk in de koele schaduw van de veranda vol van geurende, kleurrijke bloemen, toen Stefanie, de tweede meid, behoedzaam om zich heen kijkend, op haar afkwam, en eindelijk, merkend dat mevrouw alleen was, haar op geheimzinnige toon toefluisterde:

- Mevrouw, Sieske Beele is daar, die u verlangt te spreken.

[pagina 562]
[p. 562]

- Wat! zei mevrouw, verschrikt opkijkend.

- Ja, mevrouw, hij is daar, in de keuken.

- Heeft meneer Odon hem gezien?

- O, neen, mevrouw, zeker niet.

- Waarvoor komt hij?

- Dat zegt hij niet, mevrouw; hij verlangt ù te spreken.

- Goed. Laat hem in 't spreekkamertje.

Mevrouw Dudemaine, in diepe ontsteltenis, stond op en verliet de veranda. Welke ramp dreigde nu ineens weer? Al de zalige rust van de laatste weken was plotseling, door die enkele heropwekking van 't naar verleden, in knellende angst veranderd.

Bleek en bevend ging ze naar 't spreekkamertje toe. Zij had de deurknop in de hand en durfde haast niet openen. 't Gevoel kwam over haar alsof ze haar noodlot tegemoet ging, en het verdriet sloop als een afkeer in haar ziel: de onuitsprekelijke afkeer van al het reeds geleden en wellicht nu nog te komen lijden. Maar 't was onoverkoombaar, geen menselijke macht zou er haar aan onttrekken; zij schudde bitter 't hoofd en zuchtte, en werktuiglijk duwde haar hand de deur en trad zij binnen.

Het ventje stond vóór haar, dicht bij een tafeltje, met de pet in de hand, zijn kleine, ietwat gedrongen silhouet helder omlijnd tegen het brede raam dat uitkeek op de frisse zomerpracht van 't park. Hij keek haar even ernstig met zijn ronde, blauwe poppenoogjes aan, terwijl zij stijf en roerloos als een beeld vóór hem bleef staan, en in bedeesd-gedempte aarzeltoon begon hij:

- Mevreiwe,... 't es om ou te zeggen... da Siednie van den nacht verrijkt es, moar da...

Een floers kwam vóór haar ogen, zij wankelde, stak de hand uit naar het tafeltje, waaraan ze zich krampachtig vasthield.

- Moar da,... hijgde zij, angstig-machinaal de woorden van het even geschrikte ventje herhalend.

- Dat 't kind veur tijd gekomen es, vervolgde Sieske, - en dat 't moar 'n uur of twieë geleefd 'n hêt.

- Is 't dood? kreet zij instinctmatig, als in een onbedwingbare opwelling van geluk, waarover zij zich dadelijk, met vuurrode wangen schaamde.

[pagina 563]
[p. 563]

- Joa 't mevreiwe, zei het ventje koel, blijkbaar door haar onbezonnen uitroeping verwonderd en gekrenkt. - Dat 'n zijn wel percies òù zoaken niet, voegde hij er nog aan toe, moar 'k hè 't ou toch wille kome zeggen.

- Wacht... wacht... stotterde zij, als radeloos; - wacht even, 'k kom seffens terug. En gejaagd liep ze weg, dwars door de hall, naar boven.

Zij kwam op haar kamer, opende zenuwachtig een meubel, nam er geld, veel geld, uit een laatje.

Zij had slechts één doel, één vast, halsstarrig doel: Sieske zo gauw mogelijk weg te krijgen, zodat haar man noch Odon iets van zijn komst merkten; maar, onder het haastig de trappen weer afdalen, bleef zij toch even roerloos staan, haar hand op de leuning, in gespannen denken of zij hem niets meer te zeggen of te vragen had.

O ja, natuurlijk, daar helderde 't ineens door de verwarring van haar geest! Sidderend kwam zij 't kamertje weer binnen, met de bankbiljetten wapperend in haar hand, en zei:

- Sidonie blijft ginder toch, nietwaar, Beele? Ge denkt er niet aan om haar terug te laten komen?

- Ha, mevreiwe,... aarzelde 't ventje, de ogen als betoverd op de biljetten.

- Nee nee, angstigde zij, dat mag niet, dat kan niet, ze moet blijven waar ze is, althans nog 'n hele tijd. Zie, neem, daar is geld, maar beloof mij dat ze ginder blijft, en binnen drie maanden zal ik je nog eens zo'n som geven.

- Ha,... lijk of ge gij wilt, mevreiwe, merci, zilde, zei Sieske, met glinsterende ogen de bankbriefjes nemend.

- Je belooft het, niet waar? je belooft het?

- Ge meug gerust zijn, mevreiwe, 'k 'n zal ze nie loate were komen veur da g' ons de permissie geeft.

- Later mag ze terugkomen, later, maar nu nog niet, milderde mevrouw Dudemaine enigszins haar harde eis. - En vooral ook niets ervan zeggen aan meneer Odon, mocht je hem toevallig zien. Hij zit nu voor zijn examen en 't zou hem helemaal van streek brengen.

- Ge meug gerust zijn, mevreiwe, 'k beloof het ou, herhaalde Sieske nog eens, zorgvuldig de briefjes in zijn binnenzak verbergend.

[pagina 564]
[p. 564]

Hij zette zijn pet op, nam die weer af om te groeten, zette ze weer op in de hall en verdween geluidloos door de keukendeur, langswaar hij was gekomen.

Mevrouw volgde hem tot op de drempel, aldus belettend dat de meiden met hem praatten; en zij bleef er staan tot hij door de buitendeur vertrokken was.

Toen kwam zij terug in de hall en verademde diep. Zij keek naar boven, langs de hoge, brede trap. Alles bleef er stil en roerloos. Noch haar man, noch Odon, hadden iets gehoord of gemerkt. Met zwakke, trillende benen, keerde zij langzaam op haar plaats terug in de veranda...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken