Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 576]
[p. 576]

XXIII

Een lange, lange poos liet ze zich zo, als 't ware bewusteloos meevoeren. 't Was bijna zacht en goed zo, een soezende insluimering van het schrikwekkend lijden, in de gekadanseerde schommeling van het rijtuig over de eenzame weg. Maar vlijmend scherp en helder leefde en trilde diep in haar 't besef van hen die ginds, op 't Landjuweel, in welke angst van hoop en twijfel! op haar terugkomst wachtten; en dat besef schudde haar eindelijk uit haar pijnlijke bedwelming wakker, en deed haar plotseling weer, als onder hakende grijpklauwen, al het akelige, dat nu eerst komen zou, voorvoelen.

- Hoe moest dat? Wat zou ze doen, wat zou ze zeggen, als Odon en haar man straks alle twee, in gejaagde twijfelangst op 't rijtuig zouden komen toegesneld? En wat zou er gebeuren, wanneer ze, droef het hoofd schuddend, hun zeggen moest dat alle hoop verloren was, en zij met een besliste, onvoorwaardelijke weigering terugkwam? Zij voelde zich als iemand, die om schatten uitgezonden, met lege handen terugkeert. Zij griezelde en schreide voor de noodlottige, onoverkomelijke boodschap; zij kon niet, zij wilde niet, zij durfde niet; 't was haar te wreed, te machtig! Zij zag geen mogelijke uitkomst; zij voelde zich geheel ontredderd en verloren; zij huiverde, zij walgde met afgrijzen voor het onverbiddelijke; en plotseling, als in een vlaag van waanzin, besloot ze 't niet te doen en liever te vluchten, te vluchten,... zij wist niet hoe noch waarheen, maar vluchten, blindelings vluchten, om de slag, die zij voelde niet te kunnen dragen, te ontkomen.

Zij tikte met de punt van haar parasol op Médards rug en verzocht hem 't rijtuig even stil te houden.

- Médard, rij jij maar stil naar huis, zei ze, ik ga een eindje

[pagina 577]
[p. 577]

lopen.

- 'n Eindsje, mevreiwe, 't es nog zeu verre; wil ik liever op stap nevens ou rijen? stelde de man verbaasd voor.

- Nee nee, antwoordde ze zenuwachtig uitstappend, - doe maar wat ik je zeg. Ik heb al de tijd en kom te voet achter.

- Lijk of ge wilt, mevreiwe, knikte Médard; en langzaam, als met weerzin, reed hij weg.

Een poosje volgde zij dezelfde richting als het rijtuig, tot dit nagenoeg uit het gezicht was. Een paar keer zag ze Médard nog even 't hoofd omwenden. Maar de victoria verdween eindelijk in wentelend spaken-geglinster om een bocht onder hoge bomen, en bijna onmiddellijk daarop verliet mevrouw de brede baan, waar te veel beweging haar droefheid stoorde, en sloeg een stille, landelijke zijweg in.

Zij wist niet duidelijk waar zij zich bevond, noch welke richting zij uitging. Slechts wist ze dat ze nog vrij ver van het Landjuweel verwijderd was.

De weg, die ze nu volgde, strekte zich eenzaam-kronkelend uit, tussen een dubbele rij hoge populieren. Slingerende wagensporen lagen door het mulle zand gegraven, maar de beide zijkanten, onder de schaduw van de overhangende kruinen, waren fris en zacht begroeid met twee kort geschoren grasranden, vol kleine, gele en witte bloempjes, die zich als twee mollige, licht-schitterende lopers in 't verschiet uitstrekten. Rechts en links, achter de grijze stammen en de lage, omlijstende elzestruiken, golfde 't blonde zomerland in al zijn rijke heerlijkheid. Rode papavers vonkten als bloed-spatten tussen de slanke, zeegroene korenhalmen; blauwe bloemen, zacht als blauwe ogen, kwamen strelend aan de randen kijken, en aan de voet van de reeds gelende stengels, opkruipend uit de grond, woekerden dichte bosjes witte sterretjes en paarse sterretjes met gele hartjes, als kleine kindergezichtjes elkaar verdringend naar het licht van de zon. Hier en daar, tussen een opening of een inham van de bomenrij, een huisje of een boerderijtje, in lichte kleur, met groene luikjes en rood pannendak en vele schitterende bloemen vóór de gevel; en verder niets, de volle, landelijke eenzaamheid, met het alom weergalmend, zachte koor van de leeuwerikjes in de blauwe lucht.

[pagina 578]
[p. 578]

En steeds liep mevrouw Dudemaine, met gejaagde pas, recht vóór zich uit, over steeds verdere wegen, zonder te weten waarheen; steeds vluchtte zij, door de nachtmerrie van haar angst en smart gedreven, naar zij wist niet welk somber doel van dreiging en vernieling. De schaarse mensen die zij ontmoette keken haar vreemd en verwonderd aan; en zij, de dood in 't hart, vluchtte de mensen, als zoveel boze wezens die haar kwaad wilden doen. 't Werd avond, rood-gouden avond van ongeëvenaarde pracht en glorie, als een hemelse apotheose na die luisterrijke, schone dag; de kleuren op de akkers taanden, de beesten loeiden naar hun stal, de laatste wagens kwamen hossebossend-zwaargeladen uit de gouden wegen; een onuitsprekelijke vrede daalde in tere nevels als een zegen over 't ganse land; de eerste sterren schitterden, zo hoog, zo helder en zo rustig;... en nog steeds vluchtte en dwaalde zij, als een waanzinnige, door het spook van haar verbeelding nagezeten. Doodmoe, liet ze zich eindelijk aan de rand van een donker sparrebos neerzinken. En daar, in wanhopige reactie van haar uitgeput lichaam, sloeg zij de handen voor haar ogen en snikte er haar lijden uit...

Hoe laat was het? waar was ze? hoe lang reeds lag ze daar, als levenloos, vernield in haar wanhoop uitgestrekt?... Zij wist het niet, alle besef van tijd en werkelijkheid was in haar geest als met een floers omneveld;... maar plotseling meende zij om zich heen vage stemmen te horen, en in de zwart geworden nacht schrikte zij overeind en staarde peilend, roerloos-luisterend, met wijduitgezette angstogen vóór zich heen.

- Valentine! Valentine! hoorde zij eensklaps heel duidelijk, en herkende de krijtende angststem van haar man.

Zij wilde antwoorden, maar kon niet. De woorden stokten in haar keel.

- Valentine! Valentine! klonk het schrijnender, als een noodkreet in de nacht.

Zij sloeg haar beide armen uit, als om zich aan iets vast te klampen, terwijl een duizeling haar ogen sloot. Maar de wild-grijpende handen sloten zich enkel om het donker nacht-geheim en in zwijm stortte zij op het mos onder de sparren neer...

[pagina 579]
[p. 579]

Zo vonden meneer Dudemaine, Odon en Médard haar eindelijk liggen. Zij namen haar in hun armen op, droegen haar door het bos naar 't Landjuweel, waar zij weer bijkwam, en door Nathalie en Stefanie zorgzaam weer te bed gelegd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken