Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 580]
[p. 580]

XXIV

Was er dan toch eindelijk in Odon een gevoel van kinderliefde en medelijden voor zijn oude moeder ontwaakt? Of was 't zijn beledigde trots die hem zelfbeheer gaf? Of was zijn liefde voor Elsa toch ook maar een vlaag van kortswijl geweest? Of wat was het anders?... Althans hij hield zich veel beter en waardiger onder de slag dan mevrouw Dudemaine in de opgewonden overdrijving van haar angst gevreesd had.

Hij maakte ditmaal geen luid spektakel noch misbaar, noch stelde hij zich aan als een verwend klein kind dat razend wordt omdat het niet zijn zin kan krijgen; hij bleef kalm en bedaard toen hij, de volgende dag, bij monde van zijn vader, de slechte tijding hoorde; hij leek eerder beschaamd dan boos en had de stugge kracht, onder schijnbaar onverschillige berusting, zijn leed in zichzelf op te kroppen.

Enige dagen verliepen. Mevrouw Dudemaine, langzaam van de ruwe schok herstellend, leefde weer 't gewoon familieleven mee, zich inspannend om haar melancholische gedruktheid te verbergen. Zij voelde innig medelijden met Odon en zij kwelde zich de geest om uit te denken hoe en waarmee zij zijn leed zou kunnen verzachten. Van haar droeve tocht, van de onvoorwaardelijke weigering van de Reinhardts, van al de bijomstandigheden die geëindigd waren met haar waanzinnig nachtelijk omdwalen en haar zwijmend liggen in het bos, was geen enkel woord meer gerept; en, als bij afspraak, vermeden zij allen erover te spreken. Dat was uit, afgedaan; dat behoorde bij een akelig verleden, waarin een enkel straaltje weke hoop nauwelijks een ogenblik illusievol had kunnen schitteren, tussen de zware droefheidswolken die het van alle kanten doofden en versmachtten.

Maar nu?...

[pagina 581]
[p. 581]

Zijzelf voelde scherp het bitter teleurstellende van zijn plotseling weer doelloos leven, zonder iets te vinden wat het nog kon opfleuren. Zij waren nu eenmaal twee oude, van het groot wereldverkeer afgezonderde mensen; de jarenlange invloed van omstandigheden en gewoonten had hen gemaakt tot wat zij waren: eigenaardig, uitmiddelpuntig en haast zonderling in vele dingen; hij, haar man, had het eerst zo gewild, en later, toen het reeds té laat was, niet anders meer gekund. Dat zat in hen, in hun huis, in hun zijn, in hun leven vergroeid; dat had hun leven eentonig en somber gemaakt en op hun gemoed, en meer nog op 't gemoed van hun kinderen, een stempel gedrukt, die niet meer uit te wissen was. Wie was hier de schuldige, de gróte schuldige? Hij, nog eens, die in zijn egoïsme, hun ganse maatschappelijk- en familieleven aan zijn nutteloos wetenschappelijk dilettantisme opgeofferd had. De Genèse Universelle, dat onmogelijk, kinderachtig reuzenwerk, dát had het hem gedaan! Marguerite... Marguerite was ervoor gestorven, en Odon, al besefte hij het nog niet duidelijk, was er het levend slachtoffer van. Zichzelf rekende ze niet eens mee; het was versteend in haar, zij voelde 't niet meer; maar voor haar kinderen, eerst voor Marguerite, en nu voor Odon, o, wat had ze geleden! En toch, hield zij van hem, die de onbewuste stichter van hun aller ongeluk was! Was hijzelf niet het eerste en grootste slachtoffer? Was er een vlijmender foltering denkbaar dan het levenslang, met alle krachtsinspanning, machteloos streven naar een onbereikbaar doel? Het leek wel gekheid, meenden de mensen die daarvan hoorden. Maar hij was er oud en grijs onder geworden; hij had er zijn dagen en zijn nachten aan geofferd; hij had er alle genot en vreugd voor laten varen; zijn utopie, hoe ongerijmd ook, was er toch een geweest van hoge, té hoge idealiteit, helaas! en daarom voelde zij ook medelijden met hém, die alle levensgeluk had verbeurd om te bereiken wat door mensen niet bereikt kon worden.

Maar nu...?

Zij vroeg Odon of hij geen lust had om te reizen. Dat had ze jaren geleden, ook in uiterste radeloosheid, en met dezelfde ongunstige uitslag, aan Marguerite voorgesteld. Neen,

[pagina 582]
[p. 582]

in reizen had hij helemaal geen zin. In niets had hij eigenlijk zin; en weer liep hij als vroeger, uren en uren, dagen en dagen, doelloos zwervend rond. Wat er in hem omging kon ze nauwelijks vermoeden, het geheim van zijn ziel bleef stug achter zijn strak gefronste wenkbrauwen verborgen, maar zij voelde instinctmatig en vol vrees dat zich iets voorbereidde, daar het niet denkelijk was, dat zulk een abnormale toestand voort zou blijven duren.

Op een ochtend vroeg hij, heel kalm maar vastberaden, of Médard hem eens met 't rijtuig naar de stad kon brengen. O! Zou hij soms weer naar die meid toe gaan? schrikte mevrouw in zichzelf. Maar zij dorst er niet eens een woord over reppen en gaf haar toestemming zonder zelfs te vragen wat hij in de stad wou doen.

Hij ging, en kwam terug, en vertelde ook geen woord over zijn uitstapje. Enkele dagen later wou hij weer gaan. Opnieuw vroeg en kreeg hij permissie; maar de derde maal achtte hij de vraag overbodig; hij zei eenvoudig: - 'k Zal eens 't rijtuig moeten hebben... en van dat ogenblik af gaf hij helemaal geen explicatie meer; hij beschikte over knecht en rijtuig naar goeddunken, geregeld om de drie of vier dagen, in volle, ongecontroleerde vrijheid.

- Wat kan ik eraan doen? zuchtte mevrouw Dudemaine, machteloos de schouders ophalend, toen haar man eindelijk over dat misbruik begon te mopperen. Hij heeft hier ook niets en hij is in vakantie.

- Indien we althans maar wisten wat hij uitvoert, meende meneer Dudemaine.

Mevrouw Dudemaine wist niets bepaalds, maar zij twijfelde niet meer. Zij dachten er even over om Médard te ondervragen, doch wat zou het baten? Wellicht wist Médard niets; en, wist hij wél iets, hij zou het tóch niet zeggen. Daarenboven voelden zij een sterke weerzin om er nog eens hun bediening mee te bemoeien. Die hadden al maar veel te veel intieme huiselijke drama's bijgewoond. Neen, het was niet eens de moeite meer, zij konden tegen het noodlot niet op, zij moesten zich nog wel gelukkig achten wanneer de verhouding, hoe bedroevend ook, tenminste zonder geweldige scènes kon blijven doorgaan zoals ze thans was; en

[pagina 583]
[p. 583]

meneer ging zich maar hoofdschuddend weer verwikkelen in de warkluwens van de Genèse Universelle, terwijl mevrouw, in zichzelf teruggetrokken, innige gepeinzen en gevoelens koesterde.

Zij leefde in 't verleden... Voor haar waren de enige levensjaren die nog telden, die welke zij met haar oudste kind, met Marguerite geleefd had... Marguerite!... O, nu zou ze vijfentwintig zijn, indien ze nog leefde. Vijfentwintig... de schoonste jaren van het leven, de volle opbloeiing van de jeugd, van de kracht, van de schone levensfrisheid! Zij zou om en bij haar nog zijn, getrouwd wellicht, met lieve, kleine kindertjes, die haar oude dag zouden opfleuren en verjeugdigen. Zij zou haar levenssteun en haar vriendin geworden zijn; zij samen - twee vrouwen - zouden elkaar begrepen hebben, zouden samen sterk geweest zijn, één vaste, solidaire kracht tegenover de twee mannen die haar, alleen, toch niet begrepen, omdat zij mannen waren en zij nu een eenzame vrouw was...

Marguerite!... In stille weemoed zweefde 't zachte beeld van de tragisch jonggestorvene voortdurend om haar heen. Het werd haar troost en haar bestendig zielegezelschap; zij sprak met haar, zij wandelde met haar, zij zat aan haar zijde, in de lange, lange uren van haar melancholische vereenzaming. Het was niet langer een herinnering van rouw en lijden; het werd een zacht en dagelijks steeds inniger elkaar benaderen, elkander voelen en begrijpen, een heilig samen zich versmelten tot één enkel liefdewezen, dat eindelijk nooit meer zou te scheiden zijn. 't Werd een religie, een zaligtroostende religie. Onwrikbaar-vast geloofde mevrouw Dudemaine aan een ander, beter leven, waar zij, tot loon van al haar lijden op aarde, die dierbaarste helft van zichzelf - haar dochter - die zo vroeg was heengegaan, in eeuwig gelukkig samenzijn terug zou vinden. Het gaf haar de moed en de kracht berustend en gedwee haar levenslast te blijven dragen, want zij wist wel dat het einde naderde, het einde dat voor haar 't begin van de gelukzaligheid zou zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken