Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 584]
[p. 584]

XXV

Tegen half september, toen de vakantie bijna uit was, verklaarde Odon heel onverwacht op een ochtend, dat hij van plan was kamers in de stad te nemen, om daar rustig zijn studies voort te zetten. 't Was immers beter dan elke dag - met hoeveel tijdverlies! - heen en weer te rijden, zoals eerst besloten was.

Zijn ouders hadden geen principieel bezwaar daartegen; zij stemden toe. Zelf ging hij zijn kamers uitkiezen en met 1 oktober woonde hij in de stad.

Elke zondag kwam hij weer op 't Landjuweel; Médard ging hem 's ochtends met het rijtuig afhalen, en bracht hem 's avonds terug. Langzaam aan begon hij van zijn ouders te vervreemden, en zijn ouders vervreemdden van hem. Niets of weinig wisten zij van zijn nieuw leven af. 't Was winter geworden, het vroor, of sneeuwde, of regende, en zij aarzelden om hem in de stad te gaan opzoeken. Wat hadden zij er ook aan? Zij zagen zijn kamers en verder wisten ze toch niets van zijn leven af. Wanneer zij hem vraagden waaraan hij zijn vrije uren besteedde, was zijn antwoord nagenoeg altijd 't zelfde:

- 'n Beetje wandelen; af en toe eens uit met kameraden, naar 'n opera of komedie.

Kameraden? Welke kameraden? Daar merkten zij verder niets van; en wanneer zij informeerden wie die kameraden waren, noemde hij vage namen, die hun niets zeiden.

Evenmin wisten zij nog iets bepaalds, aangaande zijn verhouding tot Sieske Beeles dochter. Zag hij haar weer? Zag hij haar niet? Raadsel. Eén ding verwonderde mevrouw Dudemaine: dat Sieske nog niet weer om geld gekomen was, wat zij hem beloofd had, indien hij haar hielp zijn dochter van Odon af te houden. Was dat wellicht een zwijgende

[pagina 585]
[p. 585]

schuldbekentenis? Wist Sieske dat Odon weer bij Sidonie was en durfde hij daarom het beloofde op 't kasteel niet komen halen? Zij had het wellicht kunnen vernemen met Sieske te ondervragen, maar ach, waarom ook? Zij kon er toch niets meer aan veranderen, en was het dan niet rustiger voor haar om het maar niet te weten?

Die rust, helaas! de droeve rust van de onwetende, zou haar door een toeval spoedig ontnomen worden.

Op een middag, in 't begin van de lente, dat zij naar de stad gekomen was met het idee om voor Odons zomeruitzet te gaan zorgen, vond zij hem niet op zijn kamers. Hij was even uitgegaan, berichtte de hospita, doch had haar last gegeven, indien mevrouw in zijn afwezigheid kwam, om te vragen of zij een poosje op hem wachten wilde, daar hij heel spoedig zou terugkomen.

Mevrouw Dudemaine nam een stoel en ging zitten. Zij staarde een tijdje, met onverschillige ogen, naar de beweging in de straat. Doch spoedig wendden haar vermoeide blikken zich van de oninteressante drukte af en gingen dromerig rondom de ietwat sombere, banaal gemeubileerde kamer. Zij keek naar onbeduidende jachtlitografieën aan de wanden, naar de vergulde spiegel en het bronzen klokje op de schoorsteen, naar de ronde tafel en de groene stoelen; en eindelijk, in de somberste hoek, tegen een donkerrode draperie, naar een mahoniehouten lessenaartje met half uitgetrokken lade, waaraan, bescheiden glinsterend, een bosje sleutels hing.

- Hè, dacht mevrouw Dudemaine, - Odon heeft zijn sleutels vergeten.

Zij dacht er eerst niet verder over na en staarde weer naar buiten. 't Begon haar te vervelen dat hij zo lang wegbleef, en zij vond het ook niet aardig van hem, aangezien hij toch wist dat zij komen zou. Enfin, 't was mogelijk dat iets dringends hem genoopt had uit te gaan. Zij zuchtte even en weer wendden zich haar blikken rond de kamer, op de schoorsteen, op de wanden, op de stoelen en de tafel, en eindelijk, als hypnotisch aangetrokken, nog eens op het blinkend sleutelbosje aan de open la van 't lessenaartje.

- Wat is hij slordig, zuchtte ze in zichzelf; - zo'n hospita kan daar toch immers in gaan snuffelen. En machinaal stond zij

[pagina 586]
[p. 586]

op, uit ordelijke gewoonte, om die hinderend openstaande la te sluiten.

Zij wierp er een blik in alvorens dicht te doen. Niet netjes, hoofdschudde zij stil. Alles lag er overhoop: papieren, touwtjes, doosjes, enveloppen, eindjes sigaar. Zij duwde met de knie om die wanorde niet langer te zien, maar iets haperde, een touwtje dat tussen de la zat gekneld, en toen zij het uittrok rolde een heel stapeltje rommel, waaronder een aantal nog niet opgeplakte kodak-fotografietjes, naar voren.

- Hè, wat is dat? murmelde zij, een van die dingetjes opnemend.

Plotseling kreeg ze een kleur als vuur en haar handen begonnen te beven.

- Hoo! kreet ze met afschuw, het op elkaar gerolde ding weggooiend.

Maar zij nam er een ander, en nóg een, en nóg een, en de walg en de schaamte stegen steeds heftiger in haar op, tot zij daar even als gestold stond van ontzetting, de wenkbrauwen gefronst, de lippen op elkaar geknepen, stijf als een beeld. Eindelijk porde zij het hele hoopje bevend in een hoek, sloeg de la dicht en verliet ijlings de kamer, recht naar beneden, strak langs de diep verbaasde hospita heen, die haar in de gang tegemoet gelopen kwam, en aan wie ze zelfs geen enkel woord van uitlegging kon geven. Zij vluchtte weg, de straat op, ijzend bij 't idee haar zoon nog te ontmoeten; zij liep een winkel binnen, verstopte er zich als 't ware en liet Médard telefoneren, dat hij onmiddellijk om haar moest komen.

Wat zij in de la ontdekt had waren fotografieën van Odon en Sidonie, afbeeldingen, zoals zij niet vermoedde dat een menselijk wezen zich ooit toe lenen zou, dingen zoals zij niet wist dat er op de wereld, hoe verdorven ook, bestonden. 't Was de genadeslag; haar laatste hoop in hem was nu beslist verloren, haar affectie was dood; zij schaamde, scháámde zich over haar zoon, alsof hij alle vrouwen, en wel in de eerste plaats zijn eigen moeder, in die éne had onteerd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken