Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 708]
[p. 708]

XIX

Ondanks de patrijsjes, de kippetjes, de wijntjes en veel andere lekkere dingen, kwam er echter geen verbetering in juffer Toria's toestand. Integendeel: zij ging achteruit. Haar grof gezicht, onder de zwartgeverfde haarpruik, werd steeds geler en steeds meer gerimpeld, de grote mond met valse tanden puilde uit tussen de ingevallen wangen en de donkere ogen hadden soms een star-verschrikte uitdrukking, alsof zij angstwekkende taferelen aanschouwden.

- Vólhêwen, ge zil zien dat 't er mee zal beteren, verzekerde dokter Van Boeckel. Maar ondanks al de prikkelende of kalmerende middelen nam de eetlust af en bleven de nachten slapeloos, terwijl de pijnen, inzonderheid de maagkrampen, soms onuitstaanbaar werden.

Iedere maaltijd, meestal gevolgd door het schrikkelijk lijden, was een telkens vernieuwde proefneming en beproeving.

Gelukte het dat iets gevonden was wat minder smart veroorzaakte, dan werd het elke dag, en zelfs verschillende malen daags gebruikt, tot de zieke er beu van werd, of weer de pijnen voelde. Ook de ‘flasselkes’ van alle kleur en smaak volgden 't een het ander op, tot zij om de beurt hun uitwerking en kracht verloren, en 't enigste wat juffer Toria's smarten werkelijk nog een poos verzachten kon, was een lichte bedwelming door wijn. Dan kreeg zij weer een lichte blos over haar gele wangen, haar zwarte ogen schitterden, zij praatte en herleefde, alsof zij reeds genezen was. Het wond haar op, zij kon zelfs vrolijk worden en weer levendig belang stellen in de kleine gebeurtenisjes van haar stil-bekrompen omgeving. Zij werd vertrouwelijk in die uren, zij vertelde of hoorde graag iets uit het verleden, en, wat juffer Constance een onoverwinnelijke griezelangst inboezemde, telkens, als de zieke in die stemming was, eindigde zij met het gesprek

[pagina 709]
[p. 709]

te brengen over de gehate mannen en de verafschuwde liefde. 't Was als een soort van depravatie. Aamlie en het Puipken moesten op informatie uit, moesten haar weten te vertellen welke liefdesschandaaltjes er op 't dorp gebeurden, wie van de jonge meisjes op dat ogenblik een kind moest krijgen, wie onder de getrouwde mannen zich met andere vrouwen bezighield. Over meneer de pastoor en zijn ongehoorde toegevendheid voor de misbruiken van Céline was zij nooit uitgepraat, nog altijd giftig op het Puipken, omdat hij beweerde daar niets van af te weten; en zo bracht zij het gesprek over zichzelf, met een nijdige trots haar vuisten ballend, razend op de mannen in het algemeen: - De sloebers, ze zoên 't mee mij moeten proberen! Ofwel zij viel, gans onverwacht, het ontstelde Ezelken aan: - Ou hêt 't nog ienen durven vroagen, die sloeber van die koster; moar aan mij noeit, noeit, niemand! En in haar woedekreten trilde 't van teleurgestelde wrok, een wrok die zich dan weer in het behagen koesterde van al het kwaad dat zij gedurende haar ganse leven aan de liefde en de geslachtsdrift had gedaan: de doodgeschoten hanen, de geworgde tortels, de gecastreerde poezen en konijnen, en de meid die zij had weggezonden, aan de deur geschopt op de nooit vergeten, akelige dag dat Mirza haar eerste en enige misstap had begaan.

Juffer Toria had het moeten weten!... Zij had moeten weten dat het Ezelken, kort na de geboorte van het eerste kind, bij de verfoeide koster aan huis was geweest, dat zij er kennis met de jonge moeder had gemaakt, dat zij vertederd 't wichtje in haar armen had genomen, en nauwelijks geprotesteerd had, toen de koster, half lachend, half ernstig zei, dat het wel aardig zou geweest zijn indien zij meter van het kind geworden was! Juffer Toria had het moeten weten, dat zij er later was teruggekeerd, door zij wist niet welke grote attractie aangelokt, en er sinds die dag geregeld kwam, twee, driemaal in de week en er grotendeels de winkelwaren kocht: koffie, suiker, meel, rijst, die zij eertijds in de andere winkels van het dorp ging halen! Het Ezelken verweet het zich als een verraad tegenover haar oude vriendin en weldoenster; telkens nam ze zich vast voor er niet meer heen te gaan, maar telkens weer bezweek zij onder de verzoeking,

[pagina 710]
[p. 710]

die als een ondeugd werd waartegen zij geen weerstand meer kon bieden.

Neen, zij kon niet boos zijn op die man, zoals juffer Toria dat wilde, alleen omdat hij haar ten huwelijk had durven vragen. Zij durfde 't nauwelijks aan zichzelf bekennen, maar zij voelde 't nu eerder als een huldeblijk van hem, iets dat zij niet moest, en trouwens ook niet kón, vergeten. Zij voelde nog steeds geen de minste spijt hem van de hand te hebben gewezen, maar zijn gezin, zijn vrouw, zijn kind, zij beschouwde 't zowat als haar eigen gezin, dat zij moest helpen steunen en beschermen, indien het haar mogelijk was.

Wat haar ook bijzonder aantrok en boeide, was de toeschietelijke, minzame bejegening, die er haar telkens wachtte. Zijn kloeke, degelijke vrouw wist niet wat ze al doen zou om haar te behagen; juffer Constance mocht niet bij de winkeltoonbank blijven staan, als gewone, andere klanten; zij moest in de keuken komen, uit de tocht, bij de kachelwarmte; zij moest een kop koffie of een glaasje zoete likeur aanvaarden, zij moest maar doen precies alsof ze thuis was.

En 't Ezelken, haar leven lang gewend voor anderen zich op te offeren, liet zich nu door de bekoring strelen op haar beurt ook eens door anderen verwend te worden. Zij zat daar, gelukkig-glimlachend, met van emotie warme wangen in de keuken naast de wieg van 't kindje, dat zij met een ware liefde zag opgroeien. Het was een meisje en heette Clemence, en 't Ezelken was blij dat het een meisje was, en juist toevallig dezelfde voornaam droeg als haar geliefde overleden moeder. En, wat ze ook al deed, en hoe ze zich ook diep voor die gedachte schaamde: zij kon het kind niet in haar armen nemen, zonder telkens daarbij die onzinnige en bijna zondige gewaarwording te voelen alsof 't háár eigen kind was. In 't bijzijn van de koster dorst ze 't haast niet aan te kijken, maar zodra zij zich met zijn vrouw alleen bevond, was 't haar groot geluk het even op haar schoot te nemen en met een soort schroomvallige onhandigheid te knuffelen, zodat de kostersvrouw meer dan eens verwonderd uitriep:

- Wel, iefer Constance, hoe dat-e gij toch nie getreiwd 'n zijt, gij die zeu geiren kinders ziet!

[pagina 711]
[p. 711]

Toen lei ze spoedig, angstig als 't ware, 't wichtje in zijn wieg terug, en antwoordde, verlegen:

- Oeijoeijoei! Op zuk 'n dijngen 'n hè k' ik van mijn leven nie gepeisd; 'k loate dat aan ander over.

Maar eens, terwijl ze 't kleintje op haar schoot had, kwam de koster haastig binnen, vóór ze de tijd had gehad het weer in zijn wiegje te leggen.

- Wel wel, iefer Constance, wordt-e nou kindermeissen! riep hij, vrolijk-verbaasd.

Zij schrikte eerst zó, dat ze geen woord kon vinden; en 't was de kostersvrouw die in háár plaats antwoordde:

- O, iefer Constance es zot van kinders, ge 'n hèt doar gien gedacht van!

- Es 't woar! lachte de koster, 't Ezelken ondeugend-schalks aankijkend. - Hawèl, weet-e watte, knipoogde hij naar zijn vrouw, - we zillen heur numero twieë cadeau doen!

- Zij-je niet beschoamd! riep verwijtend de kosterin, een kleur krijgend.

Onthutst keek 't Ezelken haar aan.

- Joa joa, iefer Constance, 't es al were zeu verre, binnen 'n moand of drije,... schertste de koster.

Vuurrood sloeg 't Ezelken de blik ten gronde en even duizelde 't in haar van ongekende akeligheid. Zij werd eensklaps weer boos en nijdig op hem, zoals destijds, wanneer zij hem, ofschoon ten onrechte, verdacht met Céline te knoeien.

- Zwijg moar, zwijg moar, bromde zij, 'k 'n moe zuk 'n dijngen nie heuren. En zij stond op om te vertrekken.

- O, gien dwoaze loeder! knorde de kostersvrouw op haar man.

- Verexcuseerd, iefer Constance, verexcuseerd, trachtte deze, gans beteuterd, zich zijn onhandig grapje te doen vergeven. Gelukkig kwamen er mensen in het winkeltje. Dat was een verlossende afleiding, ook voor het Ezelken, die reeds niet boos meer, maar nog steeds zo diep ontsteld was.

- Tot morgen? Of tot overmorgen? vroeg angstig de vrouw, het Ezelken tot aan de voordeur uitleidend.

- Joa, 'k peis 't toch wel, zei 't Ezelken.

En, haar zwarte mantelkap beschermend over 't hoofd getrokken, ging zij de straat op.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken