Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 712]
[p. 712]

XX

Gedurende vier dagen was juffer Constance in het kostershuis niet meer te zien. Maar langer kon ze 't ook niet volhouden. Het trok haar weer aan als een ondeugd. Al die dagen had ze met vurige vroomheid gebeden, waarom wist ze niet, maar gesmeekt en gebeden, was te biecht en te communie geweest in het naburig dorp waar ze ter kerke ging; en versterkt kwam ze terug, vast wetend dat ze nog terug mócht komen, zonder doodzonde te bedrijven.

Er was dan ook nog wel iets anders, dat haar in het huisje van de koster aantrok. Nu ze toch haar broeder had teruggezien en niet bang was hem nog meer te ontmoeten, was van lieverlede een stil knagende belangstelling voor zijn leven weer in haar ontwaakt. Niet dat ze nog hoopte ooit bij hem terug te komen, die illusie was voor altijd uit en zij verlangde 't haast niet meer, maar zij wilde nog wel graag iets van hem horen en in de eerste plaats te weten komen, hoe het nu gesteld was met de verderfelijke invloed van die verfoeide meid, voor wie zij de pastorij - de droom van gans haar leven - had moeten verlaten.

Lang had zij geaarzeld, lang had zij gehoopt dat de koster er toch eens over zou beginnen, maar hij blééf zwijgen, en eindelijk, wachtensmoe, vroeg ze 't hem zelf ronduit, sidderend voor het geduchte antwoord.

Maar dadelijk zette de koster een ernstig-bedenkelijk, bijna wrevelig gezicht.

- O, iefer Constance, zei hij; - ik ben de loaste meins van de weireld aan wie da ge dá moet vroagen. Menier de páster zegt zjuust tegen mij de neudige woorden, en sedert dat-e gij uit de pasterije wig zijt 'n ben ik er zelfs in de keuken nie mier geweest. Als ik er kome ['k moet er wel komen, ne woar?] loat iefer Céline [en zijn stem gromde toornig met

[pagina 713]
[p. 713]

spottende nadruk op dat woord ‘iefer’] loat iefer Céline mij in de gank op de matte stoan, en doar mag ik d'orders van menier de páster afwachten.

De man sprak waarheid. Sinds juffer Constance weg was, had Céline in de pastorij schoon schip gemaakt en in alles haar invloed doen gelden. Wist iefer Constance dan niet, dat Céline stookte om hem, de koster, uit de kerk weg te krijgen en haar oudste broer, die stommerik, die dronkaard, in zijn plaats te stellen? Wist juffer Constance dan nog niet dat Célines moeder, zusters, broers ganse dagen in de pastorij zaten en er 's avonds met vrachten van allerlei goeds vandaan kwamen? En was het eindelijk juffer Constance onbekend, dat zelfs het goede Puipken er aan de deur was gezet, ja ja, het Puipken, die meer dan twintig jaar in de tuin van de pastorij gewerkt had, om voor Célines vader, een onbekwame luiaard, de plaats in te ruimen?

Juffer Constance, de wangen gloeiend, de handen van ontzetting in elkaar geslagen, hoorde me daar mooie dingen. Nooit had ze in de verste verte zelfs vermoed dat het zó erg kon worden. Aan 't goedig Puipken had zij in de laatste tijd wel iets ongewoons gemerkt, een zekere lusteloosheid en neerslachtigheid; maar, dat hij uit de pastorij was weggezonden, neen, daar wist ze of vermoedde ze het eerste woord niet van! En 't was dus ook niet alleen ‘sneukeien’ meer, maar gewoonweg stelen, wat die schandelijke meid nu deed! En haar broeder duldde dat, verdedigde dat, in plaats van haar op straat te schoppen! Of wist hij misschien niet wat er gebeurde? Of wilde hij 't niet weten? Wat was dat toch met hem?

- Doar 'n verstoa giene meins hem aan, antwoordde, voorzichtig-ontwijkend, de koster.

- Drijnkt ze nog! Lig ze nog almets zat in heur bedde, die vodde? vorste 't verontwaardigd Ezelken.

De koster haalde zijn schouders op.

- Al da 'k zie es da ze wrie reud en streus wordt, zei hij. Sinds zij uit de pastorij vertrokken was, had juffer Constance haar vroegere meid niet meer van dichtbij gezien, of niet meer willen zien. Waar zij haar toevallig op straat moest ontmoeten, wendde zij met walg het hoofd af. Maar nu dat

[pagina 714]
[p. 714]

het verfoeide schepsel onverwacht weer op de voorgrond van haar leven drong, voelde 't Ezelken een soort van kwellend, ziekelijk verlangen in zich opkomen om haar nog eens waar te nemen.

't Was ook niet moeilijk, als ze maar wat geduld wou hebben. De pastorij stond schuins tegenover het kostershuis, en van achter 't winkelraampje kon men gemakkelijk de voordeur en de stoep bespieden. 't Ongeluk was dat het Ezelken, ter wille van juffer Toria, nooit lang weg mocht blijven, en dagen en dagen verliepen zonder dat zij iets anders dan de barre muren en de gesloten deur en vensters van de pastorij te zien kreeg.

Maar eindelijk, op een schemeravond, gelukte 't. Het Ezelken zat bij 't kinderwiegje in de keuken, toen de kostersvrouw, die in de winkel was, haar eensklaps dringend toeriep:

- Toe, iefer Constance, hoast ou, z' es doar!

Het Ezelken kwam gevlogen en staarde, met bonzend hart achter de toonbank verborgen, door het winkelraam naar buiten.

Céline ging juist de treden van de stoep af. In zwartwollen muts en zwartlakense mantel, de volle wangen hoog van kleur, de ogen wild als altijd, toch uiterlijk ingetogen van kleding, maar volkomen zelfbewust in haar vlugge, soepele bewegingen, stapte zij, met een air van arrogantie, de stille straat in. 't Ezelken wist niet wat zij zag, herkende haar vroegere meid haast niet meer. Zij zag de flinke houding, de forsgeworden heupen, en in een even van elkaar waaien van de met blauw gevoerde, zwarte mantelslippen, de prachtig-kloeke golving van haar zwaargeworden boezem.

- Ha moar Hiere toch! Ha moar Hiere toch! kermde 't ontstelde Ezelken tot de kostersvrouw, alsof deze het verhelpen kon. En plots, zichzelf niet langer kunnende beheersen, barstte zij in overstelpende tranen uit.

- Wa schilt er toch! Wel, wel, iefer Constance ge' meugt ou da zeu noar nie trekken! poogde de geschrokken kostersvrouw het Ezelken te troosten. Maar het Ezelken wás niet te troosten. Zij schreide en snikte hoe langer hoe heviger zonder te kunnen of te durven bekennen waarom ze zo schreide,...

[pagina 715]
[p. 715]

ze schreide, omdat Céline zo schoon en zo fors was geworden, ze schreide, omdat ze daar zo zelfbewust en arrogant en statig over de straat liep, ze schreide, ze gruwelschreide van onverklaarbare angst, omdat Céline, nauwelijks verborgen door de losse slippen van de lange, zwarte mantel, zulke prachtig-volle heupen en zulk een zware, stevige boezem had gekregen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken