Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 716]
[p. 716]

XXI

Met dat al waren en bleven de bezoeken in het kostershuis toch feitelijk de enige uitspanningsuren, die het Ezelken, sinds juffer Toria's ziekte, genoot.

Juffer Toria was een van die verwende en lastige zieken, die aldoor iemand om zich heen willen hebben. Was juffer Constance eventjes uit, zolang ze niet terugkwam moest Aamlie bij haar blijven. Maar juffer Toria bleek oneindig veel meer gesteld op het gezelschap van juffer Constance dan op dat van haar meid, die trouwens ook genoeg haar werk in huis had, en zo kwam het vanzelf dat het Ezelken haar schaarse ogenblikken rust en vrijheid steeds zag inkorten.

Daarover klaagde zij niet en paste haar zieke vriendin met liefde en toewijding op. 't Werd zelfs een goede afleiding voor haar verdriet, en zij, die na de ruzie met haar broer onder gebrek aan bezigheid geleden had, was gelukkig zich weer voor iemand te kunnen opofferen.

't Was anders geen prettige zaak. De kwaal van juffer Toria bleef slepende, nu eens was zij wat beter, dan weer minder goed, maar toch in het geheel met trage, stage achteruitgang. Wat dokter Van Boeckel ook al troostte en welke middelen hij ook voorschreef, genezen deed hij juffer Toria niet.

Voor wie dagelijks met de oude kwezel leefde was 't niet zo opvallend, maar wie haar slechts af en toe zag, schrok van de verandering. 't Was als een boom of een plant, die langzaam uitdroogt en doodgaat. Alles aan haar scheen te verschrompelen en te vervallen: haar knokkelige handen werden als gerimpeld perkament, haar geel gezicht scheen te versmallen en te verkleinen, haar hoofd zonk, als te zwaar geworden, voorover op de borst, door de trekkende pezen van de ontvleesde hals, als met strakgespannen touwen vastgehouden. De eetlust was weg en kon, zelfs door de fijnste schoteltjes

[pagina 717]
[p. 717]

van Aamlie, niet meer worden opgewekt. De stem had een schor-holle, doffe klank gekregen, de pijnen werden knagend en bestendig, en de grote mond met dikke, blauwachtige lippen, hing, als in benauwend hijgen, voortdurend half open. Alleen de ogen, de grote, stuurse, kwade, zwarte ogen, hadden nog niets van hun somber vuur verloren en schenen van de heldergebleven kracht van haar geestvermogens te getuigen.

Juffer Toria scheen het voorgevoel te hebben, dat zij niet meer zou genezen. Zij geloofde niet langer aan de troostende voorspellingen van dokter Van Boeckel, zij koesterde zelfs een geheime, wrokkige minachting tegenover hem en deed niets meer van al wat hij haar voorschreef; maar met al de inspanning van haar laatste krachten en de medehulp van 't Ezelken, streed zij, om, door de steun der goddelijke macht, misschien nog haar genezing, en, in elk geval, haar zielezaligheid te bewerken.

Juffer Constance werd in het dorp rondgestuurd, om oude en jonge ongehuwde dochters van uitmuntend gedrag bij elkaar te zoeken, die, voor juffer Toria's genezing, gezamenlijke bedevaarten naar verafgelegen dorpen zouden ondernemen. Juffer Constance zelf, met Aamlie voor de heilige huisbeeldjes neergeknield, bad vroom, en uren lang, elke ochtend en avond, en zelfs de oude Marcellien en 't Puipken werden op de verste bedewegen, waar de vrouwen moeilijk op één dag konden komen, uitgezonden.

Sinds het Ezelken van haar broer verwijderd was, had ook juffer Toria alle betrekking met hem en de pastorij verbroken; maar de oude kwezel, die anders haar leven lang in de intimiteit van de dorpsgeestelijkheid had verkeerd, voelde zeer de leemte van die brouille, vooral nu zij in de geestelijke hulp haar laatste toevlucht zucht; en, na enkele dagen strijd en aarzeling, liever dan zelf de eerste stap van de trouwens zeer bezwaarlijke toenadering te wagen, zond zij een boodschap naar meneer de pastoor van het naburig dorp, waar 't Ezelken nog steeds ter kerke ging, of die haar ook soms een bezoek zou willen brengen.

Meneer August de Stampelaere, pastoor van bedoelde gemeente, was een man van zeer geringe afkomst [zijn ouders

[pagina 718]
[p. 718]

waren kleinboeren] maar die, om zijn knappe voortvarendheid, bijzonder gunstig bij zijn overheden aangeschreven stond.

Nog geen dertig jaar oud en reeds pastoor van een zeer belangrijke parochie, had hij zijn invloed en prestige zó weten op te houden, dat hij, in de gehele streek, een macht geworden was, waarmee, op allerlei gebied, moest gerekend worden. Hij was het, die in tijden van verkiezing, met meneer de baron-burgemeester rondging om de boeren te leren stemmen; hij, eerder nog dan de kantonrechter, die menig geschil tussen de ingezetenen weer in het reine bracht; hij, eindelijk, die huwelijken makelde en meer dan één grote pachter zijn boerderij had aan de hand gedaan. Maar zijn grote specialiteit, waarin hij reeds de schitterendste triomfen had gevierd, was het inpalmen van oude, rijke vrijsters, die, door zijn welsprekendheid voor 't goede doel bekoord, meestal eindigden met hem, hetzij van hand tot hand, terzij per testament, belangrijke sommen geld te legateren. Dit ging niet altijd zonder ergernis of wrijving, en doorgaans zelfs met verwoede vijandschap vanwege gefrustreerde erfgenamen; maar hoog stond meneer de pastoor boven zulke kleinzielige bezwaren van enkele nichtjes of neefjes verheven: hij deed het immers tot meerder eer en glorie van God; en zijn prestige, inplaats van eronder te lijden, verhoogde nog aanzienlijk door het angstig ontzag, dat hij alom daarmee inboezemde.

Vanaf 't eerste woord dat het ontroerde Ezelken over haar boodschap zei, begonnen zijn felle ogen te flikkeren, en dadelijk was hij bereid om met haar mee te gaan. Toch kwam er even een confraternele bedenking in hem op; hij herinnerde zich dat juffer Constances broer pastoor van die gemeente was, en vroeg:

- Joa moar, menier Désiré, iefer Constance, komt-ie hij bij iefer Toria niet?

Het Ezelken sloeg bedroefd de blik ten gronde:

- Nien hij, menier de páster, nien hij; iefer Toria 'n hèt hem nie gevroagd, antwoordde zij stil.

Meneer De Stampelaere drong niet aan. Hij was op de hoogte van het geschil tussen broeder en zuster en wenste er zich

[pagina 719]
[p. 719]

niet verder in te mengen. 't Was hem om te beginnen voldoende te weten, dat juffer Toria wel hém en niet de pastoor van haar eigen dorp verlangde. Later zou hij de toestand wel zien te regelen zoals 't behoorde.

Met de vaste belofte, dat hij diezelfde avond nog zou komen, leidde hij het Ezelken tot aan de voordeur uit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken