Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 905]
[p. 905]

VIII

Doch langzaam aan begon de rijke, gouden zomer tot het bruine bronskleed van de herfst te tanen en de dagen werden korter en de nachten koel. Weldra woeien de dorre bladeren als zwermen verschrikte vogels uit de hoge kruinen weg, of droppelden in stille, gele tranen neer, heel langzaam, een voor een, met zuchtgeritsel door de naakte twijgen.

Al spoedig zouden de koeien voor de ganse winter uit de weide worden weggehaald. Al spoedig ook zouden de regerende kastelen, thans nog zo trots in luisterrijke najaarspracht boven op hun heuvel, voor maanden lang gesloten en verlaten worden. En de vrolijk-joelende koewachtertjes zouden uit elkaar gaan en zoals kouwelijke winterbeestjes voor elkaar verdwijnen, de een hier, de andere daar, verwijderd en onzichtbaar voor elkander, totdat de zachte lenteluwte hen weer bijeenbracht. Zij zaten 's winters op de verre boerderijen, in mist en slijk en regen, of zij hielpen in de stille, lemen hutjes zwingelen het vlas van de rijke zomeroogsten, bij het eentonig snorren van de tredmolen, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, in kou, en stof, en grijzigheid.

En hij was wel steeds vooruit bekend in 't dorp, de afscheidsdag van de regerende kastelen. Mevrouw de gravin ging rond, en mevrouw de barones ging rond, tot in de verste arme huisjes, en overal gaven zij iets, als hulp en onderstand voor de lange, gure winter.

Fonske wist het al dagen tevoren: mevrouw de gravin was reeds bij de ouders van Rietje Koarelkes en Feelke Brouwers geweest en mevrouw de barones bij die van Mielke Katoor en Dolfke van de Wiele, en hij twijfelde niet of ook bij zijn moeder zou weldra iemand komen.

En er kwam iemand! Er kwam, zoals Fonske wel had durven hopen en verwachten, jonkvrouw Elvire met haar gou-

[pagina 906]
[p. 906]

vernante.

Fonske was thuis toen zij kwamen. 't Was op een grijze novemberochtend en zij stonden daar ineens voor 't kleingeruite raampje, waardoor zij even aarzelend naar binnen keken.

- Toe, Fons, doe open, ze zijn doar! riep de moeder gejaagd.

Fonske ging haastig opendoen en de twee meisjes traden binnen.

De Engelse kende té weinig Vlaams om met de mensen een gesprek te kunnen voeren en daarom nam de jonkvrouw zelf het woord.

Zij stak de hand uit naar een pakje, dat de gouvernante droeg, en gaf het met een aarzelend-bedeesde glimlach aan de moeder:

- As 't ou blieft, vreiwe, dat es veur de winter.

- O, merci, mejonkvreiwe, ge zij wel bedankt, wel duzen kiers bedankt. Zet ou, mejonkvreiwe, zet ou, ieffreiwe. En zij bood stoelen aan.

Het meisje en de gouvernante gingen zitten. De Engelse glimlachte zwijgend, met schitterende tandenmond; jonkvrouw Elvire keek naar Fonske, die bij het raampje had zitten te tekenen.

- Goat 't goed? vroeg ze zacht.

- Heul goed, mejonkvreiwe, merci, antwoordde Fonske, schuchter-blozend.

- Zij-de aan iets nieuws bezig?

- 'k Tiekene 't meuleken uit, van hier.

- Mag ik ne keer zien? glimlachte zoet het meisje.

Fonske liet het haar zien.

- 't Es scheune, zei ze. En ook de Engelse kwam kijken en glimlachte met een dweperig ‘very nice indeed’.

De moeder, die met het pakje door een binnendeur verdwenen was, kwam gans ontroerd weer in 't armoedig keukentje. Zij had tranen in haar ogen, zij vatte allebei de handen van het jonge meisje, boog bijna knielend tot haar neer en stamelde bevend:

- O, mejonkvreiwe, wa zij-je toch goed, zeuveel scheune, woarme klieren en zeuveel geld, mejonkvreiwe. Es dat toch

[pagina 907]
[p. 907]

amoal wel veur ons, mejonkvreiwe? Hedde gij ou somwijlen nie gemist? O, mejonkvreiwe, Fons moe ou toch 'n heule greute scheune schilderijnge moaken en ik zal heul de winter 's morgens en 's oavens veur ou bidden.

Het jeugdig kasteelmeisje bloosde gegeneerd. Schuchter keek zij op naar Fonske, die vuurrood, met stroef gezichtje voor haar stond, als schaamde zij zich voor de té rijke aalmoes, die ze daar gebracht had. Er heerste iets onuitgedrukt-benauwends tussen de twee kinderen. Er was toenadering van zachtheid en genegenheid, en meteen was er een afstand als een afgrond, de onoverschrijdbare kloof tussen armoede en rijkdom.

't Meisje was opgestaan. Zij stond daar even, penibel glimlachend, alsof zij iets verkeerds had gedaan. Zo mooi van frisse jeugd en weelde, tegenover Fonske, die halsstarrig zijn blikken ten gronde hield geslagen. Toen stak zij hem tot afscheid een bevend handje toe. Fonske merkte 't niet. Zij kwam een stapje nader en meteen zag zij stille tranen over de wangen van het knaapje rollen. Schrikkend trok zij zich terug.

De moeder bromde:

- Fons, gie loeder, zie-je gij niet da mejonkvreiw ou 'n hand wil geven.

Bevend en gedwee stak Fonske zijn hand uit en het jong meisje drukte die vlug en zenuwachtig. Maar Fonske keek haar zelfs niet aan. Heel stil rolden aldoor de tranen over zijn rode wangetjes, tranen zo helder en zo zuiver als de kristallen droppeltjes van een levende bron.

Zij waren weg. 't Deurtje was dichtgeslagen en even werd het kleingeruite raampje door twee voorbijzwevende schaduwen verduisterd.

't Was gedaan. Nu zou alleen, voor maanden lang, de droeve, grijze winter heersen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken