Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 268]
[p. 268]

XXIII

Die uitbarsting, ofschoon elk ogenblik gevreesd, kwam dan toch nog onverwacht, op een zondagavond dat meneer Triphon zich klaar maakte om weer naar Siednie toe te gaan.

Hij stond reeds met Kaboel bij de voordeur en had de knop in de hand, toen zijn vader plotseling uit zijn bureau kwam en hem vroeg:

- Woar goa-je noartoe dan?

Meneer Triphon schrikte hevig. Sinds maanden nam meneer De Beule zo goed als geen notitie van zijn zoon meer, liet hem zijn gang gaan, beantwoordde ternauwernood, twee maal per dag, zijn ochtend- en zijn avondgroet. Meneer Triphon was zó ontzet door die onverwachte, plotselinge belangstelling in zijn doen, dat hij even roerloos bij de deur stond en het antwoord schuldig bleef.

- Verstoa-je mij niet? 'k Vroag ou woar da ge noartoe goat? herhaalde meneer De Beule vinnig.

- 'n Beetse wandelen, antwoordde eindelijk meneer Triphon beduusd.

- 'n Beetse wandelen noar 't slecht vreiwevolk toe! riep meneer De Beule woedend. En op een dreigende, autoritaire toon:

- Hier zilt-e blijven, verdome! of ge 'n zet giene voet mier in huis!

- Lijk of ge wilt, zei meneer Triphon deemoedig, zonder enige verdere uitlegging te vragen. En langzaam week hij van de voordeur weg.

Meneer De Beule was buiten zichzelf van opwinding en toorn. Zijn vrouw, die hem vanuit de huiskamer had horen ‘schieten’, kwam met betraand gezicht in de gang en meneer Triphon begreep terstond dat zij alles wisten en dat er zonder twijfel reeds een heftige scène moest hebben plaatsgehad.

[pagina 269]
[p. 269]

Meneer De Beule wendde zich dadelijk tot zijn vrouw en overstelpte haar met verwijten, alsof zij alleen de schuld van alles was. Zij had hun zoon zo opgevoed; zij was aldoor veel te zwak geweest en te toegevend voor zijn talrijke gebreken; zij had luiheid en plichtverzuim bij hem aangekweekt en aangemoedigd; door háár toedoen was het geweest, dat die gemene meid, die nu hun aller ongeluk en de smet en de schande op hun goede naam werd, in de fabriek was binnengehaald! Meneer De Beule verkeerde in een van zijn allerheftigste ‘schietbuien’ en zijn vrouw kon niets als onbedaarlijk zuchten en snikken, terwijl meneer Triphon, bij het aanhoren van die krasse uitval, verstomd bleef hoe zij reeds alles tot in de kleinste bijzonderheden wisten en hoe het blijkbaar al die weken in hen had gebroeid en gekookt, terwijl hij in de waan verkeerde, dat zij nog maar niets vermoedden. Sidonies naam werd zelfs niet eens vernoemd. Dat hoefde ook niet. Allen begrepen duidelijk genoeg waarover het ging. En kort en hard herhaalde meneer De Beule nog eens zijn condities: terstond alle betrekkingen met die meid verbreken en weer fatsoenlijk zich gedragen, zoals bij zijn stand behoorde, of onmiddellijk en onverbiddelijk en voorgoed het huis uit: ‘Het hele dorp is er vol van, ik durf mijn gezicht op straat niet meer vertonen; de mensen keren mij de rug toe!’ bromde meneer De Beule rood van gramschap. Het was ijskil geworden in meneer Triphons binnenste, en een soort lamheid zonk hem door de benen. Hij had wel iets gevreesd; hij had wel een vaag en dof-kwellend vermoeden gehad dat het zo niet kon blijven duren, maar dat het reeds zóver was, dat ze reeds zóveel wisten, dat ze reeds álles, tot in de kleinste bijzonderheden wisten, daar bekwam hij niet van!

Wat moest hij nu doen! waar moest hij nu heen, nu de draad, de levensdraad als 't ware, zo plotseling en zo ruw tussen haar en hem doorgesneden werd? 't Was hem te moede alsof hij eensklaps, door een noodlottig toeval, alles, alles kwijt was wat het leven voor hem levenswaard maakte. Hij werd er duizelig van, duizelig van de grenzeloze leegte die hij plotseling in en om zich voelde. Hij had verwoed in opstand willen ontvlammen en miste de kracht, Hij voelde

[pagina 270]
[p. 270]

alleen zijn zwakheid, zijn eindeloze, machteloze, hopeloze zwakheid!

- 't Es goed, zei hij gedwee; - 't es goed. En hij herhaalde 't nog eens, alsof hij in zijn duistere radeloosheid geen andere woorden meer vinden kon:

- 't Es goed; 't es het goed!

Maar eensklaps toornden toch even de woede en de opstand in hem los. Hij wierp een valse schuinblik naar zijn vader en bromde, bevend van innige gramschap:

- 't 'n Es nie nuedig van doar zueveel laweit veuren te moaken!

Meneer De Beule zei niets meer. Hij had genoeg gezegd. Hij trok zich als een dondergod terug in zijn bureau en zijn vrouw wrong met een smeekblik tot haar zoon de handen in elkaar. Sefietje verscheen even met rode konen van agitatie in de gang om aan madam De Beule iets over het avondeten te vragen; de rok van 't tweede meisje verdween vlug, met een zwaai, achter een deur. Kaboel geeuwde hardop van ongeduld, verbaasd dat zijn meester nu de voordeur niet opende. Mussche, die even in de gang was blijven rondlopen, kwam hem voor en achter aandachtig besnuffelen, als gold het een wildvreemde hond, die hij voor 't eerst ontmoette, en ging daarna, door zijn reukonderzoek gerustgesteld, op de bureaudeur van meneer De Beule potenkrabbelen. Meneer De Beule deed open, de kleine hond sloop kronkelstaartend binnen en de deur klakte weer dicht, met een hard geluid, dat hostiel door de gedrukte stilte weergalmde.

't Was of het ganse huis in onheilspellende dreiging bromde en boudeerde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken