Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 697]
[p. 697]

IV

Een lijster zong, zwart stipje op het hoogste takje van een boom, het komend daglicht tegemoet. Zij zong en jubelde, alsof de ganse ruime wereld enkel liefde en vreugde en vrede was. De ochtend was nog grijs en grauw en over 't stille water dreven doorschijnende dampen, ijl en licht als sluiers rook. Hier en daar wipte een vis smakkend aan de oppervlakte. Men zag ze soms even, dof-zilverflitsend, vóór ze weer in de diepte plonsden.

De vluchtelingen werden wakker en richtten zich op. Zij ontwaarden elkander vagelijk, als droevig-zwakke schimmen. Zij staarden luisterend naar het verre zuiden. Zij zagen noch hoorden iets meer.

Meneer Aamidé kwam uit het eerste rijtuig gekropen.

- Geen nieuws? vroeg hij schichtig.

Hij zag er klein en bleek uit, kleiner en bleker dan gewoonlijk. Het was alsof die ene angstnacht hem ineen had doen krimpen. Hij huiverde in de ochtendfrisheid en zijn kleine oogjes siepelden.

- Niets bezonders, menier Aamidé. Alles es stille! berichtte Boesken.

- Wa moen we nu doen? vroeg weifelend meneer Aamidé. Ja, wat moest men doen? Dat was de vraag, die zich allen stelden en die niemand behoorlijk wist op te lossen. De gezichten keken angstig en ondervragend naar elkaar.

Madam kwam uit het rijtuig. Zij zag er, alles bij elkaar genomen, nog vrij deftig uit. Lowiezeken en Hortensken streken hun verfrommelde kleren wat effen en volgden haar tot aan de vijverrand.

- Enig nieuws? vroeg zij ook dadelijk, zoals meneer Aamidé.

- Alles stille, Medám.

De zon kwam op, een vuurrode bol zonder stralen, over de

[pagina 698]
[p. 698]

nog omnevelde kruinen van het bos. De wilde eenden stegen gillend uit de vijver op en in het woud zongen nu al de vogels.

- Wat moen we toch doen! zuchtte zij op haar beurt, volkomen radeloos.

- Eerst en vooral iets eten en drinken, ons versterken! meende meneer Aamidé.

Dat was ook 't enige: iets gebruiken en verder de gebeurtenissen afwachten. Zij hadden het nodige mee en Jeannette en Hortense begonnen meteen, zo goed en zo kwaad als het ging, een en ander te schikken.

Meneer Venneman kwam eindelijk ook uit het rijtuig. Hij zag goorbleek en had geen ogenblik geslapen. Heel slapjes waggelde hij op zijn lange, slungelige benen en zijn mond stond akelig scheef getrokken.

- Ik zal het geen drie dagen uithouden! zuchtte hij.

Zij aten in gedrukte stemming, broodjes met ham en dronken een teugje witte wijn. Wat voelden ze zich armoedig, zonder hun gewone, lekker-warme ochtendkoffie! De anderen hadden zich een eindje verder in een kringetje geschaard en gebruikten ook, wat ze meehadden.

- Est-ce qu'on ne leur offrirait pas un verre de vin? stelde meneer Aamidé voor.

Madam vond dat best. Hortensken werd met een fles gestuurd.

- Merci, Medám! Merci, menier Aamidé! dankten zij van ver. Van meneer Venneman werd geen notitie genomen; 't was of hij niet bestond.

Het glaasje wijn fleurde hen toch wel ietwat op. Zij babbelden onder elkaar en Boesken kon het niet laten eventjes verrukt te lachen:

- Dat es fijne, zulle, Medám. Dat 'n hè 'k nog van mijn leven nie gedronken.

Guustje woelde in zijn broekzakken:

- 'k Vrieze dat er Medám niet vele mier 'n zal van vinden os de Duiten wig zijn.

Die onheilspellende woorden drukten dadelijk weer de stemming:

- Wa goan we toch doen? Wa goat er toch van ons ge-

[pagina 699]
[p. 699]

worden?

't Was volop dag nu, met hete zon in blauwe hemel, die zich weerkaatste in het water. De omgeving bleef ongerept stil en verlaten en ook in het verschiet was niets meer van onraad te bespeuren: het leek wel alsof alle krachten waren uitgeput in 't geweld van de vorige dag.

- Als Leonard nu toch kon komen om ons enig nieuws te brengen! verzuchtte Madam.

Nauwelijks had zij die woorden uitgesproken, of daar kwam een man langs het water, in wie zij dadelijk Leonard herkenden! Zijn kleren waren grijsbestoven en hij zag er mager en doodmoe uit, in gebogen houding en het rechteroog opvallend scheel.

- Wel, Leonard? Wel Leonard? kreet Madam met beide opgeheven armen overeind wippend.

- Dag, Medám! zei Leonard, even zijn pet optillend.

- Hoe es 't ginder, Leonard?

- Goed, Medám. Toamelijk goed.

Zij omringden hem allen, roerloos, met ronde, starende ogen. Het was alsof een wonder, een onbekend wezen uit een andere wereld vóór hen stond. Hun gretigheid om nieuws te horen was zó overweldigend, dat zij geen enkele beweging maakten, geen enkele klank uitten.

- Ze 'n hên gien kwoad gedoan, of bijkans gien, begon Leonard met vermoeide, matte stem. Maar zijn ogen gingen naar de ham-broodjes en naar de wijnfles en even slikte hij droog.

- Eet en drijnkt iest wat, Leonard, zei meneer Aamidé.

- Eten niet, moar 'k hè dust; 'k zoe wel willen iets drijnken, menier Aamidé.

Met bevende hand schonk meneer Aamidé hem een groot glas wijn. In één lange teug dronk Leonard het leeg. Toen ging hij zitten op een mand en begon te vertellen.

't ‘Kasteelken’ zat vol Duitsers, overheden en minderen en 't eerste, dat ze gevraagd hadden, was: ‘Waar zijn de eigenaars?’ Toen ze hoorden, dat ze gevlucht waren, had een van die kerels, een grote vent met rood gezicht, aan Leonard gezegd: - Zorgt ervoor, dat ze zo spoedig mogelijk terugkeren, anders wordt hier alles weggehaald!

- Hèbben z' al iets weggehaald? viel meneer Aamidé drif-

[pagina 700]
[p. 700]

tig in.

- Nog niet, menier Aamidé; moar z' hên gezeid os ge vandoage nie weer 'n komt da ze huel 't huis in beslag nemen. Als onder een schok keerde meneer Aamidé zich tot Madam om:

- Vous entendez, amie?

Madam zag vreselijk bleek, met grote, starre angstogen.

- Vermuerden ze gien meinschen? vroeg zij bevend.

Een weke glimlach kwam over Leonards vermoeid gezicht:

- Nien z' Medám. Tot nou toe 'n doen ze niemand gien kwoad.

- En stelen?... En branden? sidderde meneer Aamidé.

- Nie, menier Aamidé.

- En 't vreiwevolk geweld aandoen?

- Uek niet; te minste niet da 'k wete.

- Mee hoevele zijn ze wel?

- In 't durp?... Of op 't ‘Kastielken’?

- In 't dorp; al soamen.

- Ho! menier Aamidé, dat 'n kan ik op gien duzenden en duzenden noar zeggen. Dat es ienen ononderbroken struem, al van gisterachternoene: voetvolk, peirdevolk, woagens en kerren, kanonnen en wa weet ik al... 't 'n houdt nie op. Ge zoedt deuzig worden van d'r noar te kijken!

- En blijft dat allemoal in 't dorp?

- Nie nien 't. Dat trekt amoal veurbij, noar 't Westvloamsche toe.

Er was een ogenblik diepe stilte. Allen staarden roerloos naar de bleke man, die scheel zag van vermoeidheid. Zij lazen de woorden van zijn lippen. Zij waren bang en gretig om nog meer te horen.

- Joa moar, zei eindelijk meneer Aamidé, - os ze amoal deure trekken blijven d'r dan nog achter?

- Joa 't meniere, hier en doar, in de bezonderste huizen. Bij ons zijn d'r drij euverheden en 'n stik of vijftien saldoaten. 't Schijnt dat den bezondersten euverste nen dokteur es.

- Nen dokteur! Hên we meschien gewonde in huis? riep Madam angstig.

- Nie nie, Medám, de gewonde en de zieke liggen in de schole.

[pagina 701]
[p. 701]

- Hoe es dien dokteur? vroeg meneer Aamidé.

- Ne vriendelijke meins. 'k 'n Kan nie anders zeggen! bekende Leonard.

- En d' andere?

- Ha, d'andere... den ienen es azue 'n fiesken mee nen bril veur zijn ien uege, die nogal van zijnen neuze moakt; en den anderen es nen dikke vetten mee ne rueë kop, die vele drijnkt. Dat 'n ziet er moar 'n virken uit.

Weer was er een poos doodse stilte. Men hoorde het gezang van de vogels in de bossen en af en toe een diepe, stille zucht, die uit de groep der vluchtelingen opsteeg.

- En wa veur 'n toale spreken ze?

- Duits mee hier en doar wa Vloamsche woorden in. We keunen mallekoar wel verstoan. D'r es uek ienen bij die huel goe Frans klapt.

- Dewelke?

- Den dienen mee zijnen bril veur zijn ien uege.

Leonard was uitverteld. Hij had er honger van gekregen en vroeg nu iets te eten. Terwijl hij zijn broodje met ham verorberde werd er beraadslaging gehouden over wat men nu zou doen. Allen waren ervoor om maar terug te keren. Wat kon men ook anders! 't Was dát of alles in de steek laten en verder naar het onbekende dolen. Hoe eerder hoe beter dan maar. De vrouwen echter waren bang en schreiden; maar Leonard wist hun toch min of meer gerust te stellen.

- Geluef mij, doar 'n zal ulder gien controarie gedoan worden. Ge keunt toch wel peizen da 'k ik zelve nie 'n zoe were goan os mijn leven in gevoar was.

- Joa moar, ge zij gij 'n mannemeins en wulder zijn vreiwen! zanikte Jeannette troosteloos.

De mannen moesten toch even lachen, omdat het nu juist weer Jeannette was, die de vrouwelijke vrees voor een denkbeeldige gewelddaad uitte. Zelfs Madam moest even glimlachen. Jeannette, trouwens, drong niet verder aan en dadelijk begonnen de toebereidselen voor de terugtocht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken