Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 816]
[p. 816]

IV

Somber strekte nu de oceaan zijn woeste eindeloosheid uit. De grauwe wolken drukten laag en de wind gierde. Het bijna zwarte water deed denken aan een woelend berglandschap. Er waren steigerende hoogten en plonzende diepten. Het grote schip klauterde omhoog, stond een wijle als het ware onbeweeglijk op de top, plofte in de afgrond neer, in cataracten van opspattend schuim. Het sidderde en schudde en brede beken kwamen over 't dek gestroomd, tot waar zij een uitweg vonden, die hen weer in de golven stortte. De lucht was ijzig koud geworden, doorstriemd door wilde regenvlagen.

Op de commandobrug liepen kapitein en officieren huiverend heen en weer, onkennelijk onder hun zware regenjassen. Verder was het ganse dek verlaten. De gemakkelijke rietstoelen lagen op elkaar gestapeld en met touwen vastgebonden. Eén enkele passagier, die het even waagde het hoofd naar buiten te steken, werd als door een slag in het gezicht weer binnen gestampt. De orkaan zegevierde, ontembaar.

In de emigrantenafdeling waren de dekluiken potdicht. De lampen brandden in de diepte als bij nacht; en in alle hokken lagen de zeezieken op hun stroleger te kermen en te kruipen. De meesten waren al lang leeggebraakt; zij maakten nog slechts de geluiden van 't braken, in krampachtige schorkreten. Alles wat niet muurvast stond bewoog zich. Tinnen kroezen en borden ratelden over de vloer en uitgetrokken schoenen en laarzen huppelden, gleden en buitelden, alsof zij benen zochten. De lucht daarbinnen was walgwekkend ondragelijk.

Ivan lag op zijn brits, gans uitgebraakt, in dof-kreunende onbeweeglijkheid. Naast hem kronkelde zich een Duitser, die met armen en benen sloeg en stampte en voortdurend kermde en vloekte. Een eind verder was een rampzalige, die aan één stuk

[pagina 817]
[p. 817]

door dezelfde klank liet horen: een langgerekt en onophoudend ‘Aaaaaaaa...!’ alsof al de laatste krachten van zijn uitgeputte lichaam uit zijn griezelig open mond wegvloeiden.

Sinds drie dagen, dat de storm aanhield, had Ivan Clotilde niet meer gezien. Was zij ook zo ziek als hij? Hij twijfelde er niet aan, maar hij voelde zich zó ellendig, dat haar veronderstelde klagelijk lot hem haast niet schelen kon. 't Was elk voor zichzelf; men lag als dood; men had geen kracht meer om nog iets te doen, om nog aan iets te denken. De zeeziekte was één en almachtig; al het overige bestond niet meer.

Dat duurde zo vier volle dagen en vier volle nachten. Toen begon het van lieverlede te luwen. De slingeringen, de schokken en stampen werden minder, de katrollen ratelden niet meer over de vloer; de schoenen en laarzen dansten niet meer naar afwezige voeten en benen. De dekluiken gingen weer open, frisse zeelucht stroomde binnen en een blauwe hemelvlag verscheen in zonneglinstering tussen de grauwe, wegvluchtende wolken.

't Was een herleving! Het luxebovendek weergalmde opnieuw van vrolijk gepraat en gelach en de paren liepen weer vrijerig gearmd met elastische pas op en neer. De zee was diepblauw met glinsterwitte schuimkoppen en heel het schip scheen geschuurd en geboend, alsof een algemene grote schoonmaak had plaatsgehad. Alleen de beide gele schoorstenen waren van onder tot boven nog bespat door de wilde striemslagen van het zilte nat, dat er zich had op vastgezet.

En ook het tussendek herleefde. Bleke, haveloze mannen staken weer hun pijpje aan en maakten grapjes over wat zij geleden hadden: en de vrouwen kwebbelden in neergehurkte groepjes, hoofd en schouders door kleurensjaals bedekt.

Clotilde vertelde aan Ivan, dat zij gemeend had te zullen sterven. Zij had het gevoel gehad of haar maag uit haar lichaam losscheurde en of de ogen uit haar hoofd barstten. Ivan glimlachte weekjes: dezelfde gewaarwording, die hij ook had gevoeld! Maar nu was 't voorbij, zei hij troostend; het einde van de reis was nabij; zij zouden weldra in het wonderland zijn, waar Oculi hen opwachtte.

Men voorgevoelde als 't ware de nabijheid van de bewoonde wereld. De oceaan, die al die dagen een verlaten, eindeloze

[pagina 818]
[p. 818]

chaos was geweest, gaf tekens van leven: een zeiltje of een stoomboot in het verschiet; een dwarreling van blanke meeuwtjes, die zich in glijvlucht door de vaart van 't schip liet meezuigen; en om en bij de voorsteven, soms hele scholen bruinvissen, die voortdurend in en uit het water wipten, wedijverend, als stoeiende kinderen, om de gang van de stoomboot bij te houden en die zelfs voorbij te zwemmen.

Toen kwam er plotseling een bruuske opschorsing in 't dagenlange, gelijkmatige ritme van de boot. De schroeven stopten, stoom siste razend, het schip dreef op eigen vaart een eindje door. En meteen was daar langszij een zeilschuitje, heel klein naar 't scheen naast het grote gevaarte, een schuitje, dat niemand had opgemerkt of zien komen en waaruit langs een touwladder een vlugge man opklauterde, tot op het bovendek. Hij gaf een lijvig pak brieven en couranten af en onmiddellijk daarop besteeg hij de commandobrug, waar hij door de kapitein begroet werd. Het kleine schuitje was alvast van langszij weggezeild, terwijl de stoomboot dadelijk weer het stage ritme van haar vaart hervatte.

Het was de loods, die zich aan boord gehesen had. Een gedrang van passagiers staarde hem na, alsof zij een wonderwezen aanschouwden. Men hoorde hem enkele woorden spreken, met neus- en buikklank. Hij had een effen-vuurrood gezicht, alsof het gekookt was, en heel lichtblauwe ogen. Tussen neus en rechteroog droeg hij een bobbel, als een soort kleine eikel. Dat gaf aan zijn gelaat een ietwat nurkse uitdrukking. Men kreeg de indruk of hij aldoor vertoornd was, omdat die eikel daar stond. Maar hij kwam uit de bestaande wereld en 't was alsof hij van die wereld iets met zich had meegebracht. Het scheen of er eensklaps meer leven en beweging van schepen over de eindeloos-deinende watervlakte was gekomen en de Amerikaanse reizigers drongen naar voren en staarden met gespannen aandacht 't verre westen in. Zij konden nog wel niets ontwaren, maar 't leek of zij hun land reeds roken.

De nacht viel in en in de majestueuze glijding van het grote schip over een diep kalme zee, ontloken lichtjes hier en daar, als tintelende sterren. Er waren er, die even flitsten en verdwenen, en andere, die een hele poos roerloos blonken als

[pagina 819]
[p. 819]

ogen, die kijken. Af en toe brulde de stoomfluit, schor als een noodkreet en op de commandobrug stapten de officieren eindeloos heen en weer, terwijl de loods daar onbeweeglijk bleef staan, gelijk een beeld.

Tegen de ochtend vertraagde het schip voelbaar zijn vaart. 't Was of het aarzelde om verder door te stomen. En weer was er een oponthoud en een klein vaartuig naderde, met een gele vlag in top. Dat was de geneeskundige dienst. Een lange man met uniformpet en uitgestreken gezicht kwam aan boord en daalde terstond in het tussendek af. Hij bleef er een vrij lange poos en monsterde de landverhuizers, hen aandachtig in de ogen kijkend. Toen ging hij naar het bovendek, bij de luxepassagiers.

Een lichte mist was met de vroege ochtend opgestegen en zee en lucht versmolten samen in een blauwachtige vaagheid. Men onderscheidde met geen duidelijkheid of men land zag, dan wel water. Maar plotseling, als een gordijn, dat eventjes wegschuift, werd een hoekje van het mistscherm opgelicht en de passagiers zagen een schouwspel, dat hun kreten van bewondering ontrukte.

Het was een golvende lijn van lage heuvelen, met een wondere vegetatie bedekt. Waren het wel heesters en bomen, of waren 't reusachtige bloemtuilen van allerhande kleur en schakering? Het schitterde bloedrood, en vlammend geel, en fonkelend oranje, met hier en daar nog zachte schakeringen van het tederste lichtgroen, alsof er plotseling een onverwachte, nieuwe lente was geboren. De weke ochtendzon speelde daarin met tovertinten en de villa's en huizen, half in het hout verscholen, lagen daar als verrukkelijke nestjes van vrede en geluk. Het was de prachtige ‘Indian Summer’ van Noord-Amerika, een wonder tafereel van goddelijke weelde en schoonheid. - O! wat es dat toch schuene! Wat es dat toch schuene! jubelde Clotilde met stralende ogen. - Ivan, we zillen hier gelukkig zijn!

- Joa 't, 't es oprecht schuene! antwoordde hij bedaarder, het schouwspel aandachtig opnemend.

De feeërie vertoonde zich nu langs beide kanten toenemend in pracht, en meteen trilde het van leven en beweging op het water, dat onder de schroeven van een steeds aangroeiend ge-

[pagina 820]
[p. 820]

tal grote en kleine vaartuigen, zonder rust werd heen en weer geklotst. Sirenes brulden, vlaggen wapperden. Een uitvarende reuzenstomer met drie rode schoorstenen kwam de binnenlopende mailboot tegemoet en de twee schepen groetten elkaar met hun banieren. Een reusachtig standbeeld verrees op een eiland, met een in de arm hoog opgeheven fakkel en in het kort verschiet, recht vóór de boeg, doemde, in een apocalyptische atmosfeer van smook, een formidabele chaos van hoge gebouwen en schoorstenen op. Zij kwamen aan, zij waren op de plaats van bestemming. Enorme loodsen rij-den zich langs beide oevers aan elkaar en kleine barkassen kwamen ijlings aanstomen en plakten zich aan tegen de romp van 't schip, dat, zijn dagenlange ritme stakend, als een plotseling willoos monster naar zijn pier werd geduwd. Daar stonden mensen en mensen, die door politiemannen en beambten op behoorlijke afstand werden gehouden. Armen gingen in de hoogte en zakdoeken wuifden, evenals bij 't vertrek. Ivan en Clotilde, tegen de verschansing gedrongen, keken met vorsende ogen of zij Oculi onder de menigte zagen. Maar 't was er te vol, te rumoerig, zij konden niets onderscheiden.

De loopplanken werden aangelegd en de reizigers mochten aan wal. Zij schaarden zich om hun koffers, die uitgeladen werden. De tolbeambten gingen rond, onderzochten soms vluchtig, soms nauwkeurig, schetsten met krijt een merkteken. De luxepassagiers geraakten tamelijk gauw weg; maar met de landverhuizers ging het langzaam. In benauwde kudde vorderden zij, één voor één langs een smalle gang naar een loket, waar twee mannen stonden, die ze om de beurt aan een kort verhoor onderwierpen. Waren de antwoorden voldoende, dan mochten zij linksaf, naar de ruimte van vrijheid, waar de talrijke verwanten en vrienden op elkaar gedrongen stonden te wachten; waren de antwoorden niet voldoende, dan werden ze, door een tweede loket, in een grote vierkante houten loods geduwd, waarin afsluitingen waren aangebracht, die deden denken aan kooien voor wilde beesten.

Ivan en Clotilde, bevend van emotie, volgden de lange rij, van ver peilend in de menigte der wachtenden of zij Oculi nog niet ontdekten. Wat zou er van hen worden als Oculi daar niet was en zij in een van die akelige hokken werden

[pagina 821]
[p. 821]

opgesloten?! Zij zagen daar menselijke wezens zitten en liggen, als hopen lompen in ellende. Zij zagen gebochelden, verminkten, schreiende vrouwen en kinderen met roodgekreten ogen. Waarom mochten die rampzaligen het land niet binnen? Wat hadden zij misdaan? Clotilde zelf was op 't punt in tranen uit te barsten en Ivan zag doodsbleek, met strak starende ogen. Maar eensklaps helderde zijn gelaat als door een uitstraling van binnen op en hij jubelde, terwijl hij met bevende vinger in de wachtende menigte wees:

- Doar! Hij stoat doar! Hij hee ons gezien! Hij stoa noar ons te laaën!

- Woar! Woar? kreet Clotilde, die hem niet ontdekte.

- Doar! Doar! Nevens die medám in grijze mantel. Ziede hem niet, mee zijne moustache en zijn rond hoedsen!

- Moar dat 'n es Okeli niet; hij 'n droeg hij giene moustache! gilde Clotilde ongelovig.

Doch Oculi zelf gaf van ver het antwoord. Hij glimlachte duidelijker en stak zijn rechterhand op; en toen herkende Clotilde hem eindelijk en barstte meteen in overstelpende tranen los.

Zij waren aan hun beurt bij 't loket. Een man met vrij stuurs gezicht nam hun reiskaarten aan en bekeek hen vorsend.

- Wa komde gij in Amerika doen? vroeg hij, in gewoon Vlaams dialect, alsof hij van hun eigen streek was, aan Ivan.

- Wirk zoeken, Meniere, mee mijn zuster! antwoordde hij droogslikkend, zich even tot Clotilde omkerend.

- Woar goade noartoe?

- Noar Blue Springs, in Miezegan! antwoordde met moeite Ivan, zoals de meester hem geleerd had. En schuchter voegde hij erbij:

- Onz' broere Okeli stoat doar op ons te wachten.

Dat scheen de beambte weinig te kunnen schelen.

- Hedde wa geld op zak? vroeg hij kortaf.

- Elk vijfentwintig dolloards, Meniere, moar Okeli...

- Ala! Schiet er ulder moar van onder! lachte bruusk de man, reeds met een volgende landverhuizer bezig.

Een stugge ‘policeman’, die op een tabakspruim kauwde, opende 't hek en zij waren in het land van vrijheid. Oculi kwam lachend naar hen toegesneld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken