Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 896]
[p. 896]

XVI

Dat was een zondag geweest met veel afwisseling; maar hoe dikwijls was die dag anders saai, en triestig, en kleurloos! Clotilde had steeds haar bezigheid met Maria in het huishouden te helpen; maar als Ivan naar de mis was geweest in de meest nabije katholieke kerk, waar hij trouwens van het sermoen in de Engelse taal zo goed als niets verstond, was de dag om zo te zeggen voor hem afgelopen. De winkels waren dicht, de bars, die hij toch slechts bij hoge uitzondering bezocht, waren gesloten; hij wist niet wat te doen met al die lege uren van de lange dag. Oculi was geabonneerd op een dik weekblad vol plaatjes en daar zat hij, bij wijze van uitspanning, in zijn hemdsmouwen pijprokend, eindeloos in te kijken en te lezen, maar Ivan had daar al gauw genoeg van en doelloos ging hij buiten in het kleine, dorre tuintje staan, kijkend naar de beweging in de lange, eentonige laan.

Rijtuigen zag hij, eindeloze risten van die lichte rijtuigjes zoals hij er elke dag hielp vervaardigen. Daar zaten mensen in, die naar buiten reden, mensen met een doel, mensen die zich gingen vermaken. Waarmee? Ivan vroeg het zich af, en begreep het niet. Er was geen vrolijkheid op de gezichten, zij maakten geen drukte, zij lachten niet; het was of zij niet konden lachen.

De zondag leek een dag van onoverkomelijke triestigheid, een dag van straf, in stede van een dag vol pret en opgewektheid, zoals 't in Vlaanderen was. Ivan begreep nog niet, dat de zondag in Amerika een dag van rust was in de letterlijke zin, een dag van gedwongen, opgelegde rust. Hij gaapte van verveling, een verveling, die slechts gaandeweg afnam naarmate de fijne lucht van de spijzen, die Maria en Clotilde in de keuken aan het toebereiden waren, sterker in de kamers doordrong. Het was een uitkomst en een troost, dat lekker zondagsmaal;

[pagina 897]
[p. 897]

en zij tafelden lang en genoeglijk door en praatten breedvoerig over allerlei mensen en herinneringen van vroeger. Wat zouden ze nu doen, in Vlaanderen, hun familieleden en zovele welbekenden, terwijl zij, de reeds half veramerikaanste Vlamen, nu rond de dis zaten en somtijds spijzen aten, waarvan men in Vlaanderen het bestaan zelfs niet vermoedde? Clotilde en Ivan waren nog niet vertrouwd geraakt met het besef van tijdverschil en Oculi moest er hen telkens, soms met ongeduld, aan herinneren, dat het in Vlaanderen reeds vijf à zes uur later was dan op de plek, waar zij nu zaten, zodat het onzin was te denken, dat Moeder en Peetsen nu ook wel, op dat zelfde ogenblik, hun middagmaal gebruikten. Het werd reeds avond in Vlaanderen, terwijl zij hier nog in 't volle zonlicht zaten; en zij mochten zich alleen maar voorstellen, dat Moeder misschien een avondluchtje schepte alvorens naar bed te gaan en dat Peetsen wellicht met een paar kameraadjes van zijn leeftijd uit het dorp naar huis terugkeerde. Aan die gedachte konden zij - vooral Ivan - niet wennen. Er was daar wel geen reden voor, maar dat verschil van tijd stemde hen heimweeïg en triestig. De afstand, de verwijdering, leken dan zo oneindig veel groter dan zij werkelijk waren. Zij konden er stil onder worden en terwijl Clotilde en Maria afdienden en omwasten ging Ivan dan meestal in zijn eentje wandelen, ver, heel ver buiten de stad, langs die eindeloze rechte weg, waar hij nu ook een ‘claim’ had liggen, iets eigens, iets dat hem toebehoorde in het verre land.

Een vreemd gevoel was dat. Ivan dacht eraan hoe hij zich gehecht zou hebben aan zulk een stukje eigen grond in Vlaanderen. Hier zei het hem niets, niets meer dan het bezegeld stuk papier 't welk zijn waarborg van eigendom was. Hij zag het in zijn ogen niet als hij ernaar stond te kijken; het trilde in zijn lichaam niet wanneer hij er zijn voet op drukte. Het lag een eind ver over de rivier, daar waar de eindeloos rechte weg door een verlaten wildernis van armoedig struikgewas en onkruid liep. Hij hechtte geen geloof aan de waarde van dat stuk grond. Wat mocht daar ooit op groeien? Wie zou zich daar ooit metterwoon komen vestigen? Gelukkig maar dat Oculi van die gekke verhandeling niets afwist! Wat zou hij hem uitgelachen hebben! En Ivan keerde mistroostig zijn

[pagina 898]
[p. 898]

‘claim’ de rug toe en ging eenzaam verder dwalen, tot aan een afgelegen hoekje, waar, tussen bossen, een stille vijver lag. Daar ging hij zitten aan de oever op het mos en droomde. Er stond daar aan de overkant een boerderijtje, dat hem aantrok. Het was, als alle Amerikaanse boerderijen, van kleurloos hout, maar 't gaf toch iets van leven aan de doodse streek en soms, bij avondspiegeling, kon het zich lief weerkaatsen in het water. Het trok hem aan, het lokte, als een hoekje onbewuste poëzie in vale eentonigheid; en eens was hij rond de vijver heengewandeld, om het hoevetje van dichterbij te zien. Hij stond er roerloos naar te kijken en vroeg zich af of hij nog verder zou gaan dan wel terugkeren, toen eensklaps een man uit het huis kwam, die hem van ver, met gebiedend armgebaar, 't bevel toezond de plaats te ruimen. 't Sloeg als een schrik Ivan om 't hart. Wat had hij misdaan? Was dat de manier, waarop men in Amerika een vreemdeling bejegende? Hij keerde zich om en dacht weemoedig aan het gans verschillend onthaal, dat een vreemdeling, onder gelijke omstandigheden, hoogst waarschijnlijk in Vlaanderen zou te beurt gevallen zijn. Ivan wist nog niet dat Amerika een land van hardheid is, waar geen gemoedelijkheid bestaat. Hij keerde nooit terug tot bij het boerderijtje; voortaan bleef hij altijd zitten aan de andere oever, iets waar hij recht op scheen te hebben en waar hij soms uren roerloos en peinzend zat te staren.

Teruggekeerd in 't huis van Oculi, schreef hij geregeld, elke zondag, vóór zij het avondmaal gebruikten, een brief aan Moeder en Peetsen. Maar zo weinig had hij te vertellen. Dat begon altijd, onveranderlijk: ‘Beste Moeder en Peetsen, ik neem de pen in de hand om u te laten weten den staat van mijn gezondheid en verhoop van u hetzelfde. Ware het anders dat zou mij veel verdriet doen.’ Dat moest beduiden dat hij nog steeds in goede gezondheid verkeerde, evenals Moeder en Peetsen, naar hij hoopte. Dan had hij 't over zijn werk in de fabriek, dat steeds hetzelfde was en over Clotilde, Maria en Oculi, die het ook goed stelden. ‘Verder, lieve Moeder is er hier al niet veel nieuws; het is hier al verre gelijk ginter, met dat verschil altijd dat het hier nog volop dag is binst dat het ginter al nacht wordt; maar ja, men bemerkt daar al niet

[pagina 899]
[p. 899]

veel van, het is maar een gedacht en een kwestie van gewoonte.’

Moeder antwoordde vanuit Vlaanderen niet zo geregeld op zijn brieven, maar dat kwam omdat Peetsen die moest schrijven, en dat Peetsen, niet bepaald de eerste van zijn klas in 't schrijven, in zijn vrije uren wellicht liever nog wat anders deed dan brieven opstellen.

Toch kwam het er af en toe van en Peetsen schreef naar Moeders woorden:

 

Beminde broeder en zuster, ik laet u weten den staet van mijn gezonteit en veroop van u hetzelve. Ware het anders et zou mij veel verdriet doen. De beesten maken het goet en de geet heeft gelammerd. Moeder zegt dat Urzüla Verghote in heur bedde dood gevonden is en dat Irma Jaegers eenen tweelink heeft gekocht. Allewis De Reuze zit in 't kot voor pensejagen en Marie De Waele gat trouwen met Assiel Verlizze. Meneer Alexander en kan bijkans niet meer gaen van het roomaties in zijn kniens en er is eene non op 't kasteel die hem moet opassen. Stien Veugeloare heeft hem zeere gedaan met van nen boom te valen. Nu beminde broeder en zuster dat is wel al het nieuws dat er op Wemelbeke is en als er nog meer komt zullen wij het u schrijven. Veel kobblementen aan Clotilde Maria en Oculi en moeder vraagt of Clotilde nog niet ast in een rijken dienst zal gaan.

uw verkleefde

Peetsen.

 

Ik heb twee schoone duivenjongens gekregen van Peetse Speybroeck. Het is een plezier om ze te hooren ronken. Den eenen is nen blauwen en den anderen ne zandveugel. Ik ga d'r van kweeken. Ivan, dat moet toch aardig zijn dat het ginter nog dag is, binst dat het hier al nacht is. Dat zou ik wel eens willen zien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken