Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 900]
[p. 900]

XVII

Tot dusver had Clotilde nog geen pogingen aangewend om ergens in een dienst te komen. Maria hield er haar van terug en telkens als daarover gesproken werd kreeg Maria een eigenaardige, raadselachtige glimlach op de lippen. ‘Wacht moar, g' 'n moet gij ou nie hoasten! Er komen occoazies genoeg!’ herhaalde zij voortdurend. En, als Clotilde aandrong: ‘Woarom wilt g'hier wigluepen? Zijde hier nie goed, bij ons en bij onz' vrienden?’

Die vrienden, dat waren hun buren, die meer en meer geregeld en bijna elke avond op bezoek kwamen. Molly bracht daar haar handwerk mee en Franklin, rustig rokend, kon soms wel heel aardig vertellen. Clotilde leerde veel vlugger de taal dan Ivan; zij begreep meestal vrij goed wat Franklin zei en kon zelfs af en toe een mondje Engels antwoorden. Zij deed het nog wel blozend en gegeneerd, maar hij was er verrukt over en zei, dat zij zulke verbazende vorderingen maakte. Hij zat doorgaans vlak tegenover haar en tersluiks keek hij haar aan. 't Was eigenaardig, maar zijn weldoorvoed gezicht scheen op te zwellen en te glimmen, terwijl hij daar zo schijnbaar rustig rokend zat. Men kreeg de indruk of hij daar niet op zijn gemak zat en toch was hij het nooit maar wel zijn zuster, die telkens het sein tot de aftocht gaf. En aan dat alles merkte niemand iets bijzonders, behalve Maria, die alles zag en voelde en heimelijk in haar eentje pret had. Meer dan eens stelde zij voor om 's zondags samen uit wandelen te gaan en wat Clotilde ook volstrekt eens moest gaan zien, dat waren de oefeningen van de politiemannen, om den anderen dag, op een plein, niet ver vanwaar zij woonden. Het was de moeite waard, verzekerde Maria: zij werden gedrild als soldaten, met honderden tegelijk en daar zag men eerst goed welke flinke en keurige mannen dat waren. Clotilde wilde dat wel

[pagina 901]
[p. 901]

als vaststaande waarheid aannemen en voelde geen buitengewone behoefte om zich daarvan daadwerkelijk te overtuigen, doch Maria kwam daar steeds op terug en drong zó sterk aan, dat Clotilde zich eindelijk Het overhalen. Er werd met Franklin een afspraak gemaakt, en op een ochtend, om negen uur stipt, stonden de twee vrouwen met nog een paar andere nieuwsgierigen op het plein, waar de oefeningen zouden plaatshebben.

Daar kwamen de mannen: in donkerblauwe uniform, een militair-gehelmde troep van grote, stevige kerels. Zij stapten als automaten, nauwelijks te onderscheiden van de officieren, die hen commandeerden. Zij leken allen op elkaar, met ernstig-strakke ogen en dikke snorren. Het duurde een hele poos alvorens Clotilde Franklin tussen de anderen herkende. Maria moest hem haar met de hand aanwijzen.

Clotilde keek met grote, starre ogen. Hoe vreemd, die grote, zware mannen, die als schooljongens gedrild werden! Zij vond er iets onnozels in en ook iets, dat op haar lachspieren werkte, zonder dat ze echter durfde lachen. Waarom moesten zij dat bijna dagelijks doen? Was dat werkelijk nodig? Zij waren te zwaar, te dik, te stevig; en ook te ernstig in hun doen. Dat kinderachtig-ernstige maakte hen zo belachelijk. En Clotilde kreeg een soort weerzin, zij had niet kunnen zeggen waarom.

Gans anders echter voelde Maria. Haar donkere ogen blonken en haar wangen gloeiden. - Da zijn toch schuene mannen ne woar? herhaalde zij telkens, als ze dicht voorbijtrokken. En eensklaps flapte ze 't er in haar geestdrift uit.

- Clotilde, hij zie ou geirne, weet ge 't?

- Wie? riep Clotilde met verbazing.

- Wie!... Wel, Franklin dan! gilde Maria schaterlachend.

Clotilde keek haar schoonzuster met een soort verontwaardiging aan. Zij voelde eensklaps weer in haar de deerne, die vroeger zulk een smet op hun fatsoenlijke familie had geworpen.

- Zijde toch nie beschoamd, Maria! bromde zij, een vuurkleur krijgend.

Doch Maria schaterlachte nog harder en gilde:

- 'k Weet het! Hij heet 't mij bekend! En uek 't es wel ge-

[pagina 902]
[p. 902]

noeg te zien: ge zoe het uit zijn scheppen. Hij zal mee ou treiwen, Clotilde.

Clotilde kreeg tranen in de ogen. Zij was boos en bedroefd. Zij smeekte om weg te gaan. Zij kreeg een angst voor al die grote, flinke kerels, die zo automatisch heen en weer stapten. Zij zag Franklin niet meer tussen de anderen; zij zag enkel een troep van potelingen, waaronder er één was, die haar zou komen overweldigen. - Loat ons wiggoan, Maria! smeekte zij.

- O! gie dzjeepte! riep Maria geërgerd. - Azue ne schuene broave jongen!

Clotilde zei niets meer maar week langzaam terug. Haar handen waren klam en haar benen beefden. Zij kreeg het benauwd in de warmte die uit al die transpirerende lichamen straalde. Het pakte haar aan de adem en het opgejaagde stof stikte in haar keel. - 'k 'n Kan nie mier! 'k Goa fleiw vallen! hijgde zij.

Maria haalde meewarig-minachtend de schouders op en volgde haar schoonzuster! Zij spraken geen woord meer met elkander in 't naar huis gaan. Maria was boos en Clotilde heel triestig. Zij zelf begreep niet, wat er met haar gebeurd was. Waarom die plotse angst, die vlucht! Zou Franklin er iets van gemerkt hebben en er teleurgesteld en droef om wezen? Zij had hem toch vooral niet willen kwetsen. Maria met haar onverwacht geflap was de schuld van alles. Clotilde had wel van droefheid kunnen schreien.

 

Die avond wachtte zij in spanning en met jagend hart op de komst van de broeder en de zuster. Als ze moest merken, dat hij treurig gestemd was, zou zij hem misschien wel haar verontschuldigingen maken.

Hij kwam binnen, vriendelijk als altijd en in 't geheel niet bedroefd of ontstemd; integendeel: hij had iets tevredens en zelfbewust over zich, alsof hij niet twijfelde aan de sterke indruk, die hij 's ochtends had gemaakt. Hij deelde mede, dat zijn zuster, ietwat ongesteld, zich liet verontschuldigen, terwijl Maria, van haar kant hem berichtte, dat hij die avond Ivan noch Oculi zou zien, wijl de eerste met Dzjeurens uit was en de laatste even tot aan Maerschalcks ‘saloon’, waar hij

[pagina 903]
[p. 903]

enkele nieuw aangekomen Vlamen hoopte te ontmoeten. Maria had overigens een paar dringende zaken te beredderen op een van de bovenkamers, zodat zij Franklin en Clotilde al heel spoedig voor een poos alleen moest laten.

Het meisje schrok. Maria was er wel goed toe in staat om zulk een plannetje vooruit geschikt te hebben. - Kan ik u niet helpen? vroeg ze nog haar schoonzuster. Doch Maria was reeds weg langs de trap, die onder haar gewicht en haar vlugge schreden kraakte. Zij sloeg boven hard een deur dicht en Franklin en Clotilde zaten in de huiskamer alleen. Een plotse stilte heerste.

Hij was enigszins bleek geworden. Hij haalde even diep aan zijn pijp en lei die dan neer. De koperen knopen van zijn uniformjas blonken als ogen; zijn handen beefden lichtelijk. Hij keek naar haar liefelijk profiel, dat met warme kleur over haar naaiwerk was gebogen.

- Hoe vondt ge 't vanmorgen? vroeg hij eindelijk met een stem, die ietwat anders dan gewoonlijk klonk.

- Schoon! zei ze, even de ogen naar hem oprichtend en ze dadelijk weer neerslaand.

Een stilte. Boven hoorden zij Maria op de kamer rommelen. - Wel een beetje lang om naar te blijven kijken! meende hij, waarschijnlijk op haar plotse heengaan doelend.

Hij had het dus gemerkt. Zij voelde zijn onuitgesproken teleurstelling.

- Ik werd een beetje moe! zei ze zacht.

Hij begreep dat. Hij knikte herhaaldelijk om te beduiden, dat hij zulks begreep.

- 't Is onze plicht! zei hij. - En plichten zijn niet altijd aangenaam; tenzij... voegde hij er met een schuchtere glimlach bij, - tenzij daar iemand staat, die u de lengte van de tijd niet voelen laat.

Een hevig vuur kwam over haar wangen. Strakker hield zij het hoofd over haar werk gebogen. Haar rechterhand prikte zenuwachtig-vlug in 't witte linnen.

- Clotilde... klonk eensklaps zacht en aarzelend zijn stem... Zij keek op en zag een aangezicht, waar zij van schrikte. Hij was ineens doodsbleek geworden en zijn ogen staarden donker... - Clotilde! een snik brak in zijn stem en hij zonk op

[pagina 904]
[p. 904]

de knieën... - Clotilde!... I love you!

Zij begreep zijn woorden niet, maar zij begreep zijn gebaar... - O!... O!... kreet zij dof en stond bevend voor hem overeind. - Sta op, Franklin! Maria zou kunnen komen!

- Wilt ge mij? vroeg hij trillend zijn beide handen uitstrekkend.

- Ik weet het niet! 'k Ben zo bang! sidderde zij.

Hij glimlachte en de kleur kwam terug op zijn wangen. Heel zacht omsloot zijn arm haar middel en hij zoende haar zonder dat zij hem wegduwde.

- Maria zal komen! Maria zal komen! zei ze enkel met een schorre stem.

Maria kwam eerst geruime tijd later beneden. Zij bleef nog een hele poos boven rommelen en toen zij eindelijk op de drempel verscheen zagen haar felle ogen dadelijk hoe de zaken stonden. Zij glimlachte voldaan en geheimzinnig in zichzelf.

Ook Ivan en Oculi keerden weldra terug. Ivan was weer eens met Dzjeurens bij O'Healy geweest, die hem verbluft had door zijn gevatheid in zaken; en Oculi kwam buitengewoon vrolijk en zelfs wat opgewonden te voorschijn, dol van pret door de verbouwereerdheid van de pas aangekomen Vlamingen, die hij in de ‘saloon’ van Maerschalck had ontmoet. Hij vergat er zijn ‘lamijnerige’ uitspraak door, hij was even weer Vlaming geweest met de Vlamingen, helemaal echt Vlaming, met potjes bier en borreltjes en wilde snoefpraat, alsof hij voor een ogenblik weer op zijn oude dorp geweest was. Hij schaterlachte en gooide zijn jas uit en greep Maria in de lenden om met haar te dansen.

- Zot! weerde Maria hem krachtig af. - Nou kermde wel were natuurlijk klappen, hé!

Van de nauwelijks bedwongen ontroering van Franklin en Clotilde merkten geen van allen iets. Alleen Maria was nu wel ten volle overtuigd, dat alles lopen zou zoals zij vond dat 't goed was voor haar vriend en haar schoonzuster. Zij stelde voor een grogje te gebruiken. Dat wilden zij allen wel graag, behalve Oculi, die eigenlijk meer zin in een glas spuitwater had. - Na-dorst! schertste Maria, terwijl zij achter zijn rug haar hand naar de mond bracht, in drinkgebaar.

[pagina 905]
[p. 905]

Het duurde nog een hele tijd alvorens Clotilde haar besliste jawoord gaf. Zij had nog menige dagen van strijd en twijfel en angst voor 't onbekende van de toekomst. Zij was zo weinig tot iets dergelijks voorbereid. Zij hield wel van Franklin, zij hield véél van hem, maar zij was lang niet zo gehaast als hij en had alles nog zo graag met kalme rijpheid willen overwegen. Sloot ze niet voor altijd haar verleden af? Zou ze nog wel ooit haar moeder en Peetsen, en zovele vrienden en bekenden terugzien? Zou ze op den duur wel kunnen aarden in het vreemde land, waar ze zich voorgoed aan banden legde? In elk geval wilde zij eerst haar moeder raadplegen en zij schreef haar een brief.

 

Beminde Moeder,

 

Ik neem de pen in de hand om u te laten weten den staat van mijn gezondheid en verhoop van u hetzelfde. Ware het anders het zou mij veel verdriet doen. Ja, Moeder, ik moet u laten weten dat er hier nevens Oculi's huis een jonge man woont, die met mij zou willen trouwen. Hij woont te samen met zijn zuster, die heel braaf is en hij is ook een heele brave man. Hij is een en dertig jaar oud en politie-agent. Hij heet Franklin van zijnen voornaam en is van Iersche afkomst. Ja, Moeder, wat moet ik daarmee doen? Hij staat mij wel aan, maar daarvoren was ik toch naar Amerika niet gekomen. Ik zou eerst liever in eenen schoonen dienst zijn gegaan, maar hij heeft zijn gedacht op mij gesteld van den eersten avond, dat hij mij gezien heeft. Geeft mij goeden raad, Moeder, ik ben toch uwe dochter. Het is eigenlijk Maria, die dat een beetje bekonkelfoesd heeft lederen keer als ik sprak van in eenen dienst te gaan, zeide zij: wat voor een haast hebt gij; wacht toch nog een beetje. Ivan en Oculi weten er nog niets van en zij zullen zeker niet weinig aardig opkijken als zij het vernemen. Nu, Moeder ik wacht uwen goeden raad af per brief vooraleer een beslissing te nemen. Ge zult toch zeker geenen verkeerden raad geven aan uw dochter.

Nu Moeder eindig ik met de pen maar niet met het hart.

Uw verkleefde dochter

Clotilde.

[pagina 906]
[p. 906]

Het was natuurlijk weer Peetsen, die in Moeders'naam antwoordde:

 

Beminde Zuster

 

Ik neem de pen in de hant om u te laeten weten den staet van mijn gezonteit en veroop van u het zelfde. Ware het anders het zou mij veel verdriet doen. Ja, Clotilde, wat moet men daarop antwoorden. Gij zijt uw jaren en gij moet uw verstand gebruiken. Moeder is daar niet tegen, maar wat kan zij zeggen van iemand die ze van verre nog van bij en kent. Moeder zegt dat gij vergeten hebt te schrijven hoe hij van zijn familienaam heet. Moeder denkt dat gij u hoofd kwijt zijt om dat te vergeten. Moeder zegt in geval dat gij trouwt, dat gij wel heel percies moet weten dat gij voor de wet en voor de kerke trouwt en dat het geen lollekes zijn die die vent u komt verkoopen. Moeder zegt al zuchtend dat het toch een dingen is alzoo met eene vrende luis te trouwen, maar dat zij u geen anderen raad kan geven aangezien dat zij die menschen niet en kent. Laat ons nu weten, beminde zuster, of gij goed en wel getrouwd zijt en hoe dat alles afgeloopen is.

Uwe verkleefde

Peetsen.

 

Weet gij wat dat aardig is, Clotilde? Sedert dat gij naar Amerika vertrokken zijt en is Lisatje Baere hier haast van de zulle niet meer. Zij komt stanvastig vragen of er nieuws is, zoogezegd voor u, maar het is natuurlijk om iets te hooren over Ivan. Die is nu zot geworden van Ivan sedert dat hij weg is en als zij hem alle dagen kon zien en keek zij er bijkans niet naar. Ik heb veel pleizier van mijn duiven. Zij hebben gekweekt en liggen met twee schoone jongskes.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken