Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 907]
[p. 907]

XVIII

Het huwelijk had midden in de winter plaats. De sneeuw lag dik en het vroor hard. Men zag weinig of geen rijtuigen meer. Alles reed per slede, met vlugge, pittige paardjes. De bellen rinkelden en de sneeuwbrokken stoven. Schitterende vederbossen sierden de blinkende harnassen. Er was vrolijkheid en feest in de prikkelende lucht.

Franklin had twee van zijn politiekameraden tot getuigen. Hun uniformen waren keurig, de koperen tuniekknopen schitterden in de strakke winterzon. Oculi en Dzjeurens stonden Clotilde bij. Ivan en Uncle Gerrit liepen doelloos in de kleine stoet mee.

Clotilde was diep ontroerd en die ontroering uitte zich in tranen. Zij had aanhoudend natte ogen, alsof zij ten diepste ongelukkig was. Zulks wekte de ergernis en zelfs de toorn van Maria op. - Wa zal Franklin van ou peizen! Hij zal wel moeten peizen da g' hem nie geirn 'n ziet en da g' ongelukkig zijt! bromde zij. Clotilde zag Franklin wel gaarne en was niet ongelukkig, maar zij kon het zelf niet helpen, dat zij zo moest schreien. Het greep haar zo aan; zij dacht aan te veel dingen. Zij dacht aan Moeder, aan Peetsen, aan haar vrienden en kennissen, aan haar geboortedorpje. Dat kwam zo alles tegelijk in haar opgestormd. Zij werd er weemoedig onder.

Maria had voor het feestmaal gezorgd. Het was prachtig: oystersoup, turkey en taart. Maria blaakte als een pioen. De zachte Molly hielp haar op- en af dienen. Zij dronken Californiawijn en bij de taart champagne. Uncle Gerrit had zijn platte fles met whisky niet vergeten. Hij zag als gekookt-rood met waterige ogen en brulde geweldig. Hij was woedend, omdat Ivan weigerde van zijn fles te proeven.

Franklin omarmde Clotilde aan tafel en drukte haar zoenen op de mond. Hij was kokend verliefd. Zijn beide makkers

[pagina 908]
[p. 908]

hadden dolle pret om zijn verliefdheid. Clotilde glimlachte zacht en trachtte haar tranen te bedwingen. Ivan zat stil, in gepeinzen. Het was alsof zijn gedachten elders waren. Dzjeurens en Oculi, dik van oystersoup, spraken Vlaams, met ‘lamijnerige’ stem.

De avond viel in. Door het raam zagen zij de sleden voorbijglijden, donkerend schimmenspel in de oranjegloed van de ondergaande zon. Sigaren werden aangestoken; de kamer hulde zich in blauwachtige nevel.

't Werd tijd voor Franklin en Clotilde. Hij had vijf dagen vrij, die zij in Chicago zouden doorbrengen. De slede stond reeds voor de deur. Met beide uitgestrekte handen kwam Franklin naar Maria toe. Hij dankte haar gulhartig en omhelsde haar op beide hete wangen. Dat was ook haar te machtig. Zij omsloot hem eensklaps uitbundig in haar armen en barstte meteen in tranen uit. Dat deed Oculi schudden van 't lachen. - Ge kijft op Clotilde omda ze schriemt en ge 'n keunt ou zelve nie inhouën! gilde hij. Maria schaamde zich en dadelijk straalde weer haar gezonde lach.

- 't 'n Es nie alle doagen treiwfieste! schertste zij. Uncle Gerrit brulde luid en zwaaide met zijn bijna lege whiskyfles. Clotilde kwam naar Ivan toe. - Zilt g' alles schuen aan Moeder schrijven? smeekte zij.

Hij beloofde het haar. Hij schudde haar zenuwachtig de handen en snikte even droog.

Zij waren weg. Allen samen op de drempel zagen zij het echtpaar in de slee vertrekken. Zij wuifden haar met de handen na tot zij in de chaos van de andere sleden verdween. Toen viel er grote stilte in het houten huisje.

 

Maria en Molly hadden het druk met opruimen en omwassen en Oculi en Dzjeurens zouden eens met Franklins kameraden tot aan Maerschalcks ‘saloon’ gaan. Ivan ging niet mee. Hij wilde liever in eenzaamheid eetì luchtje scheppen. In de schone straling van de winteravond op de blanke sneeuw liep hij de eindeloos lange laan af, naar buiten toe.

O! de ruimte, de eenzaamheid, hij had er zo 'n behoefte aan! De rinkelbellen van de sleden wiegelden zijn heimweeïge gedachten; de verre, schaarse lichtjes lokten hem, als weke ster-

[pagina 909]
[p. 909]

retjes van troost en hoop. Wat voelde hij zich ver en eenzaam, nu Clotilde weg was! Hoe zou hij wennen zonder haar met wie hij naar het vreemde land gekomen was! Zij was zijn kracht, zijn steun geweest; nu eerst voelde hij het scherp en duidelijk.

Een snik brak in zijn keel; hij zuchtte diep en tranen sprongen hem uit de ogen. Zijn gezicht verwrong; zijn hoofd zonk op de borst. Dat was 't begin van wat men hem voorspeld had: twee jaren smart en heimwee voor men wende! Oculi had dat gekend; Dzjeurens had het gekend; alle Vlamen kenden en leden het alvorens in het vreemde land te aarden. Hij dacht aan Moeder, aan Peetsen, aan het geboortedorp en het deed alles zo'n pijn, zo'n pijn! Hij was alleen in 't schemerige sneeuwveld en hij kreunde 't uit van foltering. Het steeg hem als in gulpen van smart naar de keel en zijn knieën knikten van machteloze ellende. O! was hij maar nooit gekomen in dat droeve land, waarvan hij niets begreep, bij dat vreemde volk, waarvoor hij geen genegenheid kon voelen. Nooit... nooit... nooit... zou hij er aarden, dat voelde hij nu wel in al zijn prangende smart, in al zijn bodemloze weemoed! Hij zou er kwijnen en sterven van heimwee; hij zou er zich van kant maken!...

Hij liep... hij liep... eenzaam in de schemering langs de verlaten laan, doelloos in de diepte van het veld, waar weg en land zich tot één eindeloze vlakte schenen te versmelten. Kon hij nu maar uren, dagen, weken gaan, steeds in dezelfde richting, het oosten in, daar waar de grote schepen lagen, die hem naar het vaderland zouden terugbrengen! Hij voelde geen moeheid, alleen maar wilde, hete drang, een stug en woest verlangen om te komen, waar de vezels van zijn ziel hem onweerstaanbaar trokken.

Toen zag hij eensklaps vlak voor zich een grote, donkere gedaante op het schemerig wit van de sneeuw. Meteen hoorde hij een gerinkel van beüetjes en drukke stemmen. Hij begreep dat het een slede was, die stadwaarts keerde. Hij schreed opzij om door te laten. Tot zijn verwondering echter kwam de slee niet verder. Hij zag in een ruk de paarden even voorwaarts rijden en dadelijk weer stilstaan. De stemmen die hij daarbij hoorde schenen met elkaar te kibbelen. Hij nader-

[pagina 910]
[p. 910]

de om te zien wat het was.

Hij schrikte geweldig. Zijn ‘boss,’ Mr. Keane, met zijn mooie, jonge vrouw! Een der strengen van de paarden sleepte over de grond. Ivan begreep, dat er iets aan gebroken was en dat zij niet behoorlijk konden repareren. De oude heer en de jonge vrouw stonden er beiden aan te knutselen zonder dat het scheen te helpen. Ivan aarzelde niet. Hij nam beleefd zijn hoed af, vroeg in gebroken Engels of hij hun van dienst kon zijn.

Als een redder begroetten zij hem. Ivan laad genoeg met tuig en paarden omgegaan, destijds in Vlaanderen bij boer Celie. Hij verbeterde het onbeholpen knoeiwerk van zijn meesters, verstevigde dat nog door middel van zijn zakdoek, verzocht hen zachtjes aan te rijden. Het ging, het hield, hij volgde te voet om te zien of het zou blijven houden. - Langzaam rijden, raadde hij aan, en groette, met de hoed in de hand.

De ‘boss’ wenkte hem dringend bij zich en wilde hem een vijfdollarbriefje in de hand duwen. Ivan trok zich snel achteruit.

- O, neen, Meneer, als 't u belieft niet! zei hij.

- Mag ik dan uw naam weten? vroeg de ‘boss.’

Ivan slaagde erin hem te doen begrijpen, dat hij Vlaming was en in zijn fabriek werkte.

- Oh! Oh! Oh! riep de ‘boss’ verrast. Zijn vrouw keek vriendelijk glimlachend naar de jongeman. Zij fluisterden iets tot, elkaar en aarzelden een ogenblik, Ivan rook even een fijnbedwelmende parfumlucht.

- Wilt ge met ons terugrijden? vroeg Mr. Keane.

Ivan kreeg een vuurkleur in de schemering.

- O, merci, Meneer, gij zijt wel vriendelijk, maar ik ben een beetje aan 't wandelen.

- Well, als ik ooit iets voor u kan doen!... zei de ‘boss’. En de mooie jonge vrouw bekrachtigde zijn woorden met haar liefelijkste glimlach.

Ivan dankte, groette, zag de mooie slede met haar rinkelende bellen en haar rode en blauwe harnaspluimen zachtjes in de avondgloed verdwijnen.

Ineens had hij genoeg gewandeld! Machinaal, na enkele schreden, wendde hij zich om en volgde, op een afstand, als

[pagina 911]
[p. 911]

meegezogen, de terugtocht van de slede. Wat was er gebeurd? Wat was er in hem omgegaan? Hij wist het niet, hij handelde instinctmatig, zonder plan noch doel, gedachteloos. Weg was opeens zijn heimwee; weg was zijn folterende smart, zijn grenzeloze droefheid. Iets schoons was eensklaps midden in zijn lijden ontstaan; iets troostends en opbeurends. Diep haalde hij adem en proefde weer de fijn-bedwelmende violettelucht van de mooie, jonge vrouw. Hij sloot de ogen op de zachte herinnering. Hij voelde zich ineens en onverwachts heel dichtbij iets heel moois, dat even in zijn grijs en moedeloos bestaan was opgebloeid. Zijn handen sloten zich werktuiglijk, als om de schone illusie vast te houden. Wat was het alles vlug gegaan; zo rijk en zo vlug! 't Was als een droom geweest; hij spande zijn geest in om het weer tot werkelijkheid te herscheppen. Hij had hen geholpen en zijn hulp had gebaat. Hij liep een poos met koortsig-gehaaste schreden, of ze soms niet weer hulpbehoevend langs de weg stonden. Neen; zij waren uit het zicht, waarschijnlijk nu reeds veilig thuis. Hij dacht met welgevallen aan de zakdoek, waarmee hij de gebroken streng verstevigd had. De mooie jonge vrouw zou ernaar kijken en zien dat het een keurige zakdoek was. Heel toevallig, met Clotildes huwelijk, was hij op zijn uiterst best uitgedost. Hij voelde, dat hij een gunstige indruk had gemaakt. Hij was wel maar een werkman, maar een keurige werkman. En welk geluk, dat hij dat vijfdollarbiljet geweigerd had! Had hij 't moeten aannemen, nooit zouden zij hem met zich in hun slede hebben meegevraagd. Hij liep met veerkrachtige tred; hij was tevreden over zichzelf. Voor het allereerst, sinds hij in Amerika was, voelde hij zich geheel en al over zichzelf tevreden. Hij voelde zich bijna gelukkig!

Thuisgekomen vertelde hij met opwinding het geval aan Molly en Maria, die nog aan het opruimen waren.

Molly had het terstond over het welbekende roekeloos rijden van Mrs. Keane, waarvoor Franklin haar reeds herhaaldelijk had moeten berispen en bekeuren; maar Maria stelde uitsluitend belang in de ontmoeting op zichzelf en wilde allerlei bijzonderheden horen. - Wat zei ze? Hoe was ze gekleed? Was ze kontent da g' heur hielp?.

Ivan vertelde: Ze waren zeer kontent. Zij hadden hem mee-

[pagina 912]
[p. 912]

gevraagd in hun slede.

- En zijde meegekomen? kreet Maria.

- Nien ik, 'k 'n durfde niet!

- O! gie loeder! riep Maria. - G' hoadt nevens heur meugen zitten!

Ivan kreeg een kleur. - Ah joa moar! Ah joa moar! stamelde hij.

Maria schoot in een lach. Haar ogen blonken. - 't Schijnt da ze zot es van 't jonk mannevolk! giechelde zij.

Ivan vertelde van de zakdoek. Maria luisterde met gespannen aandacht, de vuisten op haar kloeke heupen.

- Die zilde morgen were krijgen, mee ne schuenen boekee blommen! voorspelde zij schaterlachend.

Ivan vertelde niet verder. Hij vreesde Maria's gespitste scherpzinnigheid. Hij zag aan haar olijke ogen, dat zij veel verder dacht dan hij. Hij stak een sigaar op en ging bij de kachel zitten.

Oculi en Dzjeurens kwamen terug uit de Vlaamse wijk, nog steeds vergezeld door Uncle Gerrit en de twee politiemannen. En wie hen ook vergezelde was Mielke Vervaet, smoordronken. De Vlamingen en de oude Ier schreeuwden luidruchtig onder elkaar. De beide agenten hielden zich stiller, enigszins op hun hoede.

- Die Vlaamse jenever is absoluut niets waard! Leve de Irish whisky! gilde Uncle Gerrit.

Dzjeurens spotte:

- Waarom hebt ge 'r dan zoveel van gedronken?

- Water! Niets dan vuil water! kreet Uncle Gerrit.

Mielke Vervaet wilde iets zeggen, maar raakte uit zijn woorden niet. De beide agenten stonden roodglimmend te glimlachen, zonder zich in het twistgesprek te mengen.

Met een felle glansblik op Ivan kwam Maria naar voren.

- Die heeft het beter gehad! lachte zij. En zij vertelde de gebeurtenis met de slee.

- Ooooooo!... riepen zij allen met grote ogen.

Ivan werd vuurrood. Hij was woedend op Maria.

- 'k 'n Zal ou noeit mier iets vertellen! riep hij nijdig.

Allen lachten, hadden de dolste pret. Alleen de glimmende agenten bleven wat terughoudend.

[pagina 913]
[p. 913]

- Pakt hem zijn schuen wijf moar af! schreeuwde Mielke in zijn oude haat tegen Keane.

Zij klopten op hun dijen van het schaterlachen en Oculi oordeelde, dat daar nog eens moest op gedronken worden.

Eensklaps vloog Ivan overeind, recht naar de deur toe. Hij rukte die open, sloeg ze met een harde smak weer dicht, was buiten in de kille vriesnacht.

- Ivan! holde Maria hem achterna.

Maar hij kwam niet terug.

 

De volgende dag, tegen valavond, werd voor Ivan een pakje aangereikt. Kleurend, onder de felle spotogen van Maria en Oculi, deed hij het open.

Boven op een kartonnen doos lag, keurig gewassen, gestreken en gevouwen, een zakdoek, zijn zakdoek! En binnen in de doos nog twaalf andere, fonkelnieuwe zakdoeken, met een blauw lintje toegebonden, waaraan een kaartje hing ‘With many thanks.’

Maria zweeg, maar haar wangen gloeiden als pioenen en haar felle ogen staken en spraken. Oculi glimlachte en keek zijn broer ondeugend aan.

- Ge zilt heur moeten goan bedanken! zei hij na een poos.

Ivan stond helemaal beteuterd, als onnozel.

- Dat 'n was nou toch nie nuedig! stamelde hij.

Maria kon zich niet langer bedwingen. Zij barstte plotseling uit in een gelach, dat in hysterisch gehuil ontaardde.

- Wa krijgde gij! riep Oculi ontdaan.

Maria vluchtte in haar keuken weg. Zij schudde haar potten en pannen door elkaar en men hoorde haar nog een hele poos schokken en proesten van 't lachen.

- Ze wordt zot! dachten Oculi en Ivan allebei.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken