Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1006]
[p. 1006]

II

Dzjeurens bleef drie dagen te Wemelbeke op logies in 't Hof van Oostenrijk. Toen had hij er genoeg van. Hij lamijnde, dat hij nu alles gezien had op zijn geboortedorp en dat niets meer hem daar kon interesseren. Hij kon er ook niet aan wennen, dat hij geen badkamer had in 't landelijk hotelletje en dat er geen cinema was. Hij zou liever dood zijn dan daar te leven, zeurde hij. Met drang, doch tevergeefs, poogde hij nog eens Ivan op reis mee te krijgen.

Nu was Ivan alleen met Moeder en met Peetsen op het kleine boerderijtje. Het leven, dat hij daar nu leefde was 't zelfde, dat hij vroeger had gekend. De dingen schenen maar nooit te veranderen in 't oude Vlaanderen. Alles ging er rustig, langzaam, in een soort van lethargie. 't Was 's ochtends vroeg opstaan om de koe en de geiten te melken en te voederen; 't was naar de akker gaan om er te werken; 't was om twaalf uur terugkomen voor 't eten; het was 's namiddags weer hetzelfde doen en 's avonds vroeg naar bed. Zo kwamen er zes eentonige gelijke dagen in de week. En dan was daar de zondag, die afwisseling bracht. 's Zondags ging men naar de hoogmis en daarna naar een paar herbergen, waaronder steeds het Hof van Oostenrijk. Men kon er met de kaart of op het biljart spelen en luisteren naar de nieuwtjes van de dag. Dat was alles. 's Namiddags had men niets te doen dan wat te zitten of te liggen rusten, of eens wandelend rond het akkertje te gaan om te zien hoe de veldvruchten gedijden. Dat was alles. Ook 's zondags ging men vroeg naar bed, omdat men 's anderendaags alweer vroeg op moest zijn. Het leven stond stil in oud Vlaanderen.

Toen Ivan in de Amerikaanse drukte leefde, had hij zo dikwijls naar die rust en die vrede gesnakt. Nu hij daarvan genieten kon, voor weken nog, snakte hij soms weer naar het

[pagina 1007]
[p. 1007]

gejaagd-rumoerige Amerika. Hij dacht aan de avonden vol leven in 't houten huisje, waar altijd drukte en bezoek was; aan de geestige opgewektheid van Maria, aan het gepraat van Oculi, aan de gezelligheid met Franklin en Clotilde, aan de gekke verschijning af en toe van Uncle Gerrit en Mielke Vervaet, aan het gelamijn van Dzjeurens. Men kon zich in Amerika vreemd en heimweeïg voelen; zich vervelen deed men er nooit. Er was geen tijd voor. In Amerika had men nooit tijd genoeg; in oud Vlaanderen steeds tijd te veel. In oud Vlaanderen waren er mensen, zoals meneer Alexander, die nooit in hun leven iets uitgevoerd hadden; in Amerika was zo iets ondenkbaar. In Amerika was te weinig rust; in oud Vlaanderen te veel rust. Het waren twee vreemde werelden, die eigenlijk niets van elkaar konden begrijpen.

Tobberig dacht Ivan daarover na en meteen dacht hij ook weer aan Gladys en aan wat zij in zijn leven was geweest: een wereld op zichzelf; een wereld waar hij even was binnengetreden en die hem toch voor altijd vreemd moest blijven. Een droom, een illusie, een ideaal, een feeërie, die hij een poos in werkelijkheid geleefd had, maar die geen duurzaamheid kon hebben, dat voelde hij zo knijpend-duidelijk, nu hij, wel voor altijd, van haar gescheiden was. Hij kon bij haar terugkeren, en zou terugkeren, maar dát wat eenmaal was geweest, zou toch nooit meer bestaan!

Hij zelf wist niet of hij er nog wel zo diep om treurde. Hij wist niet, als iemand hem gezegd had ‘Gij hebt ze weer terug!’ of hij wel van geluk en geestdrift zou gejubeld hebben. Misschien? Misschien ook niet! 't Was soms zo vreemd in hem; er waren zulke diepe tegenstrijdigheden! En toch zou hij nog om haar lijden, dat voorgevoelde hij. Hij kon zich niet voorstellen, hoe dat zijn zou als hij haar terug zou zien. Hoe moest dat, met die andere man naast haar met wie ze nu waarschijnlijk zou hertrouwen? Was het mogelijk, was het denkbaar dat hij, Ivan, nog bij haar bleef? 't Scheen hem onmogelijk en toch, zolang zij niet zei: ‘Het kan niet nieer!’ moest hij maar afwachten.

Hij leefde in afwachting...! Elke dag verwachtte hij een tijding, van haar, van zijn familie, die hem een beslissing brengen zou. Maar niets kwam en zelf durfde hij niet te schrij-

[pagina 1008]
[p. 1008]

ven. Wat zou hij ook schrijven? Wat zou hij vragen? Hij had drie maanden vakantie en na verloop van die tijd moest hij terug in zijn betrekking. Dat was alles. Meer hoefde er niet over gezegd of geschreven.

Dat besef ging van lieverlede sterker in hem doordringen en gaf een gevoel van rust, dat hem beter van zijn terugkeer in het oud familieleven liet genieten. De dagen schenen hem niet meer zo eindeloos lang en vervelend, en het eenvoudig bestaan om zich heen niet meer zo saai en onbeduidend. Een zachte liefde en belangstelling herleefde in hem, voor zijn oude moeder, voor zijn gebrekkig broertje, voor de mensen uit hun dagelijkse omgeving. Hij voelde weer de mogelijkheid van geluk in nederige eenvoud; en als Lisatje Baere somtijds 's avonds kwam een praatje maken wist hij de intieme bekoring, die van haar uitging, te waarderen. Dan liet hij in de schemering, terwijl zij allen buiten op de drempel in de avondstilte zaten, zijn gedachten gaan als dromen. Het was zo zalig stil en vreedzaam in de lentelucht vol zoete geuren. De westerkim smolt weg in roze wazigheid; de fruitbomen spreidden hun bloeiende tuilen open en meikevers gonsden geruisloos heen en weer. Het waren alom als zachte fluisteringen, als tedere aanmaningen tot kalm en bescheiden geluk. En in de schemering keek hij van terzijde naar Lisatje en liet zich meeslepen in bespiegelingen. Haar fijn profiel tekende zich vagelijk in het halfduister af. Haar blonde haren, die licht om de slapen kroesden, hadden doffe glanzingen, als van tanend goud. Hij dacht aan haar donzig-zachte wangen en dat het zoet zou zijn die te aaien en te zoenen. Hij voelde als 't ware de ongerepte maagdelijkheid van haar nog ietwat tenger figuurtje. Zij was een heel jong meisje nog, fris als de geurige appelbloesems boven hun hoofden. Hij wist, dat zij hem heimelijk liefhad en 't was alsof een schat daar naast hem lag, waarnaar hij maar de hand moest uitsteken. Hij dacht, hij dacht! Hij en Lisatje samen voor het leven verenigd! Het kon; hij moest maar willen; hij moest maar nemen! De nacht daalde over hun stille gevoelens; vleermuizen zweefden geruisloos, als zoekende zielen heen en weer en in de lusttuin van meneer Alexander zongen zo plechtig de verliefde nachtegalen. In sprakeloosheid scheen zoveel gezegd te

[pagina 1009]
[p. 1009]

worden; allen voelden in peinzend stilzwijgen een groot geheim om zich heen. Moeder, de ogen op de sterrenhemel, zat als naar een openbaring te wachten en Peetsen bleef zo roerloos-stil, alsof hij bang was door een woord of een gebaar de mysterieuze bekoring te storen. Amerika leek nu zo ver, zo eindeloos vaag en ver en Gladys een zo vreemde schim, alsof zij nooit in werkelijkheid bestaan had. En zo kwam het als vanzelf op een avond, dat hij, in de zoete schemering op de huisdrempel naast Lisatje gezeten, zijn hand legde op de hare en er die in zachte drukking liggen Het. Zij keek hem aan en haar ogen spraken. Zij drukte zwijgend zijn vingers en iets zaligs stroomde door hun beider lichaam. Noch moeder, noch Peetsen konden iets zien; maar 't was alsof zij het onuitgedrukt voelden. Zij bleven roerloos, heilig stil, terwijl het diep mysterie om hen heen zweefde.

Dat duurde zo een hele poos. Toen vroeg Moeder iets zeer gewoons en onverschilligs aan Peetsen, die zakelijk antwoordde en even opstond om te gaan halen, wat Moeder verlangde. En zij wisten beiden zonder verdere woorden, dat iets groots en plechtigs was gebeurd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken